Een pijnlijke vraag die zich hoe dan ook opdringt maar waarover justitie in alle talen zwijgt. Twee van de vier verdachten van de dodelijke explosie in Den Haag blijken al een week eerder elders in het land te zijn aangehouden met onder meer een grote partij gevulde jerrycans en zwaar vuurwerk in hun auto. Hoe kan het dat dit duo klaarblijkelijk binnen no time alweer vrij rondliep en een week later ongehinderd kon toeslaan in Den Haag?
Op 1 december stuiten surveillerende politieagenten in Oosterhout, blijkens een bericht op politie.nl, op een verdachte situatie. Rond kwart over twee die nacht zien de agenten op een parkeerterrein aan de Zuiderhout een geparkeerde bestelbus met brandende verlichting en stationair draaiende motor. De alerte surveillanten stappen uit en controleren de bestelbus. In de laadruimte liggen een brandblusser, fakkels, zwaar vuurwerk, extra kleding en maar liefst 14 jerrycans. Wat er in de jerrycans zit is dan nog onbekend, maar dat het niet om limonade gaat lijkt evident.
Misdrijf
De twee inzittenden van de bus – mannen van 23 en 29 jaar uit Roosendaal – worden aangehouden en verhoord. De politie neemt het bestelbusje en de verdachte inhoud in beslag. De verdenking tegen het duo: het voorbereiden van een misdrijf.
Wat er daarna gebeurt, is nog onduidelijk. De twee moeten op enig moment echter weer zijn vrijgelaten, want maandag 9 december worden beiden – met nog een derde verdachte uit Rotterdam – opnieuw in de boeien geslagen. Weer later volgt een vierde aanhouding in Oosterhout. De groep is volgens justitie betrokken geweest bij de enorme explosie aan de Tarwekamp in Den Haag waarbij op zaterdag 7 december zes mensen werden gedood en vier mensen gewond raakten.
Die gang van zaken roept vragen op. Hoe kan het dat de twee klaarblijkelijk alweer binnen dagen de straat op werden gestuurd onder zulke verdachte omstandigheden? Was de aanslag in Den Haag mogelijk te voorkomen geweest? Een rondgang langs enkele deskundigen.
Doelwit
“Terugkijkend op de aanhoudingen in Oosterhout en de goederen die in de bus lagen, ga je er als politie uiteraard vanuit dat het tweetal een aanslag in voorbereiding had”, aldus oud-rechercheur Dick Gosewehr. “De politie had kunnen weten dat het niet waarschijnlijk was dat dat misdrijf in Oosterhout zou worden gepleegd. Aanslagplegers gaan niet eerst een tijd in een auto met draaiende motor en brandende lampen voor hun beoogde doelwit staan wachten. Het had dus op een andere plek moeten gebeuren.”
Na de aanhouding en inbeslagname van de auto en explosieve inhoud is ongetwijfeld de recherche ingeschakeld. “Dan kun je twee dingen doen”, vervolgt Dick Gosewehr. “Of je houdt die twee vast en probeert tijdens verhoren, huiszoekingen en onder meer het bekijken van hun communicatie te achterhalen wat de plannen zijn en of daar meer bewijs voor is. Een tweede mogelijkheid is de verdachten te laten gaan om vervolgens te proberen bij hun opdrachtgevers uit te komen. De soldaten pakken is iets, maar de generaals zijn belangrijker.”
Afluisterapparatuur
Dat laatste doet de politie met een observatieteam op de verdachten, een tap op hun telefoons en onder meer afluisterapparatuur in auto’s en woningen van het duo. Het is de vraag wat er in deze zaak is gebeurd. Of beter: wat er niet is gebeurd, gezien de gebeurtenissen later in Den Haag.
Oud-rechercheur Dick Gosewehr.
Vooralsnog is het onbegrijpelijk hoe er is gehandeld, vindt de oud-rechercheur. “Mogelijk is de zaak enorm onderschat.”
In het licht van de huidige ontwikkelingen in Nederland – alleen dit jaar zijn al duizend aanslagen met explosieven gepleegd – en de dreiging van terroristische aanslagen horen opsporingsdiensten uiteraard overal op te zijn voorbereid.
Juridische dilemma’s
De juridische grond om de twee langer vast te houden, was er in dit geval zonder meer, aldus strafrechtadvocaat Esther Vroegh. Een redelijke verdenking is dan voldoende. Voor voorlopige hechtenis zijn ‘ernstige bezwaren’ vereist en dat stelt hogere eisen aan het bewijs.
“Die tijdsduur beslaat een derde deel van de hoofdstraf: in dit geval het voorbereiden van een misdrijf waar lange gevangenisstraffen op staan. Zeer waarschijnlijk waren er bovendien strafverzwarende omstandigheden. Er zijn inmiddels vier verdachten opgepakt dus er lijkt sprake van een misdrijf dat in vereniging is gepleegd. En er kan sprake zijn van doodslag: een winkel met woningen erboven opblazen is ten slotte de kans aanvaarden dat er gewonden en doden kunnen vallen. Allemaal redenen om verdachten langer vast te houden.”
Strafrechtadvocaat Esther Vroegh
Maar een voorlopige hechtenis is er niet geweest. De twee moeten na het ophouden voor verhoor zijn vrijgelaten. Een verhoor mag maximaal zes uur duren, waarbij de tijd tussen middernacht en negen uur ’s ochtends niet meetelt. Mogelijk is die tijd te kort geweest om de verdenking harder te maken. Om de Roosendalers langer vast te houden, had in elk geval tot een zogeheten inverzekeringstelling moeten worden besloten. Waarom dat niet is gebeurd is gissen, maar het onderzoeksbelang lijkt beslist aanwezig te zijn geweest. Drie dagen in verzekeringstelling (met mogelijkheid tot verlenging van nog eens drie dagen) had justitie soelaas kunnen bieden. De enige juridische reden voor het uitblijven is dat er onvoldoende duidelijkheid was over het misdrijf dat de verdachten beoogden. Op dit moment blijft het echter speculeren, ook omdat dat verklaringen van de mannen niet bekend zijn.
Als de politie heeft besloten om de twee te volgen met het doel hun opdrachtgevers te achterhalen, dan is het een officier van justitie die over dat traject beslist. Aan de ernst van het misdrijf worden geen eisen gesteld, het bevel kan bovendien voor een periode van drie maanden worden gegeven. Zo’n opsporingstraject brengt wel allerlei administratieve rompslomp met zich mee, bovendien moet de politie er de capaciteit voor hebben. Als die er niet was, kan dat een verklaring zijn voor het uitblijven ervan. Misschien is het zelfs helemaal niet overwogen: een inschattingsfout met grote gevolgen.
Justitie laat momenteel niets over de kwestie los. Gaan we ooit nog horen wie er blunderde? Het verloop laat zich raden. Ongetwijfeld wordt straks een onderzoekscommissie opgetuigd die moet onderzoeken wat er misging om vervolgens met prachtige ‘verbeterpunten’ voor de toekomst te komen.
Alsof de slachtoffers in Den Haag daar iets aan hebben…
‘Een enorme doorbraak in het onderzoek’, noemt de politie de recente identificatie van stoffelijke resten van tiener Angelique Hendrix die maar liefst 34 jaar lang voor vermist werd gehouden. Wie de gang van zaken in deze vermoedelijke moord en de latere moord op een goede vriendin van Angelique tegen het licht houdt, komt tot een andere slotsom. Het politieonderzoek in beide zaken was in werkelijkheid decennialang een regelrechte ramp.
Angelique’s broer Louis Hendrix wordt inmiddels bijgestaan door advocaat Esther Vroegh. “Er zijn heel wat kwesties waarover ik namens mijn cliënt opheldering ga vragen”, zei de raadsvrouw gisteren tegen deze misdaadsite. “Er lijkt wel erg veel te zijn misgegaan in de wijze waarop deze moorden door de politie zijn onderzocht.”
Plotseling
Angelique Hendrix (18) was op de dag van haar vermissing in 1990 op weg naar haar vriendin Mirjam Verboort uit het naburige Elsloo. Het leek alsof ze die dag van de aardbodem werd weggevaagd. Ook Mirjam raakte een paar jaar erna plotseling vermist. De stoffelijke resten van dit meisje werden in 1998 – twee jaar na haar verontrustende verdwijning – in het naburige Stein gevonden. Mirjam is niet ouder dan 25 geworden.
Angelique Hendrix is pas de afgelopen weken geïdentificeerd door een dna-match in de bij Interpol ondergebrachte, internationale database I-Familia. Nu pas blijkt dat de schedel van de tiener al in 1991 in het pal over de grens gelegen, Belgische Maasmechelen is aangetroffen. De politie geeft inmiddels toe dat de twee hartsvriendinnen moeten zijn omgebracht en dat het vrijwel zeker om één dader gaat.
De link tussen deze zaken en de moordenaar van de twee meisjes had met gedegen recherchewerk echter al tientallen jaren geleden ontdekt kunnen worden.
Onder toezicht
Terug naar 1990. Angelique Hendrix, een tiener die onder toezicht staat van een gezinsvoogd, stapt op vrijdag 13 juli dat jaar in haar woonplaats Stein op haar fiets. Achterop zit haar acht jaar jongere broer Louis die ze langs de Heerstraat vlakbij hun ouderlijk huis afzet. Louis ziet zijn grote zus daarna wegrijden in de richting van Elsloo. Ze gaat naar haar destijds 19-jarige vriendin Mirjam die in Elsloo bij een liefst veertig jaar oudere oom van Angelique vertoeft.
Als Angelique niet meer thuiskomt, doet haar moeder hoogst verontrust nog dezelfde dag aangifte bij de politie. Uit een bericht in het Limburgs Dagblad wordt duidelijk dat de vermissing daar meteen wordt geparkeerd als een probleemmeisje dat de biezen heeft gepakt en ongetwijfeld wel weer opduikt. ‘Mede op grond van ambtelijke informatie over de situatie in het gezin bleef de politie in Stein lange tijd geloven dat het meisje gewoon was weggelopen’, schrijft de krant later. ‘De moeder van Angelique kreeg in die tijd keer op keer te horen dat haar dochter vandaag of morgen wel weer zou terugkeren.’
Maar Angelique en haar groene fiets met het witte mandje blijven spoorloos. Door de schromelijke onderschatting van de ernst van de situatie stuurt de politie pas een maand nadien een opsporingsbericht naar de media. Dat levert, zo blijkt uit krantenberichten, een handjevol waardeloze tips op van mensen die menen Angelique nog te hebben gezien, een fenomeen dat zich bij elke vermissing voordoet en te maken heeft met de beperkte capaciteit van het menselijk geheugen.
Dringend
Acht maanden later, in maart 1991, doet de politie op dringend verzoek van Angelique’s moeder nog maar eens een oproepje in kranten. Hoewel het vermiste meisje helemaal niet in staat is om voor zichzelf te zorgen, geen geld, kleding of persoonlijke spulletjes bij zich heeft, geen geld meer opneemt van haar rekening en er sinds juli 1990 niets meer van Angelique door haar familie en voogd is vernomen, blijft de plaatselijke recherche ook dan achterover leunen. ‘De politie sluit een misdrijf niet uit maar vermoedt dat Angelique van huis is weggelopen’, schrijft het Limburgs Dagblad maar weer op 14 maart 1991.
(de tekst gaat verder onder de foto)
Oud-rechercheur Dick Gosewehr.
Tal van onderzoekshandelingen die bewijsmateriaal hadden kunnen opleveren, blijven door die passieve houding achterwege. “Mirjam en met name ook die oom van Angelique hadden destijds uitvoerig door de recherche gehoord moeten worden”, zegt oud-rechercheur Dick Gosewehr. “Hoe was de relatie tussen deze veel oudere man en beide meisjes? Bij een goede rechercheur had dat gegeven direct vragen opgeroepen en was het tot op de bodem uitgezocht. Verder had er onderzoek moeten komen in de woning naar mogelijke sporen en een buurtonderzoek gehouden moeten worden waar bij omwonenden naar eventueel verdachte zaken was geïnformeerd.”
Dat alles gebeurt niet. Een woordvoerder van de politie zegt er nu over: “Er is toen niet uitgegaan van een misdrijf. En er is inderdaad geen onderzoek gedaan zoals we dat vandaag de dag zouden doen.”
Scherp
Tien maanden na Angelique’s verdwijning is er een ontwikkeling die de recherche in Limburg zonder meer op scherp had moeten zetten. Pal over de grens, hemelsbreed nog geen twee kilometer verderop, vinden wandelaars op Tweede Pinksterdag 1991 langs een voetpad aan de Halstraat in het Belgische Maasmechelen een menselijke schedel.
In krantenarchieven is er niets over terug te vinden. Mogelijk is de vondst nooit publiekelijk gemaakt. Uiteraard zijn de politiekorpsen aan beide zijden van de grens echter wel degelijk op de hoogte van zulke ontwikkelingen. Heeft de politie in Stein destijds actief bij de Belgische politie geïnformeerd of het Angelique’s schedel kon zijn? Op die vraag gaf de Limburgse politie de afgelopen dagen geen antwoord. Er wordt slechts over gezegd dat ‘de schedel toentertijd door een Belgische wetsgeneesheer (lees: patholoog) is onderzocht’ en dat ‘er op basis van die bevindingen geen indicatie was dat de schedel overeenkwam met die van een achttienjarige vrouw’.
Dat betekent dat de schedel toen is gelabeld als stoffelijke resten van een ouder iemand. Zulke fouten zijn niet uniek en worden ook in ons land gemaakt. Zo beschrijven oud-rechercheur Dick Gosewehr en ik in ons boek ‘Moordsporen’ hoe stoffelijke resten van de in Tilburg verdwenen Karel Besselsen ruim twintig jaar geleden door het NFI werden beoordeeld als die van een oude man. Onderzoek bleef uit, de moordenaar van Karel kon door al die blunders later niet meer strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld worden voor moord.
Tweede vermissing
We keren terug naar de zaak van Angelique Hendrix. Ook in de jaren die volgen blijft het stil rond haar verdwijning. En dan raakt op 7 juni 1996 opnieuw een Limburgs meisje vermist onder meer dan zorgelijke omstandigheden. Het gaat uitgerekend om Angelique’s vriendin, de dan 25-jarige Mirjam Verboort die jarenlang een relatie had met Angelique’s oom en inmiddels een kind met hem heeft.
De auto waarin Mirjam reed, wordt die dag leeg teruggevonden achter een kerk in Oud-Stein. Van Mirjam zelf ontbreekt elk spoor.
Het spreekt vanzelf dat op dat moment alle alarmbellen bij de politie hadden moeten rinkelen en er een diepgravend onderzoek naar een vermoedelijke, dubbele moord had moeten komen. Maar alwéér zijn de Limburgers niet tot enige actie te porren.
De politie zegt nu dat er in 1996 onderzoek werd gedaan naar de verdwijning en dat daarin ‘ook de vermissing van Angelique is meegenomen’. Maar hoe serieus waren die naspeuringen? Een getuigenoproep kwam er niet, er is in de pers in die tijd weinig of niets over de vermiste Mirjam terug te vinden en van een moordonderzoek is in de verste verte geen sprake.
Zo wordt de auto die Mirjam gebruikte zelfs niet op sporen onderzocht. ‘De omstandigheden gaven daartoe geen aanleiding’, zei een politiewoordvoerder deze week. Verder blijven ook een buurtonderzoek, een getuigenoproep en een sporenonderzoek in de voormalige woning van Mirjam uit. Allerlei mogelijk bewijsmateriaal wordt dus ook in deze vermissing niet veiliggesteld.
Geblunderd
Anderhalf jaar later blijkt hoezeer er geblunderd is. Spelende kinderen stuiten op zaterdag 17 januari 1998 op een braakliggend terrein bij de haven van Stein op een schedel en enkele beenderen. Het zijn onomstotelijk enkele stoffelijke resten van Mirjam Verboort, toont forensisch onderzoek dan aan.
Naar haar overige lichaamsdelen wordt die dagen vergeefs gezocht. Alles wijst erop dat de dader de beenderen pas later in dit afgelegen perceel heeft gedumpt.
Was dit dan het moment voor de politie om een groot onderzoek naar een vermoedelijke dubbele moord op te tuigen? Nee dus. Er volgde weliswaar onderzoek in de woning van Mirjams partner die even in beeld was als mogelijke verdachte. Niet in beide zaken, overigens. “De oom van Angelique is destijds alleen als verdachte aangemerkt in de zaak van Mirjam”, verklaarde de politie deze week na vragen door deze site. De man krijgt later een schadevergoeding en zou inmiddels zijn overleden.
Spontaan
Een weldenkend mens kan er met zijn hoofd niet bij. Twee meisjes, innig bevriend, die allebei onder zeer verdachte omstandigheden verdwijnen en van wie er één later blijkt te zijn omgebracht. Ook dat laatste wordt in die tijd echter door de politie in het midden gehouden. In 1998 zegt de Limburgse politie in plaatselijke media doodleuk niet zeker te weten of Mirjam Verboort door een misdrijf om het leven kwam. Kennelijk dacht de politie toen dat een 25-jarige zomaar spontaan kan overlijden om in enkele stukken uiteen te vallen.
Waren er in die tijd meer redenen om te veronderstellen dat Mirjams vermissing in 1996 een misdrijf was en door de dader in scene gezet kon zijn? Daar lijkt het erg op. De krant De Limburger schreef in die tijd dat in ’96 was opgevallen dat ook geld, kleding en Mirjams paspoort weg waren. Omdat Mirjam direct moet zijn vermoord, is het vrijwel zeker de dader geweest die deze spullen heeft laten verdwijnen. Daarmee wilde de dader het op een ‘gewone’ vermissing, in dit geval een vrijwillig vertrek van de jonge vrouw laten lijken. Dat in scene zetten wordt ‘staging’ genoemd en gebeurt nagenoeg altijd door een dader uit de directe omgeving van het slachtoffer, die met het bewust in scene zetten van allerlei zaken de aandacht van zichzelf probeert af te leiden.
Dna
De moordenaar slaagt daar volledig in. Want weer blijft het jarenlang stil rond de beide vrouwenmoorden. In België wordt in 2012 alsnog dna gehaald uit de in 1991 in Maasmechelen aangetroffen, op dat moment nog ongeïdentificeerde schedel en opgeslagen in de Belgische dna-databank. Hoewel Angelique nabij België verdween, heeft de Limburgse politie overduidelijk geen dna dat later bij haar ouders en broer Louis is afgenomen aan de Belgische autoriteiten verstrekt. Want in de jaren die volgen blijft de match immers uit. Bovendien, zo blijkt nu, wordt de schedel in 2020 door ‘een foutje’ door de Belgische autoriteiten vernietigd.
In 2021 vertelt Angelique’s broer Louis aan De Limburger dat een coldcaseteam van de Limburgse politie al jaren eerder nieuw onderzoek beloofde. “Dat was vier jaar geleden, maar we horen helemaal niets meer. Voor mijn gevoel heeft de politie veel te weinig tijd aan Angelique’s vermissing besteed, terwijl dat in allerlei andere verdwijningszaken hier in Limburg wel gebeurt. Ondertussen zit ik hier met allemaal vragen”, aldus Louis die er dan in de krant op wijst dat zijn ouders niet willen overlijden zonder te weten wat er met hun dochter is gebeurd.
In beide families is er al erg lang rekening mee gehouden dat de twee zaken verband houden met elkaar. In hetzelfde krantenbericht vertelt de zus van de omgebrachte Mirjam Verboort dat ze in het verleden weleens bij Mirjam naar de verdwijning van Angelique informeerde. “Dan reageerde Mirjam vreemd en zei ze dat we niet zulke domme vragen moesten stellen. Het leek alsof ze meer wist.”
Ontdekken
Wat had de politie kunnen ontdekken als direct een grondig onderzoek naar de verdwijningen was ingesteld? Louis Hendrix legde vorige week alsnog een verontrustende verklaring af bij de politie, een verhaal dat hij – als hij in 1990 als kind door kundige rechercheurs was gehoord – vrijwel zeker ook toen had verteld.
“Toen ik heel klein was, ging ik samen met Angelique naar de moestuin van een familielid van ons. Dat familielid had er ook een caravan en nam Angelique met zich mee naar binnen, terwijl ik in de tuin moest blijven. Ik heb mijn zusje toen erg hard horen gillen. Ik vrees dat daar vreselijke dingen zijn gebeurd en realiseerde me later dat Angelique moet zijn misbruikt. Ze heeft er nooit over gesproken. Ik ook niet trouwens, want ik was doodsbang voor die man.”
Louis en zijn familie hebben ernstig geleden onder de decennialange vermissing van Angelique. Louis deed eerder een poging tot zelfdoding, hij kampt al geruime tijd met zware ptss door alle traumatische gebeurtenissen. Nu zijn zus de afgelopen dagen is geïdentificeerd nadat haar dna in de internationale databank I-Familia matchte met dat van de in 1991 aangetroffen schedel, staat zijn wereld volledig op zijn kop. Afgelopen week belde Louis met de Belgische politie. Hij wil graag horen hoe het kon gebeuren dat de schedel van zijn zusje in 2020 is vernietigd. “Ik kreeg daar geen informatie over”, vertelt hij. “Als ik dat wel wil, moet ik maar een advocaat in de arm nemen, zeiden ze. Dat maakt me boos en ook erg verdrietig. Hoe kunnen autoriteiten zo respectloos en ook gevoelloos met nabestaanden omgaan?”
(de tekst gaat verder onder de foto)
Strafrechtadvocaat Esther Vroegh
Advocaat
Louis krijgt inmiddels hulp van advocaat Esther Vroegh. “Uiteraard ga ik informeren hoe dit precies is gegaan”, aldus de raadsvrouw. “Bovendien willen we weten waarom die Belgische wetsdokter ervanuit ging dat de schedel van iemand is die veel ouder werd ingeschat. Waren er tekenen van geweld op te zien? Is onderzocht of er grondresten op de schedelbeenderen aanwezig waren? Zijn die veiliggesteld? En als het antwoord ‘nee’ is, waarom is dat dan niet gebeurd? Heeft de politie in Limburg in die tijd informatie opgevraagd in België en de gebitsgegevens van Angelique laten vergelijken met die van de aangetroffen schedel? En waarom heeft de Limburgse politie jaren later het dna van Angelique’s nabestaanden niet actief gedeeld met de Belgische politie en gevraagd om een vergelijking met de Belgische dna-databank? In dat geval had dat dna immers al jaren eerder gematcht met dna uit de schedel dat in 2012 in de Belgische dna-databank is opgeslagen. Dat was niet alleen belangrijk voor de nabestaanden die decennialang in wurgende onzekerheid hebben moeten leven. Het was ook cruciaal om de moordenaar van Angelique en Miriam te kunnen achterhalen. Een dader kan immers door een groot tijdsverloop komen te overlijden.”
De Limburgse politie zegt inmiddels erg bij de zaak betrokken te zijn. Deze dagen kreeg Louis te horen wat dat inhoudt. De politie gaat flyers uitdelen…
ADVIES ADVOCAAT ESTHER VROEGH OM DEELNAME BIJ RECHTER AF TE DWINGEN
Joost Klein doet er goed aan om nog vanmiddag in Malmö met een kort geding deelname aan het Eurovisie Song Festival af te dwingen. Dat zegt de bekende, Nederlandse strafrechtadvocaat Esther Vroegh in een exclusief gesprek met FemkeFataal.nl
“Het is ongekend en het lijkt zelfs wel politiek gekleurd wat hier gebeurt”, aldus Esther. “Op grond van een verdenking van bedreiging en zelfs zonder dat het Zweedse Openbaar Ministerie heeft besloten om Joost al of niet te vervolgen, wordt hij nu al uitgesloten van deelname aan het songfestival. De diskwalificatie is een zeer, zeer ingrijpende en ook aanvechtbare beslissing van organisator EBU. Kennelijk is het doel om Joost koste wat kost uit te schakelen. Dat kan echt niet.”
ELK MOMENT
De advocaat adviseert de zanger om onmiddellijk een raadsman in de arm te nemen en nog vanmiddag een kort geding bij de rechtbank in Malmö te starten. “Een kort geding valt op elk moment en dus ook in het weekend aan te spannen. De rechter hoeft in zo’n zaak niet inhoudelijk te oordelen. De inzet van een kort geding is een voorlopige voorziening. In het kader van grote urgentie – de finale vanavond – valt direct bij de rechter af te dwingen dat Joost gewoon kan deelnemen.”
Strafrechtadvocaat Esther Vroegh
Dat het Openbaar Ministerie in Malmö niet in staat zou zijn om snel tot een vervolgingsbesluit te komen – in de pers spreekt het OM van ‘weken’ – is volgens Esther Vroegh onzin. “Dat kan heel snel, net zoals in Nederland.”
MATHIEU VAN DER POEL
De zaak lijkt enigszins op een rel rond Mathieu van der Poel, in 2022 in Australië. De wielrenner werd destijds aan de vooravond van de wegwedstrijd in het wereldkampioenschap wielrennen gearresteerd. Van der Poel werd verweten op de gang van zijn hotel twee meisjes te hebben bedreigd en mishandeld. Hij mocht aanvankelijk niet starten maar werd uiteindelijk in het holst van de nacht op borgtocht vrijgelaten. Esther Vroegh: “Justitie bond daar toen alsnog in waardoor Mathieu aan de startlijn kon verschijnen. Later deed men de zaak af met een lichte boete. In hoger beroep sprak de Australische rechter de wielrenner zelfs volledig vrij. Van bedreiging of mishandeling was beslist geen sprake.”
VRAAGTEKENS
Ook de gang van zaken rond Joost Klein roept grote vraagtekens op. De performer zou al donderdagavond een medewerkster van de organisatie van het festival hebben bedreigd. “De vrouw ervoer zijn uitspraken als bedreigend”, aldus de EBU. Pas gisteren (vrijdag) deed de politie onderzoek naar de beschuldigingen, terwijl er geen aangifte of melding zou zijn gedaan. De recherche in Malmö zegt alle betrokkenen te hebben gehoord en het dossier vervolgens hebben overgedragen aan het parket. En dat OM ziet kennelijk geen enkele noodzaak om rap naar de kwestie te kijken en verklaart pas over weken een vervolgingsbesluit te kunnen nemen.
Ondertussen werd het Joost Klein vrijdag al onmogelijk gemaakt om mee te doen aan een repetitie. Bovendien sloot de organisatie hem later die avond uit van de zogeheten juryshow waar punten aan de deelnemers worden toegekend. De EBU hulde zich tot zaterdagmiddag in stilzwijgen en kwam vervolgens met haar bizarre beslissing. De organisatie wilde zelfs niet op justitie wachten en besloot Joost Klein te diskwalificeren.
GESCHOKT
Omroep AvroTros zegt in het AD ‘geschokt’ te zijn. “De diskwalificatie is disproportioneel.” De NPO noemt het besluit zeer ingrijpend en ‘een grote teleurstelling’.
Joost Klein zelf heeft nog altijd niet gereageerd. Volgens advocaat Esther Vroegh is het verstandig als hij niet alleen naar de rechter stapt, maar ook een persverklaring aflegt. “Wat Joost tegen de betreffende dame heeft gezegd is wellicht allerminst een bedreiging maar mogelijk slechts een belediging geweest. Een persstatement maken is een goede zaak.”
RAZERNIJ VAN MEERVOUDIG MOORDENAAR IN ONLINE POSTS NAM STEEDS MEER TOE
In posts van de vermeende, meervoudige moordenaar Fouad L. op het online platform 4Chan groeide de afgelopen maanden zijn razernij jegens docenten van de Erasmus Universiteit en andere ’tegenstanders’. Gisteren sloeg hij plotseling toe in Rotterdam. Voordat L. – gehuld in gevechtskleding en een kogelwerend vest – in het Erasmus Medisch Centrum een docent doodschoot en er brand stichtte, nam hij ook zijn 39-jarige buurvrouw en haar veertienjarige dochter onder vuur. Beiden kwamen daarbij om het leven. Rijnmond meldt dat de vermoorde vrouw in het verleden diverse keren aangifte tegen L. deed vanwege gruwelijke vormen van dierenmishandeling. De 32-jarige student werd daar eerder voor veroordeeld.
Passage uit een van de berichten van Fouad L.
Uit de talloze berichten blijkt dat Fouad L. veronderstelde dat er op de uni een groot complot tegen hem gaande was. Hij noemt namen van docenten die volgens hem bezig waren met jarenlange ‘gaslighting and torture’ en die er met schorsingsperiodes van onder meer 2,5 jaar in zijn beleving op uit zijn geweest zijn studie en hem volledig te vernietigen. ‘Ik had beter drugsdealer kunnen worden, dan had ik in een Mercedes Benz kunnen rijden’. Zijn diploma werd hem onthouden, tiert hij in zijn online klaagzang die is doorspekt met racistische, antisemitische en discriminerende uitlatingen. L. zat naar eigen zeggen ‘in een limbo en kon geen kant meer op’.
Dossier
Naarmate de tijd vorderde, namen de woede en razernij in hem toe, blijkens de posts. Op enig moment kreeg hij klaarblijkelijk stukken van de Erasmus Universiteit in handen. Ook daarin zag hij een ‘samenspanning’ en het idee dat men over hem had vergaderd. Namen van docenten waren in de stukken gezwart, maar die kon hij zelf wel invullen, geeft hij aan. ‘Sadisten’, schrijft hij, die over hem hadden besloten dat hij zijn diploma niet zou krijgen.
Passage uit een van de berichten van Fouad L.
Ondertussen gaf hij zichzelf over aan dronkenschap en mishandelde Fouad L. zijn dieren – waaronder een konijn en hond -, waarover hij in zijn posts spijt betuigt. Hij beweert dat zijn andere, ongedeerde konijn op last van de politie zou zijn afgemaakt. ‘Rest in peace Flopsie. Ik zal je wreken’, staat er. De mishandelingen waren zeer gruwelijk, blijkt uit stukken van het OM. Fouad L. verwaarloosde zijn konijnen, smeet de diertjes tegen bomen en poogde de beesten levend te pletten met bakstenen. Ook zijn hond werd veelvuldig door hem toegetakeld.
Passage uit een van de berichten van Fouad L.
Haat
L. schrijft op 4Chan dat hij zich een tijd bezighield met bitcoins maar de stress niet aankon en vervolgens terugkeerde naar de universiteit. Ook daar liep het mis. Zo klaagt hij erover in aanvaring te zijn gekomen met een docent omdat hij te laat op college was. ‘Hij is nu met pensioen’, schreef L. ‘Hij geniet van het leven. En hij denkt dat ik me hem niet herinner…”
Passage uit een van de berichten van Fouad L.
Uit de haat jegens zijn ‘tegenstanders’ lijkt een enorme persoonlijkheidsstoornis naar voren te komen. Fouad L. ziet zich als een soort uitverkorene, de Asperger, qua intelligentie verheven boven alles en iedereen en vooral boven de ‘normies’, is L.’s boodschap. ‘Dood aan de normies’, pende hij neer op 4Chan.
In werkelijkheid was de student een tikkende tijdbom die afging, met drie doden tot gevolg.
Passage uit een van de berichten van Fouad L.
De NOS meldt dat op de telefoon van L. beelden van moordpartijen en nazistische en racistische teksten zijn aangetroffen. Het OM waarschuwde de universiteit begin dit jaar al in een mail voor Fouad L. Zijn eerdere veroordeling wegens dierenmishandeling en ‘zorgwekkend’ gedrag kwamen daarin ter sprake. Zo zou de Rotterdammer sterk psychotisch gedrag hebben vertoond. De mail, zo schrijft de NOS, werd door het OM afgesloten met de zinssnede ‘ik ga ervan uit dat dit bijdraagt aan uw beslissing of betrokkene in aanmerking komt voor het basisartsdiploma’.
Goede vriend van gifmoordverdachte is niet verbaasd over haar plotselinge zelfmoord
“Yvon sprak de laatste tijd vaak over zelfmoord. Ze kon het niet meer aan, was alles en iedereen kwijt en wilde niet opnieuw achter de tralies belanden.”
Een goede vriend van Yvon K. – de Tilburgse vrouw die wordt verdacht van de gifmoord op haar partner Chris Grinwis – is allerminst verbaasd dat de 64-jarige Brabantse twee dagen voor het vonnis in haar strafproces de hand aan zichzelf heeft geslagen. “We hebben er veel over gesproken de afgelopen maanden. Yvon had niets meer, zei ze. Haar familie, vrienden, kennissen; iedereen keek haar met de nek aan. Ik ben een van de mensen die nog achter haar stond. Opnieuw vastzitten was voor Yvon een brug te ver. Zelfs een lichte straf kon ze niet meer aan. Ze sprak met mij openlijk en ook veel over haar idee om uit het leven te stappen.”
Rechtbank
Vandaag had de rechtbank in Breda zich over de schuldvraag van K. moeten uitspreken. Justitie eiste onlangs negentien jaar cel tegen haar op verdenking van de moord op supermarkteigenaar Grinwis. Deze gefortuneerde Brabander lag in december 2020 dood in zijn woning in Halsteren. Onderzoek in zijn bloed bracht onder meer sporen van pentobarbital – een euthanasiemiddel – aan het licht.
Datzelfde middel werd ook aangetroffen in de woning van Yvonne K. die jarenlang lid was van een euthanasievereniging en die de dementerende echtgenote van Grinwis tot haar dood aan toe had verpleegd. Ondertussen had Yvon K. een relatie met Grinwis aangeknoopt. Volgens het OM is de vrouw altijd uit geweest op zijn erfenis en had zij de hand in de dood van de ondernemer. Kort voor zijn plotselinge en onvoorziene overlijden had hij zijn testament volledig ten gunste van Yvon K. gewijzigd.
Oud-rechercheur
De vrouw heeft altijd ontkend betrokken te zijn geweest bij de dood van Grinwis. Volgens haar vriend – een oud-rechercheur die anoniem wil blijven en die in dit verhaal wordt aangeduid als ‘Kees’ – ging Yvon K. door een hel.
“Het begon er al mee dat ze werd opgepakt alsof ze Ridouan Taghi was. Het nieuws over de arrestatie en verdenking tegen Yvon breidde zich als olievlek uit over Tilburg. En van dat stempel kwam ze naar haar gevoel nooit meer af.”
Vervolgens zat Yvon een jaar in voorarrest in de vrouwengevangenis Nieuwersluis. Kees: ‘Tussen vrouwen uit allerlei bevolkingsgroepen bij wie ze zich niet thuis voelde en die haar uitsloten. Ook de bewaking had volgens Yvon weinig met haar op. Om haar te pesten moest ze zich naar eigen zeggen voortdurend uitkleden en werd ze onderworpen aan visitaties. Wantoestanden, zoals recent in de openbaarheid zijn gebracht.”
Pseudotraject
In het strafrechtelijk onderzoek tegen K. werd geen opsporingsmiddel geschuwd. Kees: “Er is zelfs een pseudotraject ingezet, ook tegen haar dochter en tot in de gevangenis aan toe. Het OM heeft gepoogd om dat alles buiten het strafproces te houden, dat is uiteindelijk niet gelukt. Yvon werd gezien als massamoordenares van meerdere slachtoffers. Maar in die drie jaar ging er tijdens elke zitting steeds meer bewijs af. Allerlei forensische onderzoeken bleken of niet te zijn verricht of brachten geen bewijs. Ik vind het bovendien opmerkelijk dat ontlastende getuigenverklaringen aantoonbaar buiten het dossier zijn gehouden.”
Zelfdoding
Het duurde uiteindelijk drie jaar tot Yvon K. voor de rechter kwam. “Ze geloofde niet meer in vrijspraak”, gaat Kees verder. “Zelfs het idee om alleen een paar weken of maanden opnieuw in de bajes te moeten doorbrengen, was haar te veel, vertrouwde ze me toe. Uiteraard heb ik geprobeerd om Yvon van zelfdoding te weerhouden. ‘Als je eruit stapt, dan stopt ook de zaak’, zei ik. Haar voorhouden dat ze er zonder kleerscheuren doorheen zou komen, was echter ook niet reëel. Ondanks het feit dat er in mijn ogen geen enkel bewijs is, was allerminst ondenkbaar dat ze vandaag veroordeeld zou worden. En zelfs als vrijspraak zou volgen, dan kwam er ongetwijfeld een hoger beroep. Yvon zei ook daar huizenhoog tegenop te zien.”
Leugen
Kees zegt dat Yvon gaandeweg iedereen in haar omgeving kwijtraakte. “Zelfs met haar dochter was het contact moeilijk geworden. Eigenlijk fungeerde ik als de schakel die ervoor zorgde dat het in stand bleef. Haar vroegere vrienden en kennissen haakten allemaal af. Ook na een eventuele vrijspraak zag Yvon het somber in, zonder sociaal leven. ‘Hoe moet ik ooit nog lid worden van een vereniging, Kees?’, vroeg ze me. ‘Ik word overal geweerd, ook als ik ben vrijgesproken blijft men mij als dader zien.’ Ik vond het tekenend dat een vriend van Yvon die tijdens het pleidooi van haar advocaat Esther Vroegh nog instemmend had zitten knikken, haar een dag later in een mail volledig afviel. ‘Ik vermoed dat je Chris wel hebt vermoord. En je weet niet meer het verschil tussen de waarheid en een leugen’, schreef hij. Zulke dingen vraten aan haar.”
Het is Kees onbekend wat er in de afscheidsbrief van Yvon K. staat. “Wanneer de uitvaart er komt, weet ik evenmin.”
Geen oordeel
Verwacht werd dat de rechtbank in een zogeheten ‘overweging ten overvloede’ zou toelichten welk vonnis de verdachte te wachten stond als zij nog had geleefd. Maar de rechters gaven uiteindelijk geen enkel oordeel over de vraag of Yvon wel of niet schuldig was. “Dat zou alleen vragen oproepen”, motiveerden de rechters hun beslissing. Terugkijkend zegt Yvons advocaat Esther Vroegh dat het OM in dit onderzoek ‘allerminst voor de waarheid is gegaan.’
Erfenis
De ruim twee ton die in een kluis in de woning van Yvon K. is aangetroffen, is niet verbeurdverklaard. Dat houdt in dat het geld naar de dochter van K. gaat.
Grote vraag is wat er met de erfenis van Grinwis gebeurt. K. is niet wegens moord veroordeeld, dus zou ook de nalatenschap aan haar dochter toekomen. Ze heeft bovendien nog vier zonen die weliswaar zijn onterfd maar volgens de wet recht hebben op hun legitieme portie, oftewel hun kindsdeel. Het spreekt voor zich dat de nabestaanden van Chris Grinwis er heel anders over denken en vinden dat de miljoenen van hun vader aan hen toekomen.
Yvon K. mag dan zijn overleden; de juridische strijd om de penningen barst nu in alle hevigheid los.
In de nacht van 14 op 15 maart 2020 ging Henk*, net als zovelen met hem, nog eens even lekker uit zijn dak. De lockdown vanwege het coronavirus zou ingaan en dit zou voorlopig weleens het laatste feestje kunnen zijn.
Met zijn vrienden liet Henk zich flink vollopen in de plaatselijke kroeg. Rond een uur of een in de nacht bedacht iemand dat er nog een illegale raveparty gehouden werd, ergens in een loods op het platteland. Zo’n honderdvijftig feestgangers in een vage loods, nauwelijks licht en iedereen onder invloed van drank en misschien nog wel wat meer. Een ideale voedingsbodem voor een getroebleerde herinnering aan wat er gebeurt en wie wie is. Soms heerlijk zo’n nachtje de boel vergeten en lekker doorhalen, bij uitzondering met zeer vervelende gevolgen.
Geschreeuw
Henk wordt wakker van het geschreeuw van zijn vader die hem rond drie uur in de nacht aantreft voor hun woning, zwaargewond, zwaar onder invloed en onder het bloed. Henk blijkt een gebroken knieschijf te hebben, zijn been is op twee plaatsen gebroken en hij heeft forse verwondingen in zijn gezicht.
Na een ziekenhuisopname doet Henk enkele dagen later aangifte bij de politie, formeel tegen ‘één of meerdere onbekende personen’ wegens zware mishandeling. Henk weet immers niet hoeveel daders bij zijn mishandeling betrokken waren. De politie geeft hem weinig kans van slagen want de zoektocht naar één of meerdere daders wordt natuurlijk ernstig bemoeilijkt doordat Henk er geen herinnering aan heeft. Laat staan dat hij een signalement kan geven waarmee de politie in het onderzoek uit de voeten kan. Hij lijkt een totale black-out te hebben wat hem later zwaar wordt tegengeworpen.
Plotseling
Liefst anderhalf jaar later, in september 2021, wordt Henk plotseling van de weg geplukt en neemt de politie zijn personenauto en aanhanger in beslag. Henk is totaal verrast, zeker wanneer hij later een officieel document thuiskrijgt waarin is vermeld dat de goederen in beslag zijn genomen vanwege een uitkering van een eventuele schadevergoeding van meer dan 120.000 euro.
De auteur van deze column: strafrechtadvocaat Esther Vroegh
Henk komt bij mij voor advies en zegt dat hij geen enkel idee heeft wie het slachtoffer is en wat dit met hem te maken heeft. Ook vertelt hij over zijn eigen verwondingen. Het blijkt dat hij bij zijn werk als zelfstandig ondernemer nog steeds wordt gehinderd door het letsel.
Ik probeer een link te leggen tussen kennelijk twee zeer ingrijpende gebeurtenissen want schadevergoedingen van die omvang zijn nog steeds niet heel gebruikelijk in Nederland. Zouden twee gebeurtenissen van meer dan anderhalf jaar geleden met elkaar in verband staan?
Opgepakt
Lang hoeven we niet te filosoferen. Enkele dagen later wordt Henk namelijk opgepakt door de politie wegens het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel rond 15 maart 2020 tijdens een undergroundparty. Het door Henk toegebrachte letsel zou bestaan uit een perforatie van de oogbol, meerdere grote en diepe snijwonden en een snijwond van maar liefst elf centimeter in de rug van het slachtoffer. De verwondingen zouden zijn toegebracht met een scherp of puntig voorwerp. Ik voorspel Henk dat hij nog wel enkele maanden blijft vastzitten. Verbazingwekkend genoeg wordt hij na het verhoor diezelfde avond weer in vrijheid gesteld. We regelen een waarborgsom en ook de in beslag genomen goederen komen terug.
Ik ben er niet gerust op en vertel Henk dat zijn onverwachte vrijlating geen vrijgeleide is voor deze zeer ernstige verdenking. Bijna elke week doen we vervolgens bij het Openbaar Ministerie het verzoek om beide zaken in behandeling te nemen. Het tijdsverloop heeft immers tal van nadelige effecten zoals geen herinneringen hebben aan wat er is gebeurd, getuigen die onvindbaar zijn, sporenonderzoek aan kledingstukken dat er niet is geweest.
Strafdossier
Uiteindelijk ontvangen we het strafdossier. Het blijkt dat er in die bewuste nacht een forse vechtpartij is geweest in de loods waar het feest werd gehouden. Het slachtoffer zou zomaar en vanuit het niets zijn gestoken door een persoon die later is herkend als Henk.
Afbeelding ter illustratie. Photo by Igor bispo on Unsplash
Niemand heeft een wapen gezien, niemand kent de aanleiding en niemand weet het bovendien in de tijd te duiden. De melding van een steekincident is bij de meldkamer van de politie binnen gekomen om 04.51 uur. De vader van Henk was heel stellig en broodnuchter over het tijdstip dat zijn zoon door de taxichauffeur voor de deur was gelegd; namelijk rond drie uur.
Dat betekende dat er een gat is van bijna twee uur tussen de handelingen waarvan mijn cliënt wordt beschuldigd en zijn aankomst bij de woning, zwaargewond. Indachtig een reistijd van minimaal twintig minuten kon hij simpelweg niet op dat tijdstip op dat moment bij het steekincident zijn geweest.
Gelegenheid
We kregen nauwelijks de gelegenheid om bij de rechter-commissaris getuigen te horen, de zo gewenste magistratelijke nieuwsgierigheid liet ook hier te wensen over. De rechter-commissaris had geen interesse in het voorwerp dat gebruikt zou zijn, in bloed- en DNA-sporen op de jas van cliënt, in de melding en binnenkomst van het slachtoffer bij de eerste hulp en evenmin in (voorbarige) conclusies van getuigen die Henk zouden hebben herkend als de dader van dit steekincident met dramatische gevolgen. De getuigen die we uiteindelijk wél mochten ondervragen, vertelden dat er later die nacht, tegen kwart voor vijf een flinke vechtpartij was tijdens het feest. Dat was uiteraard interessante informatie.
Uiteindelijk kwam de zaak in januari dit jaar (dus bijna drie jaar na dato!) op zitting. Wat mij betreft, wordt er door zulke onnodige vertragingen totaal geen acht geslagen op de belangen van de verdachten, de slachtoffers en hun naasten.
Heftig
De ene kroegruzie is de andere niet en het was heftig om te zien hoe dit jonge slachtoffer eraan toe was. Het blijvend gemis van een oog, de grote steekwonden en een totaal gebrek aan vertrouwen over de afdoening is allemaal niet niets.
Hij werd bijgestaan door een zeer kundig slachtofferadvocaat die uitvoerig en bewogen schetste wat de gevolgen zijn voor haar cliënt. Henk was zeer ontroerd en zei dat als hij schuldig was, hij zijn leven lang zou werken om de schade te betalen. Maar, zei hij ook, hij had dit simpelweg niet gedaan.
Op dat punt ondervroeg de rechtbank hem uitvoerig. Met een vooringenomen standpunt, is mijn mening. Hij wist nergens van, maar hij wist wel dat hij het niet gedaan had, werd hem tegengeworpen. Geveinsde amnesia, dus gefingeerd geheugenverlies wordt een verdachte zwaar aangerekend door rechters. Geheugenuitval door drank of drugs betekent bovendien geen vrijbrief voor geweld.
Requisitoir
Na de indrukwekkende slachtofferverklaring en na het requisitoir waarbij 28 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en 120.000 euro schadevergoeding werd geëist, was ik aan de beurt.
Afbeelding ter illustratie. Photo by Adem AY on Unsplash
Een voor een moest ik de getuigenverklaringen ontrafelen die na een analyse slechts uit één bron bleken te komen: Facebook. Het is mensen eigen, vooral vrienden van een slachtoffer die een verklaring willen voor wat er is gebeurd, om zogeheten confirmation bias te creëren. Oftewel: bevestiging zoeken van eigen gevoel en vooroordeel.
Volgens deze Facebookbronnen was de dader een jongen met een witte jas, bruin haar en bruine ogen die Henk heette. Volgens hen voldeed hij aan het signalement van Henk zoals hij op de sociale media was afgebeeld.
Jas
Ik sloeg aan op de witte jas. Die droeg Henk namelijk wel op foto’s op de sociale media. De witte jas – van een duur en bekend merk – hing echter schoon en droog in zijn kast. Volgens Henks vader droeg zijn zoon die jas nooit naar feestjes, hij had op die momenten altijd een zwarte jas aan. Berichten en foto’s op de sociale media van de bewuste avond wezen uit dat Henk tijdens het feest daadwerkelijk een zwarte jas had gedragen.
Niemand had het handelen door de dader gezien en niemand had de dader herkend, concludeerde de rechter uiteindelijk. De ‘facebookspeurders’ hadden klaarblijkelijk met elkaar, mogelijk zelfs geheel onbewust, een of ander beeld van de dader geconstrueerd dat allerminst met de werkelijkheid overeenkwam. Sterker nog: zij waren kennelijk zo overtuigd dat ze ook zeker wisten dat er een knappe, donkere dame met een tatoeage bij geweest was.
Beschrijving
Die beschrijving kwam overeen met een vriendin van Henk, maar ook hier bleek de fantasie een loopje met de getuigen te hebben genomen. Ze stond weliswaar op eerdere Facebookfoto’s met Henk, maar verbleef op het moment van het feest aantoonbaar in het buitenland.
Ik haalde in mijn betoog tevens literatuur uit 2002 aan waarin de professoren Peter van Koppen en inmiddels wijlen Willem Albert Wagenaar uitgebreid ingaan op het herkennen van gezichten. Zij halen een voorbeeld aan van een verdachte die ten onrechte werd veroordeeld op basis van herkenningen van maar liefst zeventien verschillende getuigen. In deze casus waren het er veertien die allen zeer stellig waren. De hoogleraren waarschuwen in hun werk voor het ‘bystander of omstander effect’. De getuige herkent dan weliswaar de verdachte, deze verdachte was ook bij het misdrijf aanwezig, maar hij was beslist niet de dader.
Foto ter illustratie. Photo by Malik Earnest on Unsplash
Verder speelde in de zaak van Henk een rol dat hij deel uitmaakte van een groepje voetbalsupporters dat elk jaar neerstreek in Spanje en gemeenschappelijke kennissen had met het slachtoffer en zijn vrienden.
Verwisseling
‘De tweede manier van verwisseling van personen kan ontstaan doordat getuigen de verdachte ergens anders gezien hebben dan als dader op de plaats van het misdrijf. Het is een strikte voorwaarde bij herkenningstests dat de getuige de verdachte bij geen enkele andere gelegenheid dan het misdrijf gezien kan hebben.’
Veertien dagen later sprak de rechtbank het gehoopte resultaat uit, namelijk vrijspraak voor alle verweten handelingen en niet ontvankelijkheid van de vordering van aangever. Mijn cliënt was opgelucht dat de zaak uiteindelijk zo voor hem is geëindigd. Henk weet echter nog altijd niet wat er gebeurd is en wat hem destijds is overkomen. Uitermate onbevredigend moet deze afloop zijn voor de aangever die de rest van zijn leven de zichtbare en onzichtbare gevolgen met zich mee moet dragen.
*Omwille van zijn privacy is de naam ‘Henk’ gefingeerd.
Overpeinzingen over verschillen tussen straf- en tuchtrecht en de negatieve gevolgen
Of je nu en topatleet bent of op zondagmorgen voor de gezelligheid bij de veteranen rondjes rent; sporters zijn verplicht lid van een sportbond. Zo’n instituut heeft de rechtsvorm van een vereniging. Door het lidmaatschap ben je dan ook lid van een bond.
De impact van het verplichte lidmaatschap van een vereniging gaat heel ver. De overeenkomst tussen lid en vereniging zorgt ervoor dat je gebruik kunt maken van alle faciliteiten, dat je verzekerd bent, aan competities en wedstrijden mag meedoen maar ook dat je bent onderworpen aan de eigen wet- en regelgeving van de bond.
Ook trainers, begeleiders en onderhoudsmedewerkers vallen onder de bepalingen van de federatie en onder huisregels van de sportaccommodatie.
De auteur van deze column: strafrechtadvocaat Esther Vroegh
Daarbij hoort wetgeving die vaak een afgeleide is van de mores die in een gewone samenleving geldt maar die op specifieke, sportgerelateerde wijze significant afwijkt.
In de huidige samenleving mag geen enkel onderscheid gemaakt worden naar geslacht of bijvoorbeeld etniciteit. Dat alles is sterk verankerd in artikel 1 van de Grondwet volgens het principe dat iedereen gelijk is.
Maatstaven
In de sport gelden andere maatstaven. Er zijn aparte dames- en herencompetities die volstrekt andere media-aandacht kennen en in het verlengde daarvan een ander verdienmodel hebben. Rooskleurige uitzonderingen zijn de positieve ontwikkelingen in het vrouwenvoetbal en wielrennen voor vrouwen.
Er zijn zelfs criteria ontwikkeld die te maken hebben met gewicht zoals de verschillende klassen bij gewichtheffen en bij vechtsporten. Je mag bovendien alleen maar deelnemen aan een nationaal team wanneer je een paspoort hebt van dat land. Er wordt dus duidelijk een onderscheid gemaakt.
Kort en goed kunnen we vaststellen dat wat in de normale mensenmaatschappij als eerlijk wordt gezien, anders wordt geduid in de sportwereld. En dan hebben we het nog niet eens over de echt jurysporten zoals dressuur en turnen.
Metafoor
Misschien is dat wel de reden dat sport als de belangrijkste bijzaak van het leven wordt gezien, in elk geval als de ultieme metafoor van het leven. Verliezen, winnen, frustratie, ultieme vreugde, vernedering en diepe teleurstelling; we zien het allemaal voorbijkomen in de koers en op het veld en genieten daar intens van.
Er spelen echter ook andere aspecten waarmee onze samenleving te maken heeft. Neem handelingen die soms in het strafrecht terechtkomen maar ook heel vaak niet. Of die juist in het tuchtrecht terechtkomen. Dat is het eigen ‘recht’ sprekende college dat probeert gestructureerd uitspraken te doen over verwijtbare gedragingen in de complexe wereld van sporters, sponsoren, ouders, zaakwaarnemers, invloedrijke supporters en de vele vrijwilligers.
Die laatste groep is oververtegenwoordigd in besturen, beheert de kantine, trekt de strepen, maakt deel uit van de officials, ontvangt bij wedstrijden en geeft trainingen. Zonder vrijwilligers zouden we niets zijn op sportgebied en op tal van andere maatschappelijke gebieden. Het vrijwilligersleger vertegenwoordigt bovendien miljarden aan fte’s zo viel onlangs nog te lezen in het Financieel Dagblad.
De vrijwilligers vallen, net als de sportbeoefenaars, onder de bond en dus onder het rechtsprekende orgaan, het tuchtcollege. Om aan de wildgroei aan diverse rechtsprekende instanties een einde te maken, werd enkele jaren geleden het Instituut Sport Rechtspraak opgericht. Het ISR wordt bemand/bevrouwd door professionals uit de sportwereld en door juristen. Men probeerde zo de objectiviteit te borgen, bovendien werd een verdere professionalisering van deze specifieke rechtspraak nagestreefd. Verder kwam er een register van uitspraken om enigszins de synergie te bevorderen met de hoogte van sancties.
Aangifte
Ongewenste gedragingen, seksuele intimidatie en zelfs misbruik gaan helaas ook aan de sportwereld niet voorbij. Als er aangifte wordt gedaan bij de politie is het traject helder maar helaas zeer stroef en stroperig.
De politie doet onderzoek, de officier van justitie beoordeelt het feitencomplex en doet vervolgens een voorstel tot een passende afdoening. In het uiterste geval kan gedagvaard worden zodat de zaak bij de rechter wordt aangebracht. De rechter kan vervolgens in alle objectiviteit de aangifte en het verweer van de verdachte beoordelen en uiteindelijk tot een beslissing komen.
Vanaf de aanhouding is een (pro deo) advocaat bij de zaak betrokken, zoals in onze wet is voorzien. De verdachte heeft allerlei rechtswaarborgen. Denk aan het niet mee hoeven werken aan zijn eigen veroordeling. Dit verdisconteert zich in het recht om te zwijgen en het niet zomaar allerlei dwangmiddelen ondergaan zoals afgifte van dna en pincodes van gegevensdragers.
Advocaat
De advocaat wordt vanaf het eerste moment bij de procedure betrokken en kan zijn of haar cliënt voorlichten over de verdere gang van zaken, het dossier bestuderen en getuigen oproepen. Bij een bekennende verdachte kan de advocaat overwegen of mediation een vorm van herstel kan bieden die voor aangever en verdachte een bevredigende oplossing biedt.
Helaas is dit niet het geval bij tuchtprocedures. Over het algemeen staan wij atleten bij die een goedgelegde boterham verdienen met hun topsport en die omgeven worden door professionals. Echter, het overgrote gedeelte van de sporters in Nederland verdient een minimumsalaris (jaarstipendium) en beoefent de sport op amateurniveau met een vrijwillige – oftewel, onbezoldigde – inzet voor de club.
Zo ook de 21-jarige Stan* die elke dag te vinden is in het zwembad in het noorden van het land. Hele dagen traint hij om zijn topniveau verder te verbeteren met als ultieme droom deelname aan de Olympische Spelen. Daarnaast traint hij vanaf zijn achttiende de jeugdklasses. Stan heeft daar geen opleiding voor genoten maar hij ligt goed in de groep. Bovendien is het bestuur maar al te blij met ambitieuze jongvolwassenen als Stan die erin slagen om hun kennis en expertise over te brengen.
In maart 2020 gooit corona in de hele samenleving roet in het eten. Zo ook in het zwembad. Wedstrijden worden geannuleerd en er mag niet meer getraind worden.
Relatie
Stan loopt met zijn ziel onder zijn arm en gaat van ellende een potje gamen met een pupil van hem, de 18-jarige Patrick. Patricks zusje Tessa* traint bij dezelfde vereniging maar niet bij Stan. Ze kent Stan eigenlijk niet maar leert hem nu beter kennen en er bloeit wat op tussen hen beiden. Tessa en Stan krijgen een relatie, gaan met elkaar naar bed en sturen elkaar heel wat berichtjes. Tessa is dan bijna veertien jaar oud.
Ondertussen wordt het coronavirus minder virulent en mag er weer getraind worden. Stan neemt de trainingen weer op zich van onder anderen Patrick. Tessa blijft bij een andere trainer maar zij en Stan ontmoeten elkaar natuurlijk wel op de sportlocatie.
De relatie wordt minder innig. Stan zoekt contact met het bestuur; het is immers best lastig als je elkaar daar blijft tegenkomen. Bovendien blijkt Tessa allerlei verhalen over Stan op te hangen en kletst zij uitvoerig over hem met haar sportvriendinnen. Dit ondermijnt zijn gezag bij de pupillen en hij heeft het idee dat er wordt getwijfeld aan zijn positie. Het bestuur is afwezig, er is geen vertrouwenspersoon en Stan krijgt uiteindelijk te horen van andere ouders dat het allemaal wel zal meevallen. Hij is er echter niet gerust op en probeert Tessa zoveel mogelijk te ontwijken.
Gesprek
Plotsklaps krijgt hij een brief thuis dat Tessa via de bond aangifte heeft gedaan bij de aanklager van het ISR van seksueel misbruik door een meerderjarige. Stan wordt uitgenodigd voor een gesprek.
Foto ter illustratie. https://unsplash.com/photos/9-02vqvlaso?utm_source=unsplash&utm_medium=referral&utm_content=creditShareLink
Hij bespreekt de brief kort met zijn familieleden die zeggen dat er sprake moet zijn van een misverstand. Immers, ook de ouders van Tessa waren volledig op de hoogte van de verhouding en hebben daar nooit iets van gevonden. Stan grijpt de kans om zijn kant van het verhaal te vertellen en gaat naar het hotel waar de aanklager met hem in gesprek wil gaan.
Sancties
Tot zijn grote verbazing is het gesprek zeer beschuldigend en wordt hem verweten dat hij Tessa verkracht zou hebben en dat er sancties zullen volgen. De aanklager beschikt over allerlei Whatsappberichten en ander ondersteunend materiaal, beschikbaar gesteld door Tessa en haar ouders. Totaal overrompeld komt Stan thuis. Enkele weken later verneemt hij schriftelijk dat hij niet meer mag deelnemen aan wedstrijden en niet meer betrokken mag zijn bij het organiseren van wedstrijden voor de duur van drie jaar. Over een periode van vijf jaar mag hij bovendien geen minderjarigen coachen, trainen of begeleiden. Tot slot mag hij geen lid zijn van de zwemclub waar Tessa lid van is of waar zij later lid van wordt. De sancties gaan direct in.
Alle dromen en ambities, ja het leven van Stan worden door een brief teniet gedaan en hij is ten einde raad. Jarenlang niet mogen trainen, betekent het einde van zijn droom. En waarom eigenlijk? Samen met een betrokken oom gaan Stan en zijn familie op zoek naar een advocaat die hem kan helpen en die de beslissing van de aanklager kan aanvechten.
Dat blijkt niet eenvoudig. Stan heeft geen geld en gespecialiseerde advocaten kosten nu eenmaal veel. Uiteindelijk wordt hij naar ons kantoor doorverwezen door een bevriende collega die erg onder de indruk is van het verhaal van Stan.
Foto ter illustratie. https://unsplash.com/photos/ZC0EbdLC8G0?utm_source=unsplash&utm_medium=referral&utm_content=creditShareLink
Dat zijn wij evenzeer. We besluiten om hem te helpen en dat val niet mee. Stan is zeer emotioneel vanwege de in zijn visie onterechte verdachtmakingen, zijn schorsingen (die direct zijn ingegaan) en de onzekere procedure.
Wij stellen een verweerschrift op waarin de aspecten van een veilig sportklimaat uitdrukkelijk worden genoemd. Verder benadrukken we dat de coronaperiode eigenlijk een bizarre tijd was en staan we stil bij het feit dat Stan bij niemand van de zwemclub terecht kon met zijn verhaal. Ook is er sprake van een eenmalige relatie met een minderjarige met wederzijdse instemming en bieden we uitdrukkelijk tegenbewijs aan van de feitelijke aantijgingen.
Tijdens de eerste, in Hilversum gehouden zitting bij het ISR die liefst zes maanden op zich liet wachten, was ik blij dat Stan zijn familie en mij als steun had. Een zware delegatie van de betreffende sportunie, vertrouwenspersonen, slachtofferhulp, de aanklager met medewerkers en een tribunaal van tuchtrechters maakten dat de sfeer weinig invoelbaar was voor het standpunt en de bijzondere omstandigheden van Stan. Ik heb me dan ook hardop afgevraagd op deze zitting waar al die vertrouwenspersonen waren op het moment dat een jongvolwassen man worstelt met zijn gevoelens voor een meisje…
Milder
De sanctie werd milder. Hoewel we Stan duidelijk maakten dat hij juridisch gezien zowel in strafrechtelijke als in tuchtrechtelijke zin verwijtbaar heeft gehandeld, kon hij niet leven met de veroordeling en vooral niet met de strafmaat.
Foto ter illustratie. https://unsplash.com/photos/FgY6bF6emj0?utm_source=unsplash&utm_medium=referral&utm_content=creditShareLink
Stan besloot door te gaan en we begonnen een procedure bij de commissie van beroep. Daar werd de sanctie qua tijd en omvang verder gematigd. Op de zitting was eveneens de aangeefster aanwezig. Van de zijde van Stan werd opnieuw verzocht om een gesprek in een voor iedereen veilige setting om zaken uit te spreken en de blik weer op de door zowel Tessa als Stan geliefde sportbeoefening te kunnen richten.
Dat gesprek kwam er niet. Helaas blijft men houvast vinden in een wereldbeeld van daders en slachtoffers en van veel ophef. Met steeds verder uitdijende tuchtrechtspraak en met aldoor ingrijpender dwangmiddelen wordt het de hoogste tijd dat ook de rechten van de verdachte in zulke procedures aangescherpt en uitgebreid worden en zij een beroep kunnen doen op een raadsman of vrouw.
*Uit privacyoverwegingen zijn de namen Stan en Tessa en de locaties gefingeerd. Ook de tak van sport is gewijzigd, maar het feitencomplex is volledig identiek aan de rechtsgang en ervaringen.
Met de arrestatie van een net afgestudeerde criminologiestudent die wetenschappelijk onderzoek deed naar het criminele brein, beleefde Amerika de afgelopen dagen een surrealistische ontknoping van een viervoudige moord in het stadje Moscow in Idaho. Het gruwelijke bloedbad waarbij vier populaire en succesvolle studenten een zeer gewelddadige dood vonden, hield het hele land bijna twee maanden in de greep.
Het lijkt een script voor een misdaadthriller. De pal voor Oud en Nieuw opgepakte Bryan Christopher Kohberger (28) die ervan wordt verdacht de vier met een mes in een tijdsbestek van amper 20 minuten te hebben afgeslacht, studeerde afgelopen zomer zelf af in criminologie. Kohberger had kort daarvoor nota bene een onderzoeksenquête uitgezet met tal van vragen over de psychologische en emotionele inborst van moordenaars en andere misdadigers. Verder was hij juist een tweede studie (criminal justice) in Pullman in Idaho begonnen.
Bryan Kohberger op een foto van de Washington State University
De vraag is of de vermeende, meervoudige moordenaar wellicht zijn eigen gedragingen en gevoelens bestudeerde en wilde vergelijken met die van andere criminelen. Waarschijnlijk heeft Kohberger zijn slachtoffers in het nabijgelegen Moscow maandenlang in de gaten gehouden en hun gedrag en woonomgeving uit-en-te-na bestudeerd. Onderzoek wijst uit dat de Amerikaan minimaal twaalf keer in de buurt was van de jongeren die hij in de nacht van 12 op 13 november op beestachtige wijze zou afslachten met een Ka-Bar mes, een vlijmscherp gevechtswapen dat tot de standaarduitrusting van Amerikaanse mariniers behoort.
Binnengedrongen
De moordpartij speelde zich af in een huurwoning aan King Road 1122 in het universiteitsstadje Moscow. De net buiten de campus gelegen, drie verdiepingen tellende woning was het onderkomen van de omgebrachte Xana Kernodle (20), Kaylee Goncalves (21) en Madison ‘Maddie’ Mogen (21). Ook Xana’s vriend Ethan Chapin (20), die die nacht bij zijn meisje logeerde, kon niet aan de ongekende geweldsuitbarsting door de binnengedrongen moordenaar ontsnappen. Twee vrouwelijke huisgenoten die op de begane grond woonden, bleven om nog onduidelijke redenen gespaard.
De twee belden uren later de politie, naar verluidt omdat zij dachten dat een van hun huisgenoten op de bovenverdieping bewusteloos was. Toegesnelde hulpverleners stuitten op een bloedbad. In de slaapkamer op de eerste verdieping lagen de lichamen van Xana en Ethan, de stoffelijke resten van Kaylee en Maddie werden aangetroffen in een bed op de tweede verdieping.
Slachtoffers Maddie (links) en Kaylee.
De plaatselijke politie startte een groot onderzoek. Het rechercheteam werd bijgestaan door tal van experts van onder meer de FBI en door allerlei forensisch (medisch) specialisten. In totaal deden ruim 130 opsporingsambtenaren en experts onderzoek naar het drama.
Al snel werd duidelijk dat Xana en haar vriend Ethan die avond een studentenfeestje op amper vijf minuten loopafstand hadden bijgewoond. Kaylee en Maddie brachten de avond door in een lokale bar en haalden daarna een snack bij een foodtruck in het centrum van Moscow. De twee meisjes werden vervolgens thuisgebracht door een bekende. Xana, Ethan, Maddie en Kaylee waren rond een uur of twee die nacht weer terug in de woning, de twee overlevenden keerden een uur eerder al terug naar huis.
Vastgesteld werd verder dat Kaylee tussen half drie en drie uur die nacht zeven keer met haar mobieltje belde naar een ex-vriendje. Ook haar vriendin Maddie had deze jongeman een aantal keren gebeld. Omdat hij al lag te slapen, wisten de twee studentes de jongeman niet meer te bereiken.
Gestalkt
Diverse tipgevers belden de politie om te melden dat Kaylee Goncalves in de weken voor haar dood had gerept over een stalker. Zo vertelde een plaatselijke ondernemer in kranten dat Kaylee in zijn winkel had toegelicht dat ze doodsbang was omdat ze ’s avonds en ’s nachts voortdurend door een onbekende werd gevolgd. Kaylee zou zelfs zo angstig zijn geweest, dat zij haar vriendinnen vroeg om bij haar vertrek uit een kroeg achter haar te lopen zodat ze niet in de rug kon worden aangevallen. De politie in Moscow zei eerder niet te kunnen bevestigen of Kaylee slachtoffer was van een stalker.
De moordzaak werd in het hele land en ver daarbuiten gevolgd. Moorden met meerdere slachtoffers komen in Amerika frequent voor, maar deze zaak staat waarschijnlijk extra in de belangstelling omdat het gaat om graag geziene jongeren met wie veel mensen – leeftijdsgenoten maar ook ouders van jongeren – zich makkelijk kunnen identificeren. Op sociale media ging het compleet los. Tal van vrienden en ex-vrienden van de drie vermoorde meisjes werden er volledig onterecht door ‘internet sleuths’ van beschuldigd bij het misdrijf betrokken te zijn. Zelfs hun volledige namen en foto’s verschenen bij die lastercampagnes ongestraft op sociale media.
Slachtoffers Ethan en zijn meisje Xana.
Groot was de kritiek op de lokale politie die weinig mededeelzaam was over het verloop van het onderzoek en talloze getuigenoproepen deed. Woede en onrust heerste er bovendien onder de inwoners van Moscow toen de politiechef drie dagen na de moord zijn uitspraken dat de bewoners geen volgende moordaanslag hoefden te vrezen, weer introk. Gevolg was dat tal van studenten al ver voor de kerstvakantie de koffers pakten en op huis aan gingen.
Motief
Amerikaanse media lieten zich evenmin onbetuigd. Al kort na het misdrijf waren door de hele VS verontwaardigde krantenkoppen te lezen als ‘Al vier weken later en nog steeds geen motief, moordwapen en verdachte.’
Het onderzoeksteam zag zich ondertussen geconfronteerd met een complexe zaak met meerdere slachtoffers en weinig of geen aanknopingspunten. Volgens de plaatselijke lijkschouwer waren de slachtoffers vooral in hun bovenlichamen geraakt, een van de ouderparen maakte bekend dat het ging om grote, gapende verwondingen.
Ook het forensisch onderzoek verliep langzaam vanwege de complexiteit. Tal van sporen zijn vermengd geraakt omdat er vier slachtoffers zijn gedood met één mes en omdat ook de dader dna kan hebben achtergelaten. Ook het feit dat de studentenwoning een echte party place vormde die het afgelopen jaar honderden buitenstaanders trok, maakte het forensisch onderzoek er met al dat dna er niet eenvoudiger op.
Beelden van de Hyuandi Elantra van de toen nog voortvluchtige moordenaar die de politie in een getuigenoproep vrijgaf. Police Moscow, Idaho
Medio december kwam de zaak in een stroomversnelling. Op beelden van een camera in de omgeving werd een witte Hyundai Elantra waargenomen die rond de tijd van de moorden met grote snelheid uit Moscow wegreed.
In het onderzoek had de politie aanvankelijk 22.000 van zulke auto’s op de korrel, gaandeweg echter kwam op het parkeerterrein van de campus in Pullman de auto van Bryan Kohberger in beeld: een witte Hyuandai Elantra uit 2015. Meer onderzoek in camerabeelden wees uit dat de wagen in de nacht van de moord, voorafgaand aan het misdrijf drie keer langs King Road 1122 in Moscow was gereden.
Verhullen
Kohberger bleek zijn mobieltje vlak voor de moorden te hebben uitgezet. Volgens de politie leidt het geen twijfel dat hij daarmee zijn aanwezigheid op de pd wilde verhullen. Het signaal werd later die nacht weer gepeild vanaf een plek tussen Moscow en Pullman. Vijf uur na de viervoudige moord was de gsm opnieuw in de buurt van de plek van de moorden. Dat betekent dat Kohberger, zoals moordenaars vaker doen, terugkeerde naar de omgeving van de crime scene. De politie stelde verder vast dat zijn gsm tussen juni en november zeker twaalf keer nabij de studentenwoning is geweest. Kohberger heeft zich dus terdege voorbereid en zijn slachtoffers en de omgeving nauwgezet in kaart gebracht.
De studentenwoning aan King Road 1122 waar de vier jongeren werden doodgestoken. De twee huisgenoten op de begane grond werden door de dader in leven gelaten.
Terwijl het onderzoeksteam in de naspeuringen tegen Kohberger koortsachtig naar meer bewijs op zoek was, verdween de jonge Amerikaan niet meer uit het oog van de politie. Hij werd voortdurend geschaduwd en afgeluisterd. Nadat dna van de crime scene (aangetroffen op een achtergelaten, leren holster van een mes) matchte met dat van een familielid van de verdachte, sloeg een arrestatieteam de vermeende massamoordenaar in de boeien. Dat gebeurde ruim vierduizend kilometer verderop in het ouderlijk huis van Kohberger in Allbrightsville, Pennsylvania.
Zijn medestudenten beschrijven Bryan Kohberger als een soort lone wolf: een alles behalve sociale einzelgänger die in zichzelf gekeerd en niet toegankelijk leek te zijn. De Amerikaan ging tijdens zijn studie prat op zijn kennis en hield ervan zijn medestudenten terecht te wijzen en te kleineren. Een van de kroegen waar hij kwam, wilde Kohberger na bedreigende opmerkingen jegens meisjes en vrouwen niet meer binnen hebben. Al even bijzonder: de mentor van de Amerikaan is een forensisch psycholoog die onder meer de boeken ‘The mind of a murderer’ en ‘How to catch a killer’ schreef. Pal na de moordpartij gedroeg Kohberger zich volgens zijn medestudenten opvallend levendiger en enthousiaster dan hij ooit had gedaan.
Strafproces
Inmiddels is Idaho in afwachting van het strafproces en worden steeds meer onwaarschijnlijke details bekend. Zo was Xana vermoedelijk nog wakker toen haar moordenaar het huis binnendrong. Het meisje had tegen vier uur het eten dat ze had besteld bij de deur aangepakt en was daarna nog actief op TikTok. Het misdrijf is zeer kort daarna gepleegd in een tijdsbestek van amper twintig minuten tijd.
Het politiebureau van Moscow, Idaho. Foto: Police Moscow
Schokkend is ook het gegeven dat een van de twee studentes die de moordpartij overleefden, eveneens wakker was en de dader moet hebben gezien. Ze verklaarde bij de politie eerst een van haar huisgenotes te hebben horen zeggen dat er iemand binnen was en opende toen haar binnendeur om zelf poolshoogte te nemen. Dat deed ze opnieuw toen ze een huisgenote hoorde huilen en een mannenstem waarnam die zei: ‘stil maar, ik kom je helpen.’ Toen de jonge vrouw voor de derde keer keek, zag ze naar eigen zeggen verstijfd van schrik een in het zwart geklede, gemaskerde man door de gang lopen en door de terrasdeur aan de achterzijde van het huis naar buiten glippen. Waarom zij en haar huisgenoot ondanks die angstaanjagende belevenissen pas acht uur later alarm sloegen bij de politie, is niet bekendgemaakt.
Doodstraf
Tal van vragen zijn nog niet beantwoord. Hoe kwam Kohberger op deze jongeren uit? Wat is zijn motief? Hoe kwam hij het huis binnen – er was geen braakschade aan de woning, mogelijk was de terrasdeur van het huis niet op slot. Grote vraag is bovendien of de stalker van Kaylee Goncalves de moordenaar kan zijn geweest. Verklaringen van getuigen en elektronische historie kunnen uitwijzen of het Bryan Kohberger was die haar volgde. Mocht dat zo zijn, dan werpt zich tevens de vraag op of Kaylee daarvan melding deed bij de (campus)politie en wat er met die eventuele melding is gedaan.
Verdachte Bryan Kohberger is inmiddels aangeklaagd voor inbraak en vier moorden en wordt overgebracht naar Idaho. Die staat kent de doodstraf en heeft in 2017 voor het laatst een executie met een dodelijke injectie uitgevoerd.
Het is niet de eerste keer dat een meervoudig moordenaar zelf een studie in de misdaadbestrijding koos. Seriemoordenaar Ted Bundy volgde een rechtenstudie toen hij zijn eerste moord pleegde. BTK-killer Dennis Rader die minimaal tien mensen om het leven bracht, had een studie strafrecht afgerond en was werkzaam als beveiligingsbeamte toen hij in de boeien werd geslagen.
Grensoverschrijdend gedrag, aanranding of verkrachting halen dagelijks het nieuws in ons land. Neem de openbare schuldbekentenissen door BN’ers over vreemdgaan – vaak al jaren geleden – of de omvangrijke rapporten over misstanden in de sportwereld. Het zijn ernstige beschuldigingen die terecht grondig worden onderzocht. Maar gespecialiseerde zedenrechercheurs weten vaak niet hoe bepaalde handelingen en percepties moeten worden geduid. Laat staan dat deze zaken tot een succesvolle vervolging van de dader leiden.
Bij een dame die door een wildvreemde man in de bosjes wordt getrokken en misbruikt, is het beoordelingskader wat eenvoudiger. Als de betrokken personen al langer een affectieve en seksuele relatie hebben, wordt het een stuk lastiger. Wat is de grens tussen gezamenlijke lust, ongewenste handelingen, aanranding en verkrachting? De praktijk wijst uit dat nogal wat meldingen en aangiften tot stand komen na het – veelal door zowel de verdachte als de aangeefster -overmatig nuttigen van alcohol en drugs. Hoe zit het dan met de wil en de intenties? En hoe wordt dat feitelijk en vervolgens juridisch getoetst door de rechterlijke instanties?
De auteur van deze column: strafrechtadvocaat Esther Vroegh
Deze zomer deed ik een intake voor een zaak van een jongeman die tot 24 maanden gevangenisstraf was veroordeeld voor het misbruiken van een meisje, middenin de nacht op een bankje in het park. Een zeer onsympathieke zaak waarbij ik twijfelde of we dit dossier wel moesten innemen. Er leek weinig aan te winnen en de kans was aanwezig dat hij bij het Arnhemse gerechtshof nog zwaarder gestraft zou kunnen worden.
Weerstand
Cliënt was veroordeeld voor, zoals het plastisch wordt omschreven door de rechtbank, ‘seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster terwijl verdachte wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en dat zij niet of onvoldoende in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand kon bieden’.
Aangeefster en cliënt kenden elkaar niet, maar waren elkaar na het uitgaan op straat en voor een horecagelegenheid tegengekomen. Zij hebben daar kort met elkaar gesproken, waarna ze samen op de scooter van mijn cliënt zijn vertrokken. Op camerabeelden is te zien dat de scooter met mijn cliënt en de aangeefster achterop, om 03.25 uur het park in rijden. De camerabeelden laten verder zien dat mijn cliënt om 03.41 uur het park weer uitreed. Ongeveer twintig minuten later trof een getuige het meisje in slechte toestand op een bankje in het park aan.
De vraag die het gerechtshof moest beantwoorden, is of mijn cliënt wist of had moeten weten dat de aangeefster zo dronken was dat zij niet in staat was om haar wil te bepalen.
Stellig
De jongeman verklaarde stellig dat hij niet heeft waargenomen dat zij in een toestand van verminderd bewustzijn was en dat hij- als er van die toestand sprake was- niets heeft gemerkt of geweten. Hij kon wel merken, zei hij, dat het meisje wat gedronken had omdat ze losser was in haar gedrag. Maar ze was volgens hem niet helemaal van de wereld.
Hij zou haar naar huis brengen maar ze zijn uiteindelijk gestopt in het park waar ze hadden gezoend en zij hem had gepijpt. Nadat hij was klaargekomen, was hij alleen vertrokken en had hij aangeefster alleen achtergelaten bij het bankje.
Dat alles verdient natuurlijk absoluut niet de schoonheidsprijs zoals mijn cliënt maar bleef herhalen op de zitting. Anderzijds, volgens hem wilde het meisje zelf naar huis lopen en hoefde hij haar niet weg te brengen. Volgens hem was ze dus op het moment van zijn vertrek zowel verbaal als fysiek in staat om te reageren. De jongedame zelf wist helemaal niets meer maar er werden wel spermasporen op haar lichaam aangetroffen, afkomstig van cliënt.
Twee meningen die totaal tegenovergesteld zijn; dan moet je als verdediging op zoek naar objectief, verifieerbaar bewijs. Dat was er in de vorm van een toxicologisch onderzoek zoals direct was uitgevoerd bij aangeefster. Het meisje bleek niet gedrogeerd met ghb of iets dergelijks maar had wel een flinke hoeveelheid alcohol in haar bloed.
Aangerekend
Door deze bevindingen evenals de camerabeelden en de toestand waarin zij aangetroffen was, kwam de rechtbank eerder tot de conclusie dat het meisje zich al op het moment dat zij het steegje inliep (en dus achterop de scooter stapte) in een toestand bevond van verminderd bewustzijn en dus vanzelfsprekend ook op het moment van de seksuele handelingen. Iets dat mijn cliënt zwaar werd aangerekend.
De verdediging heeft vervolgens alle camerabeelden uitgekeken en kwam met het hof tot de conclusie dat de standpunten van de rechtbank niet correspondeerden met wat er daadwerkelijk op de beelden was te zien. Die opnamen vertoonden namelijk vrolijke jongelui die selfies met elkaar maken, een aangeefster die nog over een uitgebreide vocabulaire beschikte en die zonder motorieke mankementen achterop de scooter stapte en daar niet vanaf viel. Bovendien klopte de beschrijving van de verbalisant van de politie niet met wat de opnamen uitwezen: het meisje was in die ogenblikken namelijk niet onvast ter been. Uit dit alles blijkt maar weer eens, hoe belangrijk het is om niet gemakshalve uit te gaan van een proces-verbaal, maar ook altijd zelf opnames te bekijken.
Foto ter illustratie.
Verder waren er diverse getuigen gehoord die weliswaar spraken over alcoholgebruik maar die allerminst de indruk hadden dat aangeefster dronken was. ‘Het was gewoon een normale gezellige avond met de groep’.
De situatie van het meisje bleek wel heel anders te zijn geworden, toen zij door de politie op aanwijzen van een getuige werd gevonden. Ze reageerde niet en was nauwelijks aanspreekbaar. Het meisje braakte bovendien, kon zichzelf niet verstaanbaar maken en maakte slechts gebaren in antwoord op vragen.
Het hof nam de redenering van de verdediging over dat de tijdlijn tussen het wegrijden van mijn cliënt en het aantreffen van aangeefster van evident belang is. Immers, tussen die twee tijdstippen waren ruim twintig minuten verstreken De raadsheren konden er dus niet vanuit gaan dat het meisje zich tijdens het samenzijn met mijn cliënt in dezelfde staat bevond als die waarin zij later door een voorbijganger en vervolgens de politie werd aangetroffen.
Foto ter illustratie. Afbeelding van VBlock via Pixabay
Ook al geeft het toxicologisch rapport aan dat er mogelijk sprake kan zijn geweest van een staat van verminderd bewustzijn, dan staat dit niet automatisch vast gezien de uitgekeken camerabeelden en de getuigenverklaringen. Mijn cliënt werd vrijgesproken na een lijdensweg van ruim 4,5 jaar. Ook voor het meisje en haar naasten moet het afschuwelijk zijn geweest om zo lang op een oordeel te moeten wachten.
Juridisch is relevant dat feitenrechters op basis van hetzelfde dossier tot totaal andere conclusies komen. Hoe worden verklaringen gevalideerd en geïnterpreteerd? In dit soort zaken waarbij aangeefster en verdachte ook een totaal andere subjectieve beleving van de handelingen hebben, is het van groot belang om morele en ethische overwegingen te separeren van dat wat daadwerkelijk is vastgesteld.
Uithuisplaatsing van kinderen kan noodzakelijk zijn als de thuissituatie extreem en langdurig onveilig is en alternatieve interventies zoals ambulante hulp niet tot een veilige situatie hebben geleid. Soms kan ook een acuut onveilige situatie reden tot een (spoed)uithuisplaatsing zijn. Zo kan een van de ouders of verzorgers in psychotische toestand verkeren. In die situatie kan gevaar dreigen dat hij of zij het kind geweld aandoet dat samenhangt met de psychotische symptomen. Zoals de overtuiging die bij een ouder of verzorger kan heersen dat het kind door de duivel bezeten is.
Een uithuisplaatsing betekent een plaatsing in de pleegzorg. Dat kan een pleeggezin zijn binnen of buiten de eigen familie, een gezinshuis of een residentiële setting. Maar hoe ervaren kinderen zo’n overgang naar een pleeggezin’?
Verandering
Het theoretische raamwerk van Cowan (1991) is relevant om deze vraag te kunnen beantwoorden. Volgens Cowan behelst een levenstransitie twee belangrijke, kwalitatieve veranderingen. Het gaat daarbij om een verandering in het innerlijk leven van het kind in kwestie, bijvoorbeeld het zelfbeeld en aannames over de wereld. In de tweede plaats is er sprake van een verandering in de interpersoonlijke wereld van het uit huis geplaatste kind. Denk daarbij aan reorganisatie van relaties, rollen en interpersoonlijke coping.
Auteur van deze column is Corine de Ruiter, hoogleraar forensische psychologie aan de Universiteit Maastricht.
Een transitie is niet per definitie slecht of goed. Dat hangt namelijk af van hoe het kind de verandering subjectief ervaart en ook van hoe deze persoon kan omgaan met stress. Mitchell en Kuczynski (2010)[1] onderzochten de ervaringen van twintig kinderen met een uithuisplaatsing in de leeftijd van acht tot vijftien jaar in de provincie Ontario in Canada. Eerder onderzoek toonde al aan (Fanshel et al., 1990; Johnson et al., 1995; Palmer, 1996; Whiting & Lee, 2003; Chapman et al., 2004) dat onduidelijkheid (ambiguïteit) veel stress veroorzaakt bij de overgang naar pleegzorg (Mitchell, 2006).
Moeite
Uit het onderzoek van Mitchell en Kuczynski (2010) komt naar voren dat kinderen moeite hebben met twee belangrijke transities: de angst voorafgaande aan de plaatsing in pleegzorg en de plaatsing zelf. Kinderen rapporteerden dat ze van tevoren slecht geïnformeerd werden, dat ze angstig waren om hun ouders nooit meer te kunnen zien of dat zij bijvoorbeeld geen idee hadden waar ze zouden slapen nadat ze uit huis geplaatst waren. Er is geen reden om aan te nemen dat Nederlandse kinderen andere ervaringen zouden rapporteren over hun uithuisplaatsing. Er zijn zelfs voorbeelden gemeld waarbij kinderen met behulp van politiedwang uit hun huis zijn verwijderd. Zie bijvoorbeeld: https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/1857723/jeugdzorg-blundert-bij-aangrijpende-uithuisplaatsing-jongetje-uit-oss-moeder-filmt-allesbeeld.
Een uithuisplaatsing betekent een verstoring in de primaire gehechtheidsrelaties van het kind. Onderzoek laat zien dat kinderen die ermee te maken hebben gehad meer reactiviteit in hun autonome zenuwstelsel en in de hypofyse-bijnier-as laten zien in vergelijking met kinderen die geen ontregelingen van hun gehechtsheidsrelaties door een uithuisplaatsing hebben meegemaakt (Schuengel et al., 2009).[2] De overheid dient daarom terughoudend te zijn bij het verstoren van de primaire gehechtheidsrelaties van het kind. Alleen als andere opties zijn uitgeput en er grote onveiligheid blijft, dient de overheid over te gaan tot het uit huis plaatsen van een kind.
Ingrijpende
Omdat een uithuisplaatsing of andere kinderbeschermingsmaatregel zo ingrijpend is, gaf ook jurist Huijer (2014)[3] al aan dat het jeugdbeschermingsrecht in Nederland nodig aan waarheidsvinding dient te gaan doen. Zo schreef Huijer: ‘Het publiekrechtelijke karakter van het strafrecht stimuleert materiële waarheidsvinding en vormt zelfs een voorwaarde ter legitimatie van het overheidsingrijpen. Het civiele proces is van nature minder geëquipeerd voor het streven naar materiële waarheidsvinding, wat zijn oorsprong vindt in de geldende partijautonomie en daaraan verbonden lijdelijkheid van de civiele rechter. De lijdelijkheid van de civiele rechter (vergelijk artikel 24 Rv) geldt echter niet, of in veel mindere mate voor zaken waarin het rechtsgevolg niet ter vrije beschikking van partijen staat, zoals in het jeugdbeschermingsrecht.’ (p. 837).
Hoe is het eigenlijk gesteld met de besluitvorming rond uithuisplaatsingen van kinderen in Nederland?
Kritiek
In elke casus waarin een uithuisplaatsing aan de kinderrechter wordt geadviseerd, dient dat op een deskundige en wetenschappelijk onderbouwde wijze te gebeuren. Er is al jarenlang kritiek op de werkwijze van de bevoegde instanties die in Nederland dergelijke adviezen aan de rechter geven.
Foto ter illustratie. Afbeelding van VBlock via Pixabay
Toenmalig Kinderombudsman Marc Dullaert publiceerde al in december 2013 het rapport ‘Is de zorg gegrond? Analyse van het feitenonderzoek inzake ingrijpende jeugdzorgbeslissingen’. Daaruit bleek dat veel ouders en kinderen lijden onder de beslissingen die jeugdzorgwerkers, rechters en gedragswetenschappers over hen nemen. De samenvattende conclusie loog er niet om: ‘De Kinderombudsman stelt vast dat er in de werkprocessen van Bureau Jeugdzorg, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Raad voor de Kinderbescherming op dit moment niet voldoende kwaliteitswaarborgen zijn ingebouwd om ervoor te zorgen dat het aantal fouten tot het absolute minimum wordt beperkt. Daardoor bestaat het risico dat fouten verderop in de jeugdzorgketen doorwerken. Het is dan mogelijk dat er beslissingen worden genomen op basis van onvolledige, onvoldoende onderbouwde informatie. In het uiterste geval zou een kinderbeschermingsmaatregel ten onrechte opgelegd dan wel beëindigd of verlengd kunnen worden of wordt tot een omgangsregeling met een ouder besloten die beperkter is dan nodig.’
Niets veranderd
Inmiddels is het meer dan acht jaar later en is er niets veranderd. Nog steeds zijn er burgers die zonder deugdelijk feitenonderzoek en op basis van verdenkingen en beeldvorming worden beticht van psychische of fysieke mishandeling van hun kinderen en worden kinderen vervolgens uit huis geplaatst door jeugdhulpverleners of rechters.
De toenmalige Kinderombudsman trok deze conclusies op basis van dossieronderzoek en ervaringen van ouders die bij hem aanklopten. Er zijn inmiddels ook enkele onafhankelijke, wetenschappelijke studies verschenen. Die tonen aan dat de vigerende instanties in Nederland, zoals de Raad voor de Kinderbescherming haar adviezen niet baseert op deugdelijk feitenonderzoek, maar op individuele opvattingen en vooroordelen van professionals.
Vermogen
Zo vonden De Haan en collega’s (2019)[4] dat de opvatting van professionals (raadsonderzoekers, gezinsmanagers en kinderrechters) over het vermogen van ouders om te veranderen en hun opvatting over de schadelijkheid van een uithuisplaatsing bepaalde of ze al dan niet deze maatregel adviseerden in een bepaalde casus. De conclusie van deze onderzoekers laat er geen misverstanden over bestaan:
“Moreover, professionals should be made aware of their beliefs and of the fact that these may influence their judgment and should be encouraged to use evidence-based protocols in the decision-making process in order to ensure that decisions are reliable and less influenced by decision-maker characteristics. Further research should examine whether the influence of these psychological factors can be reduced by making professionals aware of their beliefs and should investigate ways of enhancing the reliability of decision-making concerning out-of-home placement.” (De Haan et al., 2019, p. 324).
Inzicht
Een tweede studie betrof medewerkers van Bureau Jeugdzorg en studenten als proefpersonen (Bartelink et al., 2018)[5] om inzicht te krijgen in de redenen voor beslissingen tot uithuisplaatsing. Het bleek dat die beslissingen meer gebaseerd waren op persoonlijke voorkeuren dan op de twee belangrijkste redenen, namelijk kindermishandeling door de ouders en de ontwikkeling van het kind. Juist die factoren dienen volgens de vigerende richtlijnen voor een uithuisplaatsing leidend te zijn (Dutch Guidelines for Out-of-Home Placement in Child and Youth Care and Child Protection; Bartelink, Ten Berge et al., 2015). De slotconclusie is opnieuw niet positief over de werkwijze van de jeugdzorgwerkers:
‘Second, our results show unconvincing rationales that possibly indicate trends in the decision-making process. Workers made intervention recommendations in accordance with their values and only seemed to mention arguments supporting their intervention recommendations. The reasoning patterns clearly differed between participants who did and did not decide to place the child in care.’ (p. 137).
Inspectie
Het op 27 juni 2022 verschenen rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, waarin 45 willekeurige dossiers van uithuisplaatsingen zijn getoetst sluit aan bij deze bevindingen. De Inspectie vond dat in alle 45 dossiers fouten waren gemaakt: ‘Feitenonderzoek dat wordt gedaan voorafgaand aan een gedwongen uithuisplaatsing van een kind is niet altijd en niet op alle onderdelen zorgvuldig genoeg. Professionals in de jeugdbescherming geven niet genoeg mondelinge en schriftelijke onderbouwing waarom een uithuisplaatsing nodig is.’
Foto ter illustratie. https://unsplash.com/photos/me0o9oqz9iU?utm_source=unsplash&utm_medium=referral&utm_content=creditShareLink
Concluderend kan gesteld worden dat medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming en jeugdzorgwerkers meer algemeen hun beslissingen niet baseren op de belangrijkste wegingscriteria, maar hun persoonlijke opvattingen laten prevaleren in hun beslissingsproces. Dit is uitermate onwenselijk. Bovendien zijn er evidence-based en wetenschappelijk geijkte methodieken voorhanden die een rationele besluitvorming kunnen waarborgen. Denk hierbij aan het feitengerichte kindinterview (NICHD-protocol, gevalideerd voor Veilig Thuis; Erens et al., 2022)[6] en de Child Abuse Risk Evaluation (de Ruiter & de Jong, 2006; de Ruiter & Hildebrand, 2022)[7] waarmee de belangrijkste risicofactoren voor kindermishandeling op een gestructureerde manier in kaart gebracht worden (de Ruiter et al., 2020).[8] Uit recent gepubliceerd onderzoek blijkt helaas dat ook deze gestructureerde risicotaxatie in Nederland nog niet is ingevoerd bij Veilig Thuis en aanpalende jeugdzorgaanbieders (Erens et al., 2022).[9]
Toeslagenschandaal
De situatie van de ouders die slachtoffer zijn van het toeslagenschandaal en wiens kinderen uit huis zijn geplaats is specifiek. Zij zijn door de Nederlandse overheid ten onrechte aangemerkt als fraudeur. Deze ouders hebben te maken gehad met allerlei instanties die hen onterecht beschuldigd hebben en bijvoorbeeld beslag gelegd hebben op hun loon. Zo is een aantal van hen bijvoorbeeld hun huis kwijtgeraakt. Sommige betrokkenen hebben psychische problemen gekregen ten gevolge van alle door de overheid veroorzaakte stress. Ook zijn mensen gescheiden ten gevolge van die stress of arbeidsongeschikt geworden. Tot overmaat van ramp zijn bij een aantal ouders hun minderjarige kinderen uit huis geplaatst.
Deze ouders hebben geen vertrouwen meer in overheidsinstanties. Zij zijn door toedoen van die instanties getraumatiseerd geraakt. In het jargon van psychologen heet dit: institutional betrayal trauma (Smith & Freyd, 2014).[10] De instituties die de burger dienen te beschermen tegen onrecht en willekeur, hebben de ouders in het toeslagenschandaal niet beschermd, maar juist schade toegebracht.
Trigger
Elk contact met overheidsinstanties kan voor deze ouders als een ‘trigger’ werken waardoor hun trauma wordt gereactiveerd en psychische klachten weer toenemen. Daarom is het van cruciaal belang voor het herstel van vertrouwen in de overheid dat de ‘reparatie’ onafhankelijk wordt belegd. Dit betekent concreet: niet bij de Raad voor de Kinderbescherming, bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), of welke andere overheidsinstantie dan ook.
Er is nog een ander en minstens zo belangrijk argument waarom het geen goed idee is om overheidsinstanties bij deze kwesties te betrekken (zie het eerste deel van dit Memo: Hoe is het gesteld met de besluitvorming rond uithuisplaatsing in Nederland?). De professionals die bij onze huidige overheidsinstanties belast zijn met de taak om over uithuisplaatsing te adviseren laten persoonlijke opvattingen prevaleren boven rationele afwegingen (zie de onafhankelijke studies van Bartelink et al., 2018 en De Haan et al., 2019). Zij gebruiken geen wetenschappelijk gevalideerde onderzoekmethoden, zoals het NICHD kind-interviewprotocol en gestructureerde risicotaxatie. Dit geldt voor de Raad voor de Kinderbescherming, maar tevens voor het NIFP.
Belang
Het is van uiterst belang dat de herbeoordeling van de dossiers van gezinnen waarbij een kind uit huis geplaatst werd tijdens het toeslagenschandaal, op wetenschappelijk onderbouwde methoden is gebaseerd. Die methoden zijn voorhanden en wij hebben een team van experts dat daarin geschoold is.
*Deze tekst is geschreven door prof.dr. Corine de Ruiter en prof. dr. Henry Otgaar van de sectie Forensische Psychologie, Universiteit Maastricht.
[1] Mitchell, M. B., & Kuczynski, L. (2010). Does anyone know what is going on? Examining children’s lived experience of the transition into foster care. Children and Youth Services Review, 32, 437–444. Lees verder op: https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2009.10.023
[2] Schuengel, C., et al. (2009). Children with disrupted attachment histories: Interventions and psychophysiological indices of effects. Child and Adolescent Psychiatry and Mental Health, 3, 26. https://doi.org/10.1186/1753-2000-3-26. Dit artikel is een review gebaseerd op meerdere, primaire studies. De grotere stressgevoeligheid van kinderen met disrupties in hun gehechtheidsrelaties is herhaaldelijk gevonden.
[3] Huijer, J. (2014). Waarheidsvinding in de jeugdbescherming: Een juridisch perspectief. Nederlands Juristenblad, afl.13, 04-04-2014, 834- 840.
[4] De Haan, W. et al. (2019). Out-of-home placement decisions: How individual characteristics of professionals are reflected in deciding about child protection cases. Developmental Child Welfare, 1(4) 312–326. https://doi.org/10.1177/2516103219887974
[5]Bartelink, C. et al. (2018). Reasons for placement decisions in a case of suspected child abuse: The role of reasoning, work experience and attitudes in decisionmaking. Child Abuse and Neglect, 83, 129–141. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2018.06.013
[6] Erens, B., Otgaar, H., de Ruiter, C., van Bragt, D., & Hershkowitz, I. (2022). The NICHD interview protocol used by Dutch child protection workers: Effects on interview style, children’s reported information and susceptibility to suggestion. Applied Cognitive Psychology, 36, 7–18. https://doi.org/10.1002/acp.3893
[7] de Ruiter, C., & de Jong, E.M. (2006). CARE-NL: Richtlijn voor gestructureerde beoordeling van het risico van kindermishandeling. Utrecht: C. de Ruiter.
de Ruiter, C., & Hildebrand, M. (2022). CARE-V2: Richtlijn voor gestructureerde beoordeling van het risico van kindermishandeling. [geheel herziene versie] Utrecht: C. de Ruiter.
[8] de Ruiter, C., Hildebrand, M., & van der Hoorn, S. (2020). The Child Abuse Risk Evaluation Dutch Version (CARE-NL): A retrospective validation study. Journal of Family Trauma, Child Custody & Child Development, 17, 37-57. https://doi.org/10.1080/15379418.2019.1699488
[9] Erens, B., de Ruiter, C., Otgaar, H., & Humblet, J. (2022). Research-Based Risk Factors for Child Maltreatment: Do Child Protection Workers Use Them in Their Case Investigations? The British Journal of Social Work. Advance online publication March 12. https://doi.org/10.1093/bjsw/bcac042
[10] Smith, C. P. & Freyd, J. J. (2014). Institutional betrayal. American Psychologist, 69, 575-587.
Schrijven en onderzoek doen kost tijd. Steun Femke Fataal met een maandelijkse bijdrage of doneer bij een artikel. Dan kun jij mijn verhalen blijven lezen. doe een donatie
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat ermee instemt.OKPrivacy policy