Een schietpartij, maar waar is het slachtoffer gebleven?

1742
Politievrouw Shanou

We horen hoe de meldkamer een eenheid oproept. Meteen zijn ook wij alert. Het blijkt een melding binnen ons eigen werkgebied te zijn.

Onze opgeroepen collega’s laten van zich horen. “Blijft u luisteren”, antwoordt de centralist van meldkamer. Nu worden ook wij ingeschakeld. We laten weten dat we ter beschikking zijn.

Er is iets loos. Want zodra de meldkamer meerdere eenheden oproept en de woorden ‘blijft u luisteren’ uitspreekt, dan weet iedere diender dat er iets groters aan de hand is. Iets groters dan een fietsendiefstal of een aanrijding.

Zware vesten

We krijgen de opdracht onze zware vesten aan te trekken. Terwijl we ons in die uitrusting hijsen, blijkt dat er een schietpartij is geweest. Zowel de schutter als het slachtoffer zouden niet meer te plaatse zijn.

Dát is een vreemde melding. Er is een schietpartij geweest waarbij iemand is geraakt. Dat de schutter de benen heeft genomen, kunnen we ons indenken. Maar een slachtoffer dat er ook vandoor is gegaan… Hoe zit dat?

Onze zware vesten zijn ook letterlijk zwaar. Maar ze bieden meer bescherming op het moment dat er vuurwapens in het spel zijn. Zo snel als we kunnen, rijden we naar het plaats delict.

Gillende

Zo op het eerste gezicht is daar niets aan de hand. Groepjes jeugd die wat rondhangen en enkele mensen die relaxed op weg zijn naar de snackbar; het lijkt een heel normaal straatbeeld en zeker niet de plek van een ernstig misdrijf. We zien en horen geen gillende of geschrokken mensen. En er is niemand die ons wenkt of ergens op wijst.

Nadat we de meldkamer over onze bevindingen hebben bijgepraat, besluiten we door te rijden naar een naburig ziekenhuis. Want het zou natuurlijk kunnen dat het slachtoffer daar is binnengebracht.

Een goede gedachte. Bij de spoedeisende hulp vraagt een medewerker van het ziekenhuis meteen onze aandacht. Er is zojuist iemand op de fiets bij de hoofdingang aangekomen en daar op de grond gevallen, zo blijkt.

Actie

Dat vraagt om actie. We rennen het ziekenhuis door tot bij de hoofdingang. Er ligt een man op de grond. Hij schreeuwt het uit van de pijn en graait steeds naar zijn buik. Doodsangst straalt uit zijn ogen. “Ik ga dood! Ik ga dood!”, roept hij in paniek, terwijl hij continu naar zijn verwondingen blijft grijpen.

Ik kniel naast hem neer. “Kun je me aankijken”, vraag ik. Ondanks zijn angst lukt dat. Ik probeer hem gerust te stellen en hou hem voor dat de artsen hem zo zullen bijstaan. “Blijf rustig als de dokters er zijn, zodat zij je ook echt kunnen helpen. Kun je dat?”, zegt ik tegen hem. “Ja”, antwoordt de jongeman, terwijl hij mijn hand beetpakt. Bij elke pijnscheut voel ik hem knijpen. 

Dan komen verpleegkundigen en artsen ter plekke die zich om hem bekommeren en het slachtoffer wegvoeren op een brancard.  Vlak voordat de neergeschoten man in slaap wordt gebracht voor een spoedoperatie, mogen we van het verplegend personeel nog even bij hem. Dat willen we uiteraard graag, we dienen immers te gaan uitzoeken wie dit gedaan heeft en we hebben zijn informatie nodig.

Tijd

De tijd dringt. Daarom stellen we direct gerichte vragen. “Weet je wie dit gedaan heeft? Heb je namen? Ken je de daders? Hoe zagen zij eruit?”

Het slachtoffer knikt, buigt voorover en geeft dan – kermend van de pijn – over. We moeten weg, horen we. De man moet onder het mes.

Terug op het politiebureau zetten we alle informatie in het systeem. Dagen en weken verstrijken. De jongeman ligt nog altijd in coma. Er loopt inmiddels een groot onderzoek, ook over het slachtoffer is meer bekend geworden. De jongen blijkt de verkeerde wereld te zijn ingestapt. Een wereld waar je snel geld kunt verdienen maar waar men meedogenloos is. Een wereld waar je altijd achterom moet kijken. Want de criminele wereld is vooral gevaarlijk.

Coma

Af en toe informeer ik bij het rechercheteam dat de zaak in onderzoek heeft. Hij ligt nog steeds in coma, vertellen de rechercheurs steeds.

Maanden later ben ik op het bureau. Bij de balie gaat de bel. Mijn collega die ook bij de schietpartij is geweest, stapt erop af. Even later keert hij verbaasd weer terug. “Er staat iemand bij de balie die zijn medisch dossier komt inleveren voor het onderzoek naar een schietpartij”, zegt hij.

Meteen gaat bij mij een belletje rinkelen. Het zal toch niet? Ik sta op en loop naar het raam vanwaar ik een blik op de balie kan werpen. Ik herken hem onmiddellijk. De man die mijn hand vasthield en die zo bang was om dood te gaan… Hij staat rechtop. Hij praat. Hij lacht. Hij lééft!

*Ben je ook benieuwd naar Shanou’s vorige column? Kijk dan even hier?

Steun de website Femke Fataal

Vond je dit een goed artikel? Laat dan je waardering blijken met een kleine bijdrage. Je kunt me ook met een vaste, maandelijkse bijdrage steunen. Dan kan ik onderzoek doen en schrijven en kun jij mijn verhalen blijven lezen. Dankjewel!

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.