Laatst werd mij weer eens de standaardvraag gesteld die iedere strafrechtadvocaat voor zijn kiezen krijgt; “Hoe kun je mensen verdedigen van wie je weet dat ze een ander hebben gedood?” Ik gaf het antwoord dat ik inmiddels al vele keren heb gegeven; ik verdedig niet de daden, maar sta de persoon achter de verdenking bij.
Er moet, of hij of zij het nu gedaan heeft of niet, ook ruimte zijn voor de verdachte om zijn of haar kant van het verhaal te kunnen vertellen. Wanneer een verdachte hier niet toe in staat wordt gesteld, valt ook niet te beoordelen of iemand al dan niet terecht is veroordeeld en onder welke omstandigheden dit is gebeurd.
Als je zelf in die positie terecht zou komen, zou je dat toch ook willen? Want hoe vaak is het niet in het dagelijks leven dat je er zelf ook mee geconfronteerd wordt dat een situatie die je zelf hebt meegemaakt door een ander toch nét anders wordt voorgespiegeld dan hoe je het zelf hebt ervaren?
Strafbare
Dat is niet anders als het gaat om strafbare feiten. Zeker niet wanneer het gaat om levensdelicten waarin emoties vaak een grote rol spelen. Ook dan zitten er meerdere kanten aan een verhaal. Bovendien, wanneer de verdachte een goede verdediging heeft gehad, krijgt ook het vonnis van de rechter meer kracht. Alle standpunten zijn dan onderzocht voordat de rechter zijn oordeel geeft.
Op het moment dat ik in een dergelijk gesprek vertel dat ik ook nog eens veel zaken doe waarin tbs een rol speelt, worden de ogen vaak nog groter. “Sta je zelfs deze monsters bij”, lees ik dan bijna in hun ogen. Als ik vertel dat ik hen ook nog eens een-op-een spreek in hun eigen kamer in de tbs-kliniek, raak ik al snel verzeild in gesprekken met vragen of ik niet bang ben tijdens zulke bezoeken en of ik dan wel of niet word beveiligd.
Ik probeer in dit soort gesprekken altijd duidelijk te maken dat het niet zo is dat de mensen die achter de tralies zitten heel andere mensen zijn dan de mensen die vrij rondlopen.
Geen monster
Een tbs-gestelde is geen monster dat nooit meer in de maatschappij kan functioneren. Het is iemand met een psychiatrische stoornis die een (ernstig) strafbaar feit heeft begaan. Het strafbare feit waarvoor iemand de tbs opgelegd heeft gekregen, is meer dan eens het gevolg geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Het is niet zo dat een tbs-gestelde de neiging heeft zomaar iemand wat aan te doen. Een beeld dat kennelijk wel bestaat. Anders zou ik zulke vragen niet zo vaak krijgen.
Ik hou het altijd maar op onbekendheid met de wereld waarin ik werk. Het onbekende is vaak eng.
Het valt me telkens weer op dat mensen in het algemeen wel enige kennis hebben van de wijze waarop een strafzaak verloopt, maar slechts tot aan het moment dat een straf of maatregel is opgelegd. Zodra bij ernstige feiten tbs wordt opgelegd, wordt de verdachte meer dan eens bestempeld als monster waarbij je niet meer in de buurt zou moeten komen.
Vrijkomt
Wat er daarna in het kader van de opgelegde tbs-maatregel gebeurt, daar heeft men geen idee van. Velen maken zich er alleen druk om wanneer een tbs-gestelde mogelijk weer vrijkomt en welke risico’s daaraan in hun beleving zouden zitten.
Zo ook in dit laatste gesprek. Mijn gesprekspartner vroeg me waar ik dan voldoening uit haalde. Mijn antwoord was dat dit zo is als ik verschil heb kunnen maken in een zaak.
Mijn gesprekspartner haakte hierop direct aan door te insinueren dat dit dan vooral zo moet zijn als iemand wordt vrijgesproken die het heeft gedaan. Mijn reactie was anders en verbaasde haar. Ik vertelde dat cliënten inderdaad weleens worden vrijgesproken terwijl ze ‘het’ hebben gedaan maar dit over het algemeen niet de zaken zijn waar ik voldoening uithaal. In zulke dossiers wordt de vrijspraak meer dan eens niet bereikt vanwege mijn inspanningen, maar vooral omdat het Openbaar Ministerie haar werk dan uitermate slecht heeft gedaan.
Resultaat
Ik vertelde haar over een zaak waar ik wél erg blij mee was. Een zaak die op het oog weinig betekenisvol lijkt, maar waarin ik voor cliënt een enorm resultaat heb bereikt.
De man in kwestie was in afwachting van plaatsing in een tbs-kliniek en had te horen gekregen dat hij in Groningen zou worden geplaatst. Dat zou voor hem betekenen dat zijn moeder, een wat oudere vrouw, niet langer bij hem op bezoek kon komen vanwege de afstand. Dat zou anders zijn als hij in de tbs-kliniek in Venray geplaatst zou worden.
Mijn cliënt keek terug op een duistere tijd, voelde zich inmiddels weer wat beter en beschouwde zijn moeder als zijn enige steun en toeverlaat. Ook de moeder heb ik gesproken. Ze had er veel verdriet van dat zij haar enige zoon niet langer zou kunnen zien.
Neergelegd
De vrouw had zich er allang bij neergelegd dat zij haar zoon mogelijk nooit meer in volledige vrijheid zou zien, maar trok zich op aan de wekelijkse ontmoetingen met hem. Zij was blij dat haar zoon, die enorm verward was geweest ten tijde van het delict, weer aanspreekbaar was en genoot van de gesprekken met hem. Gesprekken over alledaagse zaken waarbij de wisseling van personeel of kooktips de revue passeerden. Een moeder met een warm hart die, net als moeders in het algemeen, heel veel van haar kind houdt.
Ik ben in overleg gegaan met de afdeling die de plaatsingen van tbs-gestelden regelt. Met het verzoek om mijn cliënt aan te melden voor Venray om het verdere tbs-traject met een positieve start te kunnen laten beginnen. De steun van het sociaal netwerk van een tbs-gestelde is immers van groot belang voor een succesvol verloop van de behandeling. Hierover bestaat geen discussie. Uiteindelijk stemde men met mijn voorstel in. Zowel mijn cliënt als zijn moeder sprongen een gat in de lucht toen ik hun dit vertelde.
Welbevinden
Dit is zo’n zaak waar ik het als advocaat voor doe, vertelde ik mijn gesprekspartner. Als ik niets had gedaan, hadden mijn cliënt en zijn moeder elkaar niet meer kunnen zien. Dat was niet ten goede gekomen aan hun welbevinden en evenmin aan het verloop van de behandeling van deze man.
De reactie van mijn gesprekspartner verbaasde mij niet. “Als hij zijn moeder had willen blijven zien dan had hij het maar niet moeten doen”, zei ze. Toen ik haar vroeg of zij als moeder van een zoon hetzelfde zou denken wanneer háár zoon vast kwam te zitten, werd het stil.
*Wendy’s vorige column gaat over cold cases. Je kunt ‘m hier lezen.