Het adoptie-sprookje bestaat meestal niet

3095
Roelie Post, de auteur van deze column, was Europees ambtenaar bij de Europese Commissie in Brussel en deed langdurig onderzoek naar adoptie en kinderhandel.

Adoptie wordt nogal eens gezien als een sprookje. Kinderen zonder ouders, mensen met een kinderwens. Een win-winsituatie voor alle partijen en een uitgekomen droom, hoor je vaak. Helaas, zoals meestal liggen droom en werkelijkheid vaak mijlenver uit elkaar.

Automatisch gaan mijn gedachten terug naar het voorjaar van 2009. Ik maakte op dat moment een drie weken durende rondreis door Roemenië een Duits filmteam. De journalisten maakten er opnames voor de documentaire ‘Zoek een kind, betaal contant, de adoptielobby’. Een bevriend – niet Duits – teamlid gaf me destijds een boek dat hij net uit had. ‘The German Trauma’, geschreven door Gitta Sereny, over de vraag hoe mensen in Duitsland in het reine zijn gekomen met hun naziverleden.

Ontvoeren

Het idee dat ‘The German Trauma’ mijn gedachten even op iets anders zou richten was vergeefs. Al snel belandde ik bij het hoofdstuk over de Lebensborn-organisatie. Ik had daar wel eens van gehoord, maar niet tot in detail. Deel van dat naziproject was om arisch uitziende kinderen uit Oost-Europese landen te ontvoeren.

Het ging om ongeveer 250.000 kinderen. Deze jongens en meisjes werden in Duitse kindertehuizen ondergebracht om te ‘germaniseren’, en zijn daarna beland bij Duitse gezinnen. Ze kregen nieuwe Duitse voor- en achternamen en nieuwe geboorteregistraties. Hun nieuwe ouders werd veelal verteld dat het weeskinderen betrof.

Herenigen

Gitta Sereny was na de oorlog betrokken bij de pogingen van de vroegere, door de VS gestichte en later door de VN overgenomen Unrra, de voorganger van Unicef. Doel was de weggeroofde kinderen te herenigen met hun, voornamelijk, Poolse ouders. Dat waren zeer emotionele gebeurtenissen, waarbij soms de kinderen tegen hun wil bij hun Duitse ‘ouders’ moesten worden weggesleept. Je kunt je voorstellen hoe traumatisch dat moet zijn geweest voor alle betrokken partijen.

Nog steeds is dit hoofdstuk voor velen niet gesloten. Inmiddels tachtigjarigen zijn nog altijd op zoek naar hun ouders en strijden ervoor dat de Duitse regering hen erkend als formele slachtoffers van het naziregime. Wat daarbij niet helpt is dat de Lebensborn-organisatie gedurende de Neurenberg-processen niet schuldig is bevonden. De beweging werd bestempeld als een kinderbeschermingsinstituut. Volgens velen een schandelijke, juridische fout.

Napoleon

Nederland kende in het verleden geen adopties. Tijdens de overheersing door Napoleon Bonaparte was adopteren kortstondig toegestaan, maar daarna werd het snel weer verboden. Het verbreken van bloedbanden werd in die tijd gezien als in strijd zijnde met de openbare orde.

Na de Tweede Wereldoorlog werd adoptie beetje bij beetje ingevoerd in heel West-Europa. In Nederland gebeurde dat voornamelijk op aandringen van pleeggezinnen. Het ging daarbij om pleeggezinnen die joodse kinderen hadden opgenomen. Deze families wensten rechtszekerheid voor het geval de joodse ouders, overlevenden van de holocaust, hun kinderen terug zouden willen.

Ik begrijp dat voor deze kinderen het inderdaad soms, of vaak, beter was om in het pleeggezin te blijven. Wel met contact en respect voor hun ouders. Adoptie echter geeft het kind een nieuwe identiteit en het verbreekt daadwerkelijk de bloedband.

Invoering

De invoering van de Adoptiewet in 1956, op voorstel van de Federatie voor Instellingen voor Ongehuwde Moeders en Kind (FIOM) en International Social Services (ISS-NL), zorgde voor veel leed. Niet alleen kinderen uit de pleegzorg werden geadopteerd. Nee, vooral ongehuwde moeders werden het middelpunt.

Al eerder schreef ik een review over het boek van Eugenie Smits van Waesberghe waarin zij betrokkenen aan het woord laat. Over moeders die onder grote druk hun kinderen hebben ‘afgestaan’. Eenmaal volwassen gaan vele kinderen op zoek naar hun afstammingsgegevens en hun ouders. Bepaald geen makkelijke zoektocht, waarbij tal van hindernissen worden opgeworpen. Niet zelden gaat het om traumatische familiegeschiedenissen die hun sporen van generatie op generatie overdragen.

Twijfels

In 1954 waren er van verschillende kanten grote twijfels geuit over de noodzaak van een adoptiewet. Kinderrechters zagen in de onherroepelijkheid van adoptie een groot probleem. Het aannemen van de adoptiewet zou een stap terug zijn in de moderne wetgeving, omdat de wet voorbijging aan het belang van de bloedband en het weten van wie men afstamt. Echter, de politiek liet zich overreden door pressiegroepen die van mening waren dat de gezinsband belangrijker was dan bloedband.

*tekst gaat door onder foto*

Foto ter illustratie. Photo by Liane Metzler on Unsplash

Toen in de jaren zeventig het aanbod van kinderen voor nationale adoptie opdroogde, werd de aandacht verplaatst naar het buitenland. Hetzelfde patroon herhaalde zich. Er ontstond een vraaggestuurde markt waar kinderen wederom onder dwang of misleiding werden ‘afgestaan’ of op andere wijze van hun ouders werden ontnomen. Het sprookje van het weeskind, of het verlaten kind, niemands kind, bleek ook hier wederom zelden te bestaan.

Zestig jaar later worden de scherven nog steeds bij elkaar geveegd.

Onderzoek

Er is een lopend onderzoek naar binnenlandse adopties. Een onderzoek dat wordt geplaagd door belangenverstrengelingen en grote onduidelijkheid over de gang van zaken. Het verliep dus niet geheel naar tevredenheid van de mensen die het betreft.

Ook naar de buitenlandse adopties is onderzoek verricht. Ook hier werd door betrokkenen zorg uitgesproken over de procedure. Niettemin kwam de commissie-Joustra tot de snoeiharde conclusie dat het demissionaire kabinet de huidige praktijken meteen moet stoppen. Een definitief oordeel over interlandelijke adoptie is dan aan het volgende kabinet.

En dus viert de adoptielobby weer hoogtij. De adoptiebureaus en ‘wensouders’ zijn in vuur en vlam, bijgestaan door invloedrijke adviseurs.

Documentaire

Ik zou zeggen, bekijk ook de Duitse documentaire uit 2009 over de adoptielobby.

De filmploeg waarmee ik in 2009 in Roemenië was, is gelauwerd door ervaringen in oorlogsgebieden. Wat deze journalisten echter in Roemenië filmden, raakte hen hard. Jaren later hoorde ik dat tijdens een anti-traumadag voor journalisten sommigen van hen hadden aangegeven dat het filmen van de adoptie-documentaire trauma’s bij hen had veroorzaakt. Trauma’s van het aanschouwen van het diepe leed dat was veroorzaakt. Het diepe leed van moeders van die hun kinderen verloren aan de adoptie-industrie.

*Lees hier de vorige column van Roelie Post terug.

Steun de website Femke Fataal

Vond je dit een goed artikel? Laat dan je waardering blijken met een kleine bijdrage. Je kunt me ook met een vaste, maandelijkse bijdrage steunen. Dan kan ik onderzoek doen en schrijven en kun jij mijn verhalen blijven lezen. Dankjewel!

2 REACTIES

  1. Er is ook nog een hele andere realiteit en een ander gevoelsleven en het is hoog tijd dat die ook eens benoemd worden en wel door een ervaringsdeskundige, want dat ben ik. Ik ben in 1966 geadopteerd toen ik zesenhalve maand oud was vanuit een katholiek tehuis voor ongehuwde moeders in Utrecht. Mijn (adoptie)vader Theo leeft nog en is inmiddels 93 jaar. Mijn (adoptie)moeder Fien is helaas in de zomer van 2016 overleden. In mijn geval bestaat het adoptiesprookje wél en het was zowel voor mijn adoptieouders (die ik altijd gewoon ‘mijn ouders’ noem) als ook voor mij het beste wat ons heeft kunnen overkomen.
    Ik wil na al dit soort eenzijdige verhalen van de laatste tijd waarin de adoptieouders vaak niet eens genoemd worden of zelfs in een kwaad daglicht worden gesteld als medeplichtigen aan illegale adoptie of als slechte opvoeders ook eens de andere kant belichten die er wel degelijk is. Ik wil op die manier mijn adoptieouders het respect en de eer geven die zij verdienen en zo mijn grote dankbaarheid aan hen tot uitdrukking brengen. Zij verdienen meer aandacht en respect voor het feit dat zij een vaak kansarm kind een goede toekomst hebben gegeven die het zonder hen waarschijnlijk niet zou hebben gehad. Wie weet wat er van mij zou zijn terechtgekomen als ik nog jarenlang van het ene tehuis naar het andere zou zijn gesleept, met alle trauma’s van dien?
    Ik vind de ellende en de drama’s die veel biologische moeders destijds hebben moeten doorstaan echt vreselijk en ze zijn echt meedogenloos en mensonterend behandeld (ook mijn eigen biologische moeder in dat katholieke tehuis voor ongehuwde moeders, ook al heeft zij vrijwillig afstand van mij gedaan omdat zij geen moederrol voor zichzelf zag weggelegd), maar er is daarnaast ook nog een andere kant en een andere werkelijkheid en beleving, namelijk die van het adoptiekind en de adoptieouders. Die zijde blijft mijns inziens veel te veel onderbelicht in het geheel. Want in tegenstelling tot alle negatieve verhalen die vaak het nieuws halen gaat het in de meeste gevallen wél goed tussen een adoptiekind en zijn/haar adoptieouders. Dat weet ik uit de eerste hand van met name andere binnenlandse geadopteerden van rond mijn leeftijd (55) en iets jonger.
    Ik vind dat het begrip ‘bloedband’ zwaar wordt overschat. Wie je emotioneel gezien als je moeder beschouwt hangt niet af van een bloedband of van uit welk geboortekanaal je bent gekomen. Dat gevoel zit diep in je hart!
    Ik ben destijds geadopteerd door twee liefdevolle zorgzame mensen die zelf geen kinderen konden krijgen en die mij een kans hebben gegeven in dit leven die ik zonder hen nooit zou hebben gehad en die mij met alle liefde en veel zorgzaamheid hebben overstelpt. Bij die lieve mensen liggen al mijn herinneringen en emoties en ik beschouw hen als mijn échte ouders. Zo is het altijd geweest en zo zal het ook altijd blijven. En mijn (adoptie)ouders hebben mij ook altijd als hun échte kind beschouwd en mij ook als zodanig behandeld en opgevoed. Mijn biologische moeder was zowel vanwege haar geestelijke toestand als ook door persoonlijke omstandigheden en problemen niet in staat om mij een goede opvoeding te geven, dus het was uiteindelijk het beste voor iedereen dat het zo is gelopen. Ik zie dat ook als een soort lotsbestemming en een redding dat ik bij deze ouders ben terechtgekomen. Toen ik 21 jaar was heb ik mijn biologische moeder uit nieuwsgierigheid opgezocht (en een paar jaar later ook mijn biologische vader met wie mijn moeder nooit een echte serieuze relatie heeft gehad), maar een moederfiguur is zij qua gevoel nooit voor mij geweest. Wij waren niet meer dan gewoon goede kennissen die af en toe met elkaar contact hadden, zoals op verjaardagen en tijdens feestdagen. Mijn biologische moeder is vorig jaar overleden. Maar ik heb voor mijn gevoel maar één moeder gehad en dat is zij die mij destijds heeft geadopteerd en met veel aandacht, liefde en zorgzaamheid heeft grootgebracht.
    Voor mij is de geestelijke en emotionele band die je met iemand hebt en ten diepste voelt veel belangrijker dan welke bloedband of genetische verwantschap dan ook. Moeder ben je niet alleen door een kind op de wereld te zetten, maar toon je ook daarna door je gedrag t.o.v. van je kind en hoe je het opvoedt. Dit is dus mijn persoonlijke beleving en mijn eigen werkelijkheid, maar ik doe daarbij niets af aan die andere werkelijkheden vanuit de beleving van de biologische moeder bezien die vaak afschuwelijk was. En ik doe ook niets af aan het gevoel van al die adoptiekinderen die hun biologische moeder ook emotioneel gezien als hun echte moeder beschouwen. Een gevoel dat ik echter niet ken. Ik ben mijn biologische moeder dan ook niet om de hals gevlogen toen ik haar voor het eerst ontmoette zoals je vaak in het televisieprogramma ‘Spoorloos’ ziet. Gewoon een handje ter kennismaking en meer niet. Dat paste bij mijn gevoel van dat moment en ik merkte dat dat voor mijn biologische moeder ook zo gold, een bepaalde afstand en eerst voorzichtig aftasten. Het één is niet beter dan het andere, want dit gaat om iets heel persoonlijks en een oergevoel wat je nooit voor een ander kan invullen. De ene heeft dat nou eenmaal met de biologische moeder en de ander zoals ik bij de adoptiemoeder. Bij haar liggen al mijn herinneringen sinds mijn vroegste jeugd en dus ook mijn emoties wat de moeder/zoon-verhouding betreft. Althans, zo voel ik dat ten diepste. Dit is hoe ik het voel en ervaar, maar dat kan voor een ander adoptiekind natuurlijk weer heel anders zijn. Deze verschillende belevingen kunnen heel goed naast elkaar bestaan zonder hierbij de gevoelens van de ander te relativeren of te bagatelliseren. Maar ik vond dat het hoog tijd was om eindelijk ook eens deze beleving van een adoptiekind voor het voetlicht te brengen die meestal nogal ondersneeuwt als het om dit onderwerp gaat, want ik weet dat meer adoptiekinderen dit net zo voelen als ik.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.