Verkeersdelicten zijn er in veel soorten en maten. Af en toe ontstaat verontwaardiging over de straffen die door rechters worden opgelegd bij verkeersongevallen met een dodelijke afloop.
Vaak stroken de verwachtingen van nabestaanden van dodelijke verkeersongevallen, van de samenleving en van de media niet met de toegepast strafmaat. Het is moeilijk uit te leggen waarom een straf voor een verkeersdader, oftewel een veroorzaker van een dodelijk verkeersongeval, niet even hoog is als bij moord of doodslag. In deze column neem ik je mee langs een aantal afwegingen die een rechter hierbij maakt.
Jarenlange
Bij moord of doodslag volgt meestal een jarenlange gevangenisstraf. Een cruciale factor die meespeelt is dat de dader met opzet iemand heeft gedood. Die opzet moet worden bewezen om tot een veroordeling te komen.
Bij een dodelijk ongeluk is van opzet (meestal) geen sprake. Automobilisten hebben vrijwel nooit de intentie om een ongeluk te veroorzaken, laat staan iemand te doden. Ze maken wel fouten in het verkeer, waarmee ongewild de dood van een ander kan worden veroorzaakt. Daarom worden lagere straffen opgelegd dan wanneer er opzet in het spel is.
Meijelse
Ik kan mij nog goed de Meijelse strafzaak herinneren die tijdens mijn studiejaren speelde. Een Poolse automobilist stond terecht, omdat hij een tweejarig meisje en haar grootouders had doodgereden. Toen de rechter in eerste aanleg een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van één jaar oplegde, gooide de vader van het meisje uit pure woede en frustratie een stoel naar de rechter.

Iedereen kon dat op tv en social media zien. Het was voor de rechtbank echter onvoldoende zeker dat de verdachte harder had gereden dan de toegestane maximumsnelheid. Om die reden konden de rechters de verdachte niet veroordelen voor dood door schuld in het verkeer (ex artikel 6 van de Wegenverkeerswet) maar slechts voor het verwijtbaar veroorzaken van hinderlijk gedrag in het verkeer (ex artikel 5 van de Wegenverkeerswet). Dat alles ondanks het feit dat er drie doden waren gevallen.
Hoger beroep
In hoger beroep werd de verdachte alsnog veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden en een onvoorwaardelijke rijontzegging van vier jaar. Voor het hof stond wél met voldoende zekerheid vast dat de verdachte te hard reed. Het was de zwaardere kwalificatie, artikel 6 in plaats van artikel 5, die leidde tot een hogere straf.
Een recenter voorbeeld betreft de Pinkpop-zaak. Bij die aanrijding kwam een man om het leven, drie anderen raakten zwaar gewond. Het Openbaar Ministerie eiste achttien maanden celstraf en een rijontzegging van vijf jaar.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet onvoorzichtig of onoplettend had gereden. Wel had hij de mensen die op de weg zaten, moeten en kunnen zien, en zijn snelheid moeten aanpassen. Ook werd het hem verweten dat hij na het ongeval is doorgereden. Een taakstraf van 120 uur en een rijontzegging van zes maanden vond de rechter passend. Daarop ging het OM in hoger beroep. Dat beroep loopt nog.
Aanmerkelijke
De doorslaggevende vraag is of de verdachte ‘aanmerkelijke schuld’ heeft. Er bestaan drie categorieën, oplopend in ernst en strafhoogte.
Ten eerste is er onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag, bijvoorbeeld te hard rijden wanneer het zicht slecht is. Ook kan er sprake zijn van een grove verkeersfout, bijvoorbeeld veel te hard rijden en je passagiers geen gordel laten dragen.
De laatste categorie is roekeloos rijden, bijvoorbeeld onder invloed van alcohol en met een snelheid van 120 kilometer per uur over een landweggetje scheuren. Dat is tevens de zwaarste categorie. De rechter bepaalt altijd per zaak en aan de hand van de omstandigheden welke categorie van toepassing is.
Verschillende
De rechter is gebonden aan de straffen die er in de wet staan voor de verschillende delicten. De straffen die kunnen worden opgelegd zijn, afhankelijk van wat er bewezen wordt geacht, een boete, een taakstraf, ontzegging van de rijbevoegdheid en/of een (voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Gaat het om een overtreding conform artikel 5 van de Wegenverkeerswet, dan volgt een relatief lichte straf: een maximale boete van 8700 euro en hechtenis van maximaal zes maanden. De maximale ontzegging van de rijbevoegdheid is twee jaar en bij recidive vier jaar.
Is de bestuurder schuldig en gaat het om een misdrijf conform artikel 6 Wegenverkeerswet, dan kan de rechter een beduidend zwaardere straf opleggen: een maximale boete van 21.750 euro en een maximale gevangenisstraf van negen jaar. De maximale ontzegging van de rijbevoegdheid is in dit geval vijf jaar en bij recidive 10 jaar.
Complexe
Straffen en verkeer; het blijft een complexe combinatie. Het is de taak van de rechter om steeds te kijken of iemand het verkeersdelict heeft gepleegd en zo ja, in hoeverre dat hem of haar te verwijten valt.
De rechter moet hierbij oorzaak en gevolg van elkaar scheiden én dat is nu juist wat vaak moeilijk te begrijpen is, al helemaal als er dodelijke slachtoffers zijn gevallen.
Vaak is er sprake van onherstelbaar leed. Dat leed is echter niet maatgevend voor de hoogte van de straf. Dat is de mate van schuld aan het ongeval. Naarmate de verwijtbaarheid groter is, wordt de straf ook hoger. Maar welke strafmaat er ook wordt gehanteerd; een straf zal nooit het leed en het verdriet ongedaan maken. Toch speelt het desondanks een grote rol bij de verwerking en het emotionele herstel.
*Lees ook Rachella’s vorige column: over noodweer en noodweerexces.