
Lieve Cleo,
Over ons vak van recherchepsycholoog bestaan nogal wat misvattingen. Zo lijken sommige mensen te denken dat psychologen iemands gedachten kunnen lezen. Ik heb al veel mensen moeten teleurstellen. Dat kunnen we niet.
Een andere, hardnekkige mythe is het idee dat recherchepsychologen aan de hand van iemands non-verbale gedrag kunnen aangeven of die persoon liegt of niet. Collega-recherchepsycholoog Martijn van Beek heeft de onmogelijkheden daarvan inzichtelijk beschreven in het Tijdschrift voor de Politie.
Het zou natuurlijk superhandig zijn als we op basis van iemands houding konden bepalen of die persoon loog. Dat zou ontzettend veel tijd en energie schelen. In veel Hollywoodfilms en televisieseries gebeurt het met groot gemak. Zo wordt in de serie CSI elke zaak in 45 minuten opgelost: met een feilloos en bovennatuurlijk ingenieus ICT-systeem dat alles aan alles kan linken, doorzien de rechercheurs iedere boef. Heel onrealistisch.
Leugendetectie
Dat geldt ook voor leugendetectie op basis van non-verbaal gedrag. Dat is op tv vele malen mooier dan in het echt. Nadeel van die avontuurlijke televisieseries is dat mensen verwachten dat het in de praktijk ook zo eraan toegaat.
Nogal wat mensen menen dat je veel kunt aflezen aan iemands non-verbale communicatie. Dat komt omdat we allemaal wel die ervaring hebben. Hoe iemand iets zegt en welke houding die persoon aanneemt, zijn zaken die we relevant vinden voor onze relatie tot die persoon. Het zegt iets over de verhoudingen tussen mensen.
Waarde
Maar bij de politie en zeker in het kader van de opsporing, hebben non-verbale uitingen meestal weinig waarde. Het is veel belangrijker wát iemand zegt, dan hoe die persoon dat zegt. Wat iemand zegt, kun je objectief toetsen. Klopt die informatie met het overige bewijs in de zaak? Leveren de verklaringen ook nieuwe inzichten en opsporingsmogelijkheden op? Hóe iemand iets zegt, voedt misschien wel onze overtuigingen over die persoon, maar vult het bewijsmateriaal niet concreet aan.
Dit dilemma heb ik jaren geleden aan den lijve ondervonden. De zaak betrof een kinderdoding, waarbij beide ouders als verdachte waren aangemerkt. De ene ouder was overduidelijk in de rouw, stelde zich schuldbewust op en huilde veel tijdens het verhoor. De andere ouder was ontwijkend, gladjes in woord en gebaar en kwam heel onsympathiek over door glimlachjes en stiltes op ongepaste momenten. Het was een opvallend verschil in opstelling tussen beide ouders.
Reageren
Door onze eigen verwachtingen over hoe ouders in zo’n (extreme!) situatie reageren, vinden we de huilende ouder normaal en de gladde ouder verdacht.
Aan mij werd gevraagd om dit verschil tussen beide ouders te duiden, in de hoop dat dat tevens als bewijsmiddel kon dienen. De zaak had me erg geraakt en ik vond de gladde ouder ook zeer onsympathiek en ongeloofwaardig; ik was er eigenlijk ook wel van overtuigd dat deze ouder de hoofddader was, maar ik heb niet op die manier bijgedragen aan het bewijsmateriaal. Ik maakte me er niet populair mee, maar kon niet anders dan trouw zijn mijn expertise en de beperkingen daarvan.
Advies
Mijn advies was om alles wát de verdachten hadden gezegd te gaan onderzoeken, om te kijken waar er bevestiging van hun verhaal was, waar er leugens waren verteld, en waar er mogelijk gaten in het verhaal zouden zitten.
Ook luidde mijn advies wom goed, maar neutraal door te vragen op inhoudelijk detailniveau en om stap voor stap tegenstellingen tussen de verklaringen en de overige aanwijzingen bloot te leggen en verduidelijkt te krijgen. Dat blijkt namelijk het beste bij te dragen aan waarheidsvinding. Dit alles is natuurlijk veel te saai voor de tv. Maar goed dus dat ik niet in ‘Flikken’ zit, maar gewoon bij de politie.
Lieve Bianca,
Ook ik kan me direct zaken voor de geest halen waarin mijn nuchtere advies met teleurstelling werd ontvangen. De enige manier om zeker te weten of iemand liegt, is om hem of haar iets te vragen waarop je het antwoord al weet.
Feitenonderzoek
Daarom is feitenonderzoek zo belangrijk: hoe meer feiten je kent, hoe beter voorbereid je je verhoor kunt ingaan. Niet alleen politiemensen hebben soms misvattingen over wat je aan iemands gedrag zou kunnen aflezen, mensen in het algemeen hechten veel waarde aan hoe iemand iets zegt, welk gedrag hij of zij daarbij wel of juist niet laat zien en wat dat dan betekent voor het waarheidsgehalte van iemands verhaal.
In het gewone leven kan onenigheid over de vraag of iemand geloofwaardig is al de nodige problemen opleveren, laat staan tijdens een opsporingsonderzoek. Er is niet altijd begrip voor het feit dat de politie aan waarheidsvinding doet en dus neutraal moet zijn.
Impact
Bij delicten die een grote impact op mensen hebben, zijn heftige emoties uiteraard eerder regel dan uitzondering. Kritisch doorvragen om zo veel mogelijk informatie (feiten!) te verzamelen wordt dan soms geïnterpreteerd als twijfelen aan iemands geloofwaardigheid. Hoe doe je goed en gedegen onderzoek waarbij je ieders rechten respecteert en probeert zo min mogelijk (psychische) schade aan te richten? Vooral in zedenzaken kan dat ontzettend moeilijk zijn.
*de tekst gaat door onder de foto:*

De afgelopen jaren is er bijvoorbeeld veel discussie geweest over de vraag of je de term ‘aangever’ of ‘slachtoffer’ moet gebruiken wanneer er wordt verwezen naar mensen die komen melden dat ze slachtoffer zijn geworden van een seksueel delict. Mensen zouden zich niet geloofd of niet serieus genomen voelen wanneer zij als aangever betiteld zouden worden.
Term
Het is een beetje gek als je bedenkt dat we nog nooit problemen hebben gehad met het gebruiken van de term ‘verdachte’ totdat een rechter bepaald heeft dat diegene een dader is. Deels komt dat wellicht doordat iemand iets ergs kan hebben meegemaakt en zich dus terecht slachtoffer voelt van iets wat juridisch misschien geen strafbaar feit of veroordeling oplevert. Dan is het begrijpelijk dat diegene zich miskend voelt.
De emoties in dit soort discussies lopen vaak hoog op, zeker in de media en op sociale media. Ik ben daarom altijd erg onder de indruk van politiecollega’s die mensen op een invoelende en professionele manier kunnen uitleggen hoe een opsporingsonderzoek werkt, wat van belang is en dat geloofwaardigheid niet het centrale begrip is, maar waarheidsvinding.
Eerlijk zijn over het feit dat de realiteit soms teleurstellend (en oneerlijk!) is; volgens mij zouden we dat allemaal wat vaker moeten zijn.
*Lees ook de vorige briefwisseling tussen recherchepsychologen Bianca en Cleo. Over wappies. En Nostradamus.
Ook in de gevangenissen is uitgebreid onderzoek gedaan naar non verbaal gedrag. Het had niet meer voorspellende waarde als toeval. Helaas. Analyse van data levert meer op.