Hoe trek je een rechter over de streep? Hoe zorg je ervoor dat een rechter gaat twijfelen? Hoeveel ervaring je als advocaat ook hebt, het blijft lastig om in het hoofd van rechters te kijken en de uitkomst van een strafzaak te voorspellen.
In Nederlandse strafzaken moet er op de eerste plaats voldoende wettig bewijs zijn om tot een veroordeling te kunnen komen. Er zijn duidelijke bewijsregels van toepassing. Zo is één getuige niet voldoende, tenzij deze getuige een politieagent is die zijn verklaring op ambtseed heeft opgemaakt. Tot zover heldere regels. Maar er is ook nog zoiets als rechterlijke overtuiging.
In artikel 338 van het Wetboek van Strafvordering staat namelijk het volgende: ‘Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan door den rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door den inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen.’
Géén ruimte
Rechters moeten dus bij elke veroordeling ook de overtuiging hebben dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd. Er is géén ruimte voor twijfel. Bij twijfel dient vrijgesproken te worden. Overtuiging is natuurlijk iets persoonlijks en kan van rechter tot rechter verschillen. Met goed onderbouwde verweren kun je als advocaat ervoor zorgen dat je een rechter goed laat nadenken over de vraag of hij wel echt overtuigd is van de schuld van je cliënt.
Kort geleden was ik met mijn cliënt bij de politierechter. De man had onder een Facebookpost van graafwerkzaamheden bij een gebedshuis geschreven dat een bommetje erop wonderen zou doen.
Het Openbaar Ministerie vond dat mijn cliënt zich schuldig had gemaakt aan opruiing. Bij opruiing is van belang wat de gedachte van de persoon was op het moment dat hij de uitspraak deed. Als hij zich had moeten realiseren dat zijn uitspraak mensen zou kunnen aanzetten tot strafbaar gedrag, dan kan hij veroordeeld worden.
Fout
Volgens het OM stond buiten kijf dat de man fout was geweest. Mijn cliënt deed vervolgens op indringende wijze zijn verhaal. Hij was nog nooit met justitie in aanraking geweest, was echtgenoot en vader, werkte fulltime en hij had alleen een grapje gemaakt op Facebook. Als er immers een bom zou ontploffen op de plek waar werd gegraven, dan hoefde men natuurlijk minder te graven..
De politierechter nam een paar minuten voor zichzelf om na te denken over zijn oordeel. Daarbij moest hij zich vooral afvragen of hij de man geloofde en of hij ervan overtuigd was dat mijn cliënt strafbaar had gehandeld. In dit geval oordeelde de rechter hem oprecht te vinden, zijn verhaal te geloven en niet de overtuiging te hebben dat mijn cliënt kwade bedoelingen had gehad. Vrijspraak dus!
Houding
De houding van de verdachte kan cruciaal zijn bij een twijfelende rechter. Een verdachte die op een heldere en nette manier zijn beweegredenen naar voren brengt, krijgt de volle aandacht van rechters. Onderuitgezakte, ongeïnteresseerde verdachten zullen daarentegen niet snel het voordeel van de twijfel krijgen.
Verdachten hebben met hun houding vaak veel meer invloed op de rechterlijke overtuiging dan zij denken. Non-verbale communicatie speelt een grote rol. Het is niet voor niets dat mijn collega’s en ik door het hele land in deze coronatijd soms smeken om onze cliënten vanuit de gevangenis naar het gerecht te brengen. Waar gerechten een strafzaak vaak via video willen afdoen, is het voor het slagen van verweren en de rechterlijke overtuiging van belang dat verdachten ter zitting, dus lijfelijk aanwezig in de rechtbank, hun verhaal kunnen doen.
Mensenwerk
Ook rechterswerk is mensenwerk. Verdachten kunnen bij de rechtbank vrijgesproken worden, terwijl het gerechtshof in hoger beroep komt tot de oplegging van een jarenlange gevangenisstraf. De rechterlijke overtuiging speelt daarbij een grote rol en houdt het tevens spannend!
*Lees ook Bo’s vorige column over het zoekraken van strafdossiers!
Er moet wettig en overtuigend bewijs zijn, dat is duidelijk. De houding van een verdachte kan nog al eens het verschil maken, lijkt het. Nu is de ene zaak de andere niet – er zijn zaken waar fysiek bewijs al snel boekdelen spreekt. Maakt ‘houding’ dan nog zoveel uit? De ‘Facebook-zaak’ lijkt een eenvoudige: hier ging het vooral om een ‘kijkje in het hoofd’ en daarin heeft de verdachte een goed verhaal gehouden en overtuigde de rechter.