Op het moment dat mijn partner Stefan werd vermoord, was onze zoon niet thuis. Hij logeerde bij zijn oma, de moeder van Stefan. Een geluk bij een ongeluk.
Ik had er niet aan moeten denken dat ik die nacht niet naar buiten was gegaan, maar dat er opeens agenten voor mijn deur hadden gestaan. Dat mijn zoon dan wakker was geworden en ik meteen had moeten vertellen wat er aan de hand was.
Dat ik zo alleen het onvermijdelijke uitstelde, realiseerde ik me toen nog niet.
Leeg
De middag na de moord op Stefan was ik eindelijk weer thuis. Het huis voelde leeg. Koud zelfs. Mijn telefoon ging non-stop. Onze zoon was nog steeds bij oma. Hoewel ik hem het liefst de hele dag wilde vasthouden, wist ik ook dat ik niet in staat was om nu voor hem te zorgen.
De beste vriend van Stefan kwam langs, met zijn vrouw. Onze kinderen waren vrienden en op dat moment allebei twee jaar oud. “We willen heel graag deze week voor jullie zoon zorgen, zodat jij van alles kunt regelen en even tot jezelf kunt komen”, zeiden ze.
Het was het mooiste cadeau dat ik die dagen had kunnen krijgen. Dankbaar heb ik aanvaard. Omdat ik zo graag onze zoon wilde zien, besloot ik hem eerst zelf op te halen bij oma en hem naar onze vrienden te brengen.
Geknuffeld
Toen ik die middag binnenstapte bij oma, zat onze zoon een spelletje te spelen op de tablet. Zorgeloos. Geen vuiltje aan de lucht. Mijn tranen wegslikkend heb ik hem geknuffeld. Net zo lang tot hij er genoeg van had. Ik bracht hem naar onze vrienden. Hij was super enthousiast. Logeren! Gezellig.
Wat later reed ik weg bij ze, onze zoon daar achterlatend. Ik heb mijn ogen uit mijn kop gejankt. Ik, de slechtst moeder ooit, liet haar kind achter. Omdat ze niet voor hem kon zorgen. Dat dit op dat moment het beste was wat ik als moeder had kunnen doen, realiseerde ik me pas maanden later.
De dag dat hij weer terugkwam, staat in mijn geheugen gegrift. Ik gun het mijn ergste vijand niet.
Toen hij werd thuisgebracht, sliep hij. Ik kon alleen maar huilen. We hebben hem in bed gelegd en ik ben op de bank gaan zitten afwachten. Uiteindelijk werd hij wakker. Hij rende op me af en ik kreeg een dikke knuffel.
Vraag
Natuurlijk kwam toen de onvermijdelijke vraag: “Waar is papa?”
Ik dacht dat ik goed voorbereid was. Ik dacht dat ik deze vraag wel aankon. Ik had tips gekregen van Slachtofferhulp. Maar niets had me hierop kunnen voorbereiden. Hoe leg je een kind van twee uit dat zijn vader nooit meer terugkomt? Ik hield hem een paar dingen voor.
“Papa is dood en dat betekent dat hij niet meer ademhaalt.”
“Papa is dood en dat betekent dat hij zijn ogen niet meer open kan doen.”
“Papa is dood en dat betekent dat hij nooit meer bij ons terugkomt.”
Onze zoon werd boos. Heel boos. Hij maakte zich van me los en stampvoette. “Ik geloof je niet. Papa is verstopt.” Hij begon te zoeken en trok de kasten open. Zocht achter de gordijnen en dook vervolgens op zijn knietjes om onder het bed te kijken.
Hartverscheurend
Hartverscheurend was het. Dat hij zijn vader niet vond, was voor hem prima. Dan zou hij hem ’s avonds wel zien. Maar ook ’s avonds kwam papa niet thuis. Net zoals de dag erna, en de dag daarna.
Pas toen ik hem na een paar dagen voorlas uit een Nijntje-boekje waarin de oma van Nijntje overlijdt en begraven wordt, vielen er wat kwartjes. “Dus papa ligt onder die mooie steen?”, vroeg hij.
We kletsten wat over de mooie steen. Ik gaf hem een kus. “Welterusten lieverd”, zei ik.
“Slaap lekker mama. En slaap lekker papa onder je mooie steen.”
De vorige column van Janke kun je hier lezen.