Een slachtoffer van een gewelds- of zedenmisdrijf kan op diverse manieren schade verhalen. Hij of zij kan zich voegen als benadeelde partij in de strafzaak van de verdachte, een civiele procedure beginnen of een aanvraag indienen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven voor een eenmalige tegemoetkoming.
Ik ben Rachella Szafranski en ik werk als advocaat bij Pennino Advocaten in Limburg. Daar hou ik me bezig met de algemene praktijk, het arbeidsrecht, letselschade en de vordering van de benadeelde partij in het strafproces. Mijn maandelijkse columns op FemkeFataal.nl zijn gefocust op het laatstgenoemde rechtsgebied.
Verrekeningsbeding
De laatste tijd zie ik in mijn praktijk dat slachtoffers vaak als eerste een beroep doen op het Schadefonds. Dat is uiteraard geen probleem, maar veel mensen vergeten of weten niet dat het Schadefonds werkt met een zogeheten verrekeningsbeding. Dat werkt als volgt.
Het Schadefonds Geweldsmisdrijven is een zelfstandig onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het verstrekt eenmalige uitkeringen aan mensen die door een geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of psychisch letsel hebben opgelopen. Verder regelt het Schadefonds uitkeringen aan nabestaanden van slachtoffers die door een geweldsmisdrijf of door een schulddelict zijn overleden én het fonds verzorgt tegemoetkomingen aan naasten van slachtoffers met ernstig en blijvend letsel door een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.
Voorwaarden
Er geldt een aantal voorwaarden om in aanmerking te komen voor zo’n uitkering. Zo moet er sprake zijn van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf waardoor het slachtoffer ernstig letsel heeft of had. Het geweldsmisdrijf moet in Nederland zijn gebeurd en het slachtoffer mag geen eigen aandeel hebben gehad in het delict. Tot slot mag de schade niet op een andere manier worden vergoed en moet de aanvraag binnen tien jaar worden ingediend.
Zo’n tegemoetkoming – vanuit de overheid en namens de samenleving – is een uiting van solidariteit en een blijk van erkenning van het onrecht en het leed dat iemand is overkomen. De bijdrage is niet bedoeld om alle schade te dekken, maar wel om het geschade vertrouwen enigszins te herstellen. De overheid wil zo het slachtoffer (financieel) helpen de blik weer op de toekomst te kunnen richten. De ontvanger van de uitkering is vrij in het besteden van het geld.
Letselcategorieën
Het Schadefonds gebruikt zes letselcategorieën waaraan vaste, oplopende bedragen van 1000 tot maximaal 35.000 euro zijn gekoppeld.
Aan de hand van een letsellijst wordt bepaald in welke letselcategorie het opgelopen letsel past. Heb je bijvoorbeeld bij een misdrijf een gebroken oogkas opgelopen waarvoor geen operatieve behandeling nodig was, dan val je in letselcategorie 1 waaraan 1000 euro is verbonden. Is er sprake van – om nog een ander voorbeeld te noemen – een breuk van het kuitbeen, dan valt dat letsel in letselcategorie 3, oftewel: 5000 euro. Het bijbehorende bedrag is de tegemoetkoming die het slachtoffer krijgt voor het overkomen leed (de immateriële schade) en de eventuele financiële schade zoals kosten voor medische hulp en minder inkomsten.
Uitvaartkosten
De uitkering voor een nabestaande of een naaste bestaat altijd uit een vast bedrag van 5000 euro voor het leed en de eventuele verdere financiële schade. Zo’n uitkering voor de nabestaande is aan te vullen met een tegemoetkoming in uitvaartkosten en voor schade door het wegvallen van het inkomen van de overledene.
Het Schadefonds verwacht van het slachtoffer dat hij of zij schade zoveel mogelijk verhaalt op de dader – als bekend is wie dat is, uiteraard. Wanneer een slachtoffer zich als benadeelde partij voegt in het strafproces en de rechter de dader veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer, dan kan het Schadefonds achteraf bepalen dat dat bedrag met de uitkering wordt verrekend. Meestal gaat het dan om het verrekenen van medische kosten, verlies van arbeidsvermogen en smartengeld.
Denkbeeldige
Neem de volgende, denkbeeldige situatie. Een slachtoffer heeft al 2500 euro van het Schadefonds ontvangen en de dader wordt in de strafprocedure veroordeeld tot het betalen van 5000 euro aan schadegeld. Beide bedragen hebben betrekking op het smartengeld. Dat betekent dat het Schadefonds 2500 euro gaat verrekenen. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) krijgt als incasserende partij vervolgens de opdracht om 2500 euro over te maken aan het Schadefonds en 2500 euro aan het slachtoffer.
Dat is de correcte werkwijze, zo’n verrekening achteraf door het CJIB. Maar voor slachtoffers komt dit meestal als een onverwachte en nare verrassing. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat zo’n verrekening tijdens de strafprocedure gebeurt en daar moet je als slachtofferadvocaat verweer op voeren.
Het is goed om het Schadefonds Geweldsmisdrijven als een vangnet te gebruiken. Als advocaat dien je de werking duidelijk uit te leggen aan je cliënt. Zo voorkom je dat een slachtoffer door schade en schande wijs wordt.