Streep door eigen onderzoek partijdige advocaten

0

De Raad van Discipline in Amsterdam deed vorige week eindelijk uitspraak in de complexe materie van advocatenkantoren die hun cliënten faciliteren met onafhankelijk onderzoek naar fraude, ongewenste gedragingen en zelfs seksuele intimidatie.

De problemen die die handelwijze met zich meebrengt, beschreef ik al eerder in mijn column over de mogelijke misstanden bij The Voice. In elk geval is er geen oog voor de belangen van aangevers en lijkt het inschakelen van een ‘onafhankelijk’ advocatenkantoor meer windowdressing dan dat men feitelijk de vermeende malversaties onderzoekt en zorgt dat een ieder (zowel verdachte, als aangever, als werkgever) een adequate belangenbehartiger krijgt. Juist een zeer partijdige advocaat hoeft immers alleen het belang van zijn cliënt in het vizier te houden en laat zich weinig tot niets gelegen liggen aan wat aandeelhouders, andere betrokkenen of politiek en maatschappij van iets vinden.

Wringt

En daar wringt het. Zo vond ook de tuchtrechter in deze zaak van twee advocaten van een gerenommeerd en bekend kantoor. Zij moesten objectief onderzoek doen naar een fiscale truststructuur die een ondernemer geadviseerd was door een prestigieus adviesbureau, dan wel – op het moment dat het Bossche gerechtshof zou oordelen dat deze constructie fiscaal ontoelaatbaar was – door hem zelf zou zijn verzonnen en opgetuigd.

Foto ter illustratie. Afbeelding van VBlock via Pixabay

Dat laatste komt nogal onaannemelijk voor als je je juist tot een adviesbureau wendt. Het bureau was er echter alles aan gelegen om de aansprakelijkheid af te wentelen. En dus schakelde deze firma het advocatenkantoor in. Van meet af aan was daarbij helder dat de onderzoeksresultaten gedeeld moesten worden met externe partijen waaronder in ieder geval de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Belastingdienst. De ondernemer was het hier niet mee eens. Hij diende een klacht in die vervolgens door de deken werd overgenomen.  

Argumenten

 De Amsterdamse deken had een aantal argumenten voor zijn gecombineerde klacht:

a) Verweerders hebben niet voldaan aan de zware eisen die worden gesteld aan de totstandkoming en inhoud van een rapport zoals opgesteld in opdracht van kantoor B. door:
(1) zich onvoldoende te gedragen naar het uitgangspunt dat bij het doen van onderzoek waarbij personen betrokken zijn hoor- en wederhoor moet worden toegepast, daaronder mede inbegrepen dat daartoe een reële gelegenheid moet worden geboden;
(2) niet alle relevante feiten op te nemen in het rapport;
(3) niet alles te doen om te voorkomen dat het rapport aanleiding geeft tot misverstanden;
(4) geen onderzoeksprotocol te gebruiken.
b) Verweerders hebben niet voldaan aan dat wat van onafhankelijke onderzoekers mag worden verwacht door naast het opstellen van het rapport kantoor B. te adviseren in kwesties die verband houden met het rapport.

Lucratieve

Gezien het zeer lucratieve karakter van deze feitenonderzoeken komt dit lijstje met verwijten over de gevolgde werkwijze nogal amateuristisch voor. Het lijkt meer ingegeven door het adagium ‘wie betaalt, bepaalt’ dan dat er daadwerkelijk onderzoek is gedaan naar alle feiten en omstandigheden. De interpretatie van resultaten zou moeten worden voorbehouden aan de rechter of betrokken partijen en zeker niet aan de onderzoekende advocaten. En dat is meteen ook de normstelling die de deken aangeeft en uiteindelijk door de Raad van Discipline wordt overgenomen. Het combineren van twee rollen, die van onderzoeker en advocaat, is onverenigbaar en levert een schending op van het artikel 46 Advocatenwet dat voorschrijft hoe te handelen zoals een goed advocaat betaamt. 

De Raad maakt vervolgens in de uitspraak een onderscheid tussen onderzoeken die naar verwachting binnenskamers blijven, dan wel bij externe partijen terecht kunnen komen en scherpt daarmee de normen voor onderzoek door advocaten verder aan.

Zorgvuldigheid

Men dient steeds hoor- en wederhoor toe te passen en de nodige zorgvuldigheid te betrachten. De lat ligt zelfs nog hoger als het rapport gedeeld gaat worden met externe partijen. In deze casus was de ondernemer zelf niet eens gehoord als direct belanghebbende en klager. Met deze uitspraak staat voor hem hopelijk de weg open naar een schadevergoeding voor een langlopende, vervelende kwestie die dateert uit 2014. De lage sancties – een enkele waarschuwing- steken schril af bij de schorsing van vier maanden voorwaardelijk die de advocaat (en oud-officier) van Gerard Sanderink opgelegd kreeg. Ook hij zou onafhankelijk onderzoek verrichten naar vermeende fraude door de ex-vriendin van de Centric-eigenaar en schuwde geen enkele terughoudendheid ondanks diverse rechterlijke tikken op de vinger. 

Misleidend

De tuchtrechter vond dat deze advocaat misleidend en opportunistisch had gehandeld. Dat alles mede vanwege het feit dat hij zijn cliënt ook bij de procedures bijstond en zodoende de onduidelijkheid over zijn positie als onderzoeker en advocaat liet voortbestaan.

Afbeelding ter illustratie.

Deze gevallen passen in het rijtje van de steekpenningen in de SBM Offshore kwestie en in de recente zaak rond The Voice. Hoopgevend is dat de tuchtrechter duidelijk uiteenzet dat onderzoek door advocaten conflicterende belangen kent, sterker zelfs: dat die belangen onverenigbaar zijn met de positie van een partijdige raadsman. Laten we het onderzoeken van feiten vooral laten waar dat thuishoort: bij de opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie en bij particuliere onderzoeksbureaus. Dan weet iedereen waar hij aan toe is en wordt er niet toegeschreven naar een zo gunstig mogelijke uitslag voor de opdrachtgever. 

Ziekteverzuim onder nabestaanden misdrijven valt beter te voorkomen

De arbeidsdeskundige van het UWV belde me op 26 mei 2020. In de weken voorafgaand aan dit telefoontje was mijn medisch dossier uitgebreid beoordeeld door de verzekeringsarts. Zij en de arbeidsdeskundige hadden de lichamelijke en psychische klachten die me toenemend beperkten bij de uitvoering van mijn werk, bijzonder punctueel in kaart gebracht.

De uitslag van hun onderzoek was dat ik in aanmerking kwam voor een WIA/WGA-uitkering. Het heeft twee jaar geduurd voordat ik eraan toe was deze column over mijn arbeidsongeschiktheid te schrijven. De schaamte die ik gevoeld heb over het feit dat ik een overheidsuitkering ontvang, was huizenhoog. Ondanks de moord op mijn zus, heb ik jarenlang keihard gewerkt om revalidatiearts te kunnen worden. Dat ging zeker niet zonder slag of stoot, toen mijn droom definitief in duigen viel, was ik maandenlang van slag.

Noodgedwongen

In juni 2012 – ik was destijds nog bezig met de specialistische vervolgopleiding om revalidatiearts  te worden – liep ik voor het eerst dermate vast in mijn werk dat ik me noodgedwongen ziek meldde bij de opleider. Ik vertelde hem dat ik een burn-out had en dat dit gepaard ging met lichamelijke en mentale klachten. Die openhartigheid over de aard en de duur van mijn klachten, kwam me later duur te staan. In juni 2013, krap twee weken nadat ik volledig hersteld was gemeld bij de RGS – de landelijke medisch specialistische registratiecommissie – probeerde de opleider revalidatiegeneeskunde me te ontslaan. In de maanden voorafgaand aan dit volkomen onverwachte ontslaggesprek, heeft er nooit een functioneringsgesprek plaats gevonden. Ik werkte tot de formele melding van herstel slechts op ‘arbeidstherapeutische’ basis. Dat ik niet getoetst werd en er geen beoordelingsverslagen werden geschreven over de voortgang van mijn opleiding, leek mij dan ook logisch.

De auteur van deze column: nabestaande Lucinda van de Ven.

Ik herinner mij goed dat ik verbijsterd was over de totale desinteresse die ik ontmoette toen ik startte met re-integreren. Niemand van de medische staf nam de moeite om te informeren hoe het werkelijk met mij ging. Er werd niet gevraagd of het hervatten van mijn taken en verantwoordelijkheden mij gemakkelijk af gingen of misschien juist te zwaar vielen.

Toekomst

Evenmin werd er geïnformeerd hoe ik mijn toekomst als revalidatiearts wilde invullen. De chronische rouw, het verdriet waar ik mee worstelde, en de drive die ik voelde om mijn specialisatie succesvol af te willen ronden: de opleider en de supervisors hebben er nooit met mij over gesproken. Geen van hen leek zich raad te weten met mij als rouwende collega. Wat het juist zo onthutsend maakt, is dat de revalidatiegeneeskundige vakgroep de verantwoordelijkheid voor het wel of niet succesvol kunnen voortzetten van mijn specialisatie volledig bij mij als individu neerlegde. Het ontbrak hen aan de bereidheid om gezamenlijk te onderzoeken welke mogelijkheden er waren om de opleidingsvoorwaarden flexibeler in te vullen zodat ik ondanks mijn energetische beperkingen, toch in staat zou zijn om revalidatiearts te kunnen worden. In plaats daarvan kozen zij unaniem voor een oplossing die met name voor hen het gemakkelijkst en het minst belastend was. Ik werd ongeschikt verklaard met als doel mij te kunnen ontslaan.

Ongeschikt

Ik deel deze ontslagervaring omdat mijn oud-opleider van mening was dat ik juist vanwege mijn psychische kwetsbaarheid ‘ongeschikt was voor het werk van een revalidatiearts in opleiding.’ Ik dacht daar anders over. Met steun van een jurist won ik het geschil dat ik had aan gespannen bij de geschillencommissie van de RGS. De beslissing dat mijn opleiding voortijdig moest worden beëindigd, werd in november 2013 van tafel geveegd met voldoende argumenten van mijn zijde. Toch kon ik daarna de zure vruchten van mijn overwinning plukken. De opleider ondervond geen enkel negatief gevolg van zijn voorbarige conclusie over mijn vermeende ongeschiktheid. Hij heeft zijn werkzaamheden als revalidatiearts en opleider geen dag hoeven onderbreken.

Ik liep daarentegen gigantische vertraging op omdat ik eerst vijf maanden moest wachten op de uitspraak van de geschillencommissie. Daarna duurde het nog eens vier maanden alvorens er een opleidingsziekenhuis werd gevonden waar ik een tweede kans kreeg zodat ik alsnog mijn specialisatie succesvol af kon ronden.

Te kostbaar

De directeur van de organisatie waar ik als revalidatiearts voor werkte toen ik me in juli 2018 ziek meldde, betitelde mijn gezondheidssituatie voor mij persoonlijk als ‘erg vervelend.’ Uit zijn gedragingen bleek dat mijn afwezigheid voor zijn organisatie vooral als ‘te kostbaar’ werd beschouwd. Meerdere keren kreeg ik te horen dat mijn uitval ‘primair het gevolg was van mijn persoonlijke omstandigheden.’ Door als werkgever deze visie aan te nemen, vrijwaarde hij indirect zichzelf van de verantwoordelijkheid om gezamenlijk te onderzoeken op welke manier het mogelijk was om mijn werkzaamheden weer met plezier op te kunnen oppakken.

Afbeelding ter illustratie. Afbeelding van chenspec via Pixabay

Pas na mijn ontslag in het najaar van 2020 zag ik glashelder in, dat ook deze werkgever vanwege mijn psychische klachten besloten had om niet meer dan het hoogstnodige in mij te investeren. Zijn en mijn normen en waarden lagen zo mijlenver uit elkaar dat ik met heel veel verdriet, mij erbij heb neergelegd dat ik niet alleen afscheid moest nemen van deze werkgever en mijn voormalige collega’s. Door mijn arbeidsongeschiktheid werd ik gedwongen om ook afscheid te nemen van mijn professionele identiteit. De deskundigen stelden allemaal dat ik nooit meer als revalidatiearts zou kunnen werken. Dat het onvrijwillig verliezen van je baan ook kan leiden tot rouwklachten, met name wanneer het ontslag onverwacht komt en onrechtvaardig voelt, is onlangs aangetoond door psycholoog en wetenschappelijk onderzoeker Janske van Eersel. Op 21 juni is zij aan de Universiteit van Utrecht gepromoveerd op dit onderwerp.

Gelijkwaardigheid

De revalidatiegeneeskunde is bij uitstek gespecialiseerd in de behandeling en begeleiding van patiënten met chronische beperkingen. Desondanks heb ik ervaren dat een werkgever, collega-revalidatieartsen en opleiders en supervisors niet in staat waren om naast mij te gaan staan om vanuit gelijkwaardigheid te bespreken wat ik dacht nodig te hebben om weer succesvol aan het werk te gaan. In plaats daarvan werd ik beoordeeld vanuit het hiërarchische denkkader van deze artsen; professionals die bovendien zelf vaak amper ervaring hadden met de gevolgen van een van de meest ingrijpende levenservaringen die je kunt meemaken.

In juni 2020, krap een maand na het telefoontje van de UWV-arbeidsdeskundige stelde de psycholoog van Arq Nationaal Psychotrauma centrum vast dat ik naast PTSS, ook een Persisterende Complexe Rouw Stoornis (PCRS ) heb. Acht jaar eerder kwam ik voor het eerst in behandeling bij een psycholoog. Toch werd pas achttien jaar na de moord op mijn zus de juiste diagnose gesteld. De burn-out die ik in 2012 dacht gehad te hebben, was nooit een burn-out geweest. Mijn voortdurende gevoelens van machteloosheid, het aanhoudende verdriet dat telkens weer opvlamde, de moeite die ik had om te goed functioneren in mijn werk: pas nu weet ik dat dit allemaal gevolgen waren van chronische PTSS en PCRS. Was ik ook in de WIA terecht gekomen wanneer ik binnen tien jaar na de moord op mijn zus, wel adequaat behandeld was voor mijn aanhoudende rouwklachten?

Overtuigd

Je kunt je afvragen of ik – sinds ik formeel door het UWV arbeidsongeschikt ben verklaard – alsnog van mening ben dat mijn oud-opleider gelijk had toen hij in juni 2013 zei dat het ‘te zwaar voor mij zou zijn om de specialisatie tot revalidatiearts af te ronden.’ Ondanks het persisteren van mijn klachten ben ik er gaandeweg steeds duidelijker van overtuigd geraakt dat ik (binnen de grenzen van mijn energiereserves en door mij te gaan richten op slechts een specifieke patiënten diagnosegroep) bij uitstek geschikt ben om als revalidatiearts te werken. Sterker nog; ik kan me veel beter dan legio collega’s dat kunnen, moeiteloos verplaatsen in de problemen en het verdriet van de chronische zieke patiënten die ik tegenover mij tref.

Ik weet uit ervaring hoe ontzettend moeilijk het is om een balans te vinden in je leven als je een chronische aandoening hebt. Ik weet hoe onzeker en kwetsbaar je je kunt voelen wanneer je afhankelijk bent van de compassie van de professional tegenover je. Empathie is niet iets wat artsen uit een boekje kunnen leren. De empathie die ik laat zien, is altijd gebaseerd op mijn eigen ervaringen met tegenslag. Ik hoef geen moeite te doen om mij te kunnen verplaatsen in het lot van een patiënt, ik ben geen afstandelijke professional. Ik ben, net als zij, ook patiënt. Vanuit die dubbele rol kan ik moeiteloos vanuit gelijkwaardigheid naast patiënten gaan staan. Want net als zij, ben ook ik kwetsbaar en juist deze kwetsbaarheid is een van mijn krachtigste eigenschappen als professional.

Moord

De moord op mijn zus heeft er onherroepelijk toe heeft geleid dat ik net als mijn moeder, levenslang een zekere kwetsbaarheid bij mij draag. Als arts en als ervaringsdeskundige ben ik van mening dat alle nabestaanden van moord en doodslag een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen en persisteren van lichamelijke en of psychische klachten. Natuurlijk is het niet realistisch om alle obstakels die ik in mijn carrière ben tegengekomen op Nadia’s moordenaar af te schuiven. Toch is het bijzonder pijnlijk om te beseffen dat het ruim achttien jaar heeft geduurd voordat ik de juiste diagnose kreeg en dat ik pas daarna in aanmerking kwam voor een bij mijn situatie passende adequate psychologische behandeling.

Lucinda (links) en haar, later doodgeschoten zus Nadia van de Ven.

Professionals werkzaam in de GGZ denken nu wellicht dat mijn situatie en de daarop volgende arbeidsongeschiktheid een uitzondering is. Mijn zus is immers bijna twintig jaar geleden omgebracht. In die tijd waren de criteria om in aanmerking te komen voor de diagnose PTSS veel scherper gesteld. Volgens de oude criteria voldeed ik eerder niet aan de kenmerken van PTSS. Daar komt bij dat de diagnose PCRS formeel pas sinds januari 2017 in de DSM5 (het diagnostisch en statisch handboek dat psychiaters en psychologen hanteren bij hun diagnosestelling) is opgenomen.

Toch is mijn situatie absoluut niet uniek. Ik hoor van heel veel nabestaanden – ook van mensen van wie korter dan vijf jaar geleden een dierbare is vermoord – uitermate schrijnende verhalen. Net als ik lopen zij vast in hun werk en in de hulpverlening. Voor mij staat als een paal boven water dat de persisterende, complexe rouwstoornis onder hulpverleners in de GGZ nog zo onbekend is, dat deze diagnose over het algemeen niet (of veel te laat) wordt vastgesteld. De diagnose PTSS wordt over het algemeen wel eerder herkend. Maar ook dan lopen nabestaanden er tegenaan dat een juiste diagnosestelling, te vaak niet leidt tot een adequate op maat gemaakte behandeling. Dit alles heeft ook bij deze lotgenoten verstrekkende gevolgen voor hun arbeidsgeschiktheid op de lange termijn.

Promoveerde

Al in januari 2017 promoveerde criminoloog en senior wetenschappelijk onderzoeker Mariëtte van Denderen op het onderwerp ‘rouw na moord’. Van de 312 nabestaanden na moord of doodslag die deelnamen aan haar wetenschappelijke onderzoek, ervoer 33% PTSS klachten en 82%  aanhoudende gecompliceerde rouwklachten. Dit onderzoek had niet tot doel om vast te stellen hoeveel procent van de nabestaanden voldeed aan de diagnoses PTSS of PCRS. Toch zijn deze uitkomsten dermate hoog dat ik vermoed dat onder de nabestaanden bij wie er sprake is van PTSS- of PCRS-symptomen, meer dan de helft ook problemen zal ondervinden of heeft ondervonden in de uitvoering van hun werk. Helaas is nog nooit onderzocht of het ziekteverzuim onder nabestaanden van dodelijke geweldsdelicten aanzienlijk hoger is in vergelijking met de algemene bevolking.

Foto ter illustratie. Afbeelding van Sasin Tipchai via Pixabay

In ons land bestaat een miljoenenverslindend maatschappelijk vangnet dat de rehabilitatie van daders en ex-gedetineerden faciliteert. Daarentegen is er nog steeds geen adequaat vangnet om nabestaanden van dodelijke geweldsdelicten te ondersteunen bij het voorkomen van hun arbeidsuitval. Met deze column wil ik de overheid en wetenschappelijk onderzoekers, nadrukkelijk oproepen om het verborgen verlies aan arbeidspotentieel in onze specifieke doelgroep inzichtelijk te maken. Er dient meer werk te worden gemaakt van beter passende behandelmogelijkheden zodat langdurig ziekteverzuim kan worden voorkomen.

*Meer lezen van Lucinda? Hier vind je haar vorige column.

‘Mijn zoontje herkent verdachte zaak Gino als man die hem wilde ontvoeren’

-met update, reactie oud-rechercheurs-

Maria uit Limburg is er zeker van: haar tienjarige zoon werd in maart dit jaar belaagd en bijna ontvoerd door Donny M., de verdachte die vandaag is aangehouden in de afschuwwekkende zaak van het omgebrachte jongetje Gino (9) uit Kerkrade. “Mijn zoontje heeft vanmiddag M.’s foto op de sociale media gezien. Hij herkende hem onmiddellijk als een van de inzittenden van een grijze Tesla die hem in maart op straat probeerden te overmeesteren. Een van, want er zaten nóg twee mannen in die Tesla.”

Hoewel ik geen officiële bevestiging heb van politie en OM, heb ik besloten Maria’s verhaal nog vanavond op mijn website mee te nemen. Zelfs als het niet Donny M. was die destijds poogde haar zoontje te kidnappen, dan is deze zaak ernstig genoeg. Want Maria en haar kind zijn totaal niet serieus genomen door de politie. En als het wél Donny M. was die al in maart in Geleen en omgeving – mogelijk met twee mededaders – toesloeg met diverse kidnappogingen, dan wordt het wat mij betreft tijd voor een parlementaire enquête naar het zoveelste opsporingsschandaal in dit land.

Kinderlokker

Eerst even terug naar de dag van gisteren. Toen Gino uit Kerkrade vrijdagmorgen nog spoorloos was, ben ik gaan zoeken op internet. Ik stuitte op een artikel van 29 maart op de website van de Limburgse omroep L1. Daarin vroeg de politie inwoners van Geleen en omgeving destijds om extra alert te zijn vanwege meldingen over een kinderlokker. Ook vanuit Genhout, Beek waren gelijkaardige berichten binnengekomen over een man die vanuit een grijze Tesla poogde om kinderen mee te nemen, meldden media twee maanden terug. De politie liet daarop weten dat de man gewapend was met een mes en vroeg bewoners om zich te melden als kinderen werden lastiggevallen.

Kan er een link zijn en kan dit dezelfde man zijn die Gino heeft meegenomen, luidde mijn tweet vrijdagmorgen. Er zijn immers tal van overeenkomsten: de man die in maart opdook had het voorzien op jongens in dezelfde leeftijd van Gino. Hij was gewapend en deinsde er klaarblijkelijk niet voor terug om meerdere keren te proberen jongens vanuit een grijze Tesla op straat met zich mee te lokken. Deze dader nam overduidelijk veel risico’s.

Ook in de zaak van Gino leek de dader koelbloedig en nietsontziend te hebben gehandeld. Het jongetje was op het voetbalveldje nabij zijn woning en in het bijzijn van twee andere kinderen aangesproken door een man die zich voordeed als voetbalcoach. En aangezien dit type daders vaak in dezelfde, hun bekende omgeving actief is, leek het me logisch dat er een verband kon zijn met de vermissing van Gino.

Gelicht

Het trieste verloop van de zaak Gino kennen we: in de nacht van vrijdag op zaterdag werd Donny M. in zijn huis in Geleen van zijn bed gelicht. Hij wees de politie de plek waar het lijkje van Gino lag, naar verluidt bij een andere, uitgebrande woning in Geleen. En inmiddels begint het er op te lijken dat deze Donny M. inderdaad ook in maart bezig kan zijn geweest. Want vanavond slaagde ik erin om Maria te bereiken: ze zegt ervan overtuigd te zijn dat haar zoon destijds door dezelfde man is belaagd.

“Ik was die dag thuis”, kijkt Maria terug. “Mijn zoon was naar het voetbalveld in ons dorp. Na afloop is hij met een neefje en mijn jongere zoon naar huis gefietst. Omdat hij op enig moment zijn voetbalschoen had verloren en zijn broertje en neefje verder fietsten, was hij wat achterop geraakt.”

Tesla

Op dat moment reed plotseling een grijze Tesla naast de jongen. “Mijn zoon weet zeker dat het een Tesla was”, vervolgt Maria. Een van de drie inzittenden stapte vervolgens uit, kreeg Maria later van haar kind te horen. “De man achter het stuur riep ondertussen naar mijn kind dat hij nieuwe voetbalspullen zou krijgen als hij zou instappen. Goddank bedacht mijn zoontje zich geen moment. Hij was doodsbang en fietste met een rotvaart naar huis. De man die was uitgestapt, is nog achter hem aangerend.”

Haar kind kwam totaal overstuur thuis, kijkt Maria terug. “Hij was volledig in paniek, maar wist me desondanks heel duidelijk te vertellen wat er was gebeurd.”

Geen aangifte

Nadat ze contact had met haar schoonouders, besloot de Limburgse nog dezelfde avond de politie te bellen. “Ik wilde aangifte doen, want ik vind een poging tot ontvoering van een kind een zeer ernstige zaak. Maar de agent die ik aan de lijn kreeg, vertelde me dat ik niet naar het politiebureau mocht komen vanwege de corona. Ook kon ik geen aangifte doen, werd me verteld. Ik mocht alleen een melding doen. ‘Omdat er niets is gebeurd met uw kind’, zei de agent. Ik heb hooguit tien minuten met de politie gesproken. Daarna heb ik nooit meer iets gehoord.”

Maria vernam wel dat er nog drie andere kinderen – allen jongens in de leeftijd van een jaar of tien – eveneens waren lastiggevallen door mannen in een grijze Tesla. Dat zou dus inhouden dat er zeker vier jonge jongens in die tijd in dezelfde omgeving zijn belaagd door een dader of groep daders, steeds in auto van hetzelfde merk. Waarom gebeurde daar niets mee? Waarom deed de politie geen getuigenoproep in de media? Waarom was er geen aandacht voor deze bijna-kinderontvoeringen in Opsporing Verzocht? Hoe kun je in vredesnaam bij zulke ernstige zaken achterover leunen en niets doen, vraag ik me af…

Gino

De afgelopen dagen volgde Maria de gebeurtenissen rond het jongetje Gino op de voet. “Vandaag heeft mijn zoon een foto gezien van de aangehouden Donny M. Hij raakte meteen weer in paniek en zegt heel zeker te weten dat deze verdachte een van de drie mannen is die hem in maart in de auto probeerden te ontvoeren. Ik heb geen enkele reden om aan mijn kind te twijfelen. Maar mijn hart huilt. Waarom werd in maart ondanks al die meldingen geen actie door de politie ondernomen? En wat als dat wel was gebeurd? Had Gino dan misschien nog geleefd?”

Oud-rechercheurs

“Ik zou, wanneer ik nog bij de politie had gewerkt, absoluut aangifte hebben opgenomen”, reageert oud-rechercheur Peter Staal. “Er is immers sprake van een poging tot ontvoering wanneer al is begonnen met de uitvoering. En dat is in deze kwestie rond Maria’s zoon beslist het geval. Ik zou niet weten waarom het niet is gebeurd. Onbegrijpelijk.”

Ook oud-rechercheur Dick Gosewehr – met wie ik al jaren onopgeloste zaken onderzoek en het boek ‘Moordsporen’ schreef – is er glashelder over. “Er waren voldoende redenen voor de politie om in maart aangiftes op te nemen en onderzoek te gaan doen. Het is belachelijk dat dat niet is gebeurd. Zelfs wanneer een kind in zo’n setting alleen wordt aangesproken om mee te gaan, is die grond er al. En mocht de zaak dan toch een andere, onschuldige achtergrond hebben, dan kan een verdachte dat uitleggen. Bovendien, los van de vraag of het wel of niet verdachte M. was: voorkomen, is beter dan genezen. Maar hier is weer gebeurd wat zo vaak voorkomt. De politie had al een mening over de kwestie, zonder eerst onderzoek te doen. Zeer kwalijk.”

Het OM in Limburg – dat de zaak Gino in onderzoek heeft – zei zondagmiddag nog niet te kunnen reageren.

Update 2: Bij Radio 1 (vanaf 16.05 uur ongeveer) hebben Maria, Dick Gosewehr en ik maandagmiddag (6 juni) een toelichting op dit verhaal gegeven. Eea kun je hier beluisteren.

*Dit artikel is gratis te lezen. Wanneer je mijn misdaadsite, mijn onderzoeken en onafhankelijke journalistiek wilt ondersteunen, doe dan hieronder een donatie. Elke bijdrage – groot of klein – wordt zeer gewaardeerd!

Koude rillingen van racisme en discriminatie bij Nederlandse politie

0

Koude rillingen kreeg ik bij de preview van tv-documentaire De blauwe familie die ik afgelopen vrijdag kon bijwonen. Ik lag er bovendien de hele nacht wakker van, een reden voor mij om in deze column stil te staan bij iets anders dan ergernissen en irritaties in mijn werk.

In de zaken die ik als slachtofferadvocaat op me neem, werk ik nauw samen met politie en justitie. Vaak heb ik dan te maken met hardwerkende mensen die het hart op de juiste plaats hebben. Mensen die bezig zijn met het bestrijden van onrechtvaardigheid, of die dat in ieder geval proberen te doen met de schaarse middelen die ze hebben.

Klem

Maar wat als deze mensen zelf klem komen te zitten, worden gepest en zelfs vanwege hun afkomst niet worden geaccepteerd? En wat als de politieorganisatie werknemers in dienst heeft die er bepaalde discriminatoire en racistische denkwijzen op na houden die niet acceptabel zijn? Wat als de politieorganisatie tot op heden niet optreedt tegen zulke onacceptabele denkbeelden en handelingen en diegenen die verwerpelijke ideeën uiten en uitvoeren zelfs door justitie worden beschermd? Waar zijn we dan in godsnaam beland?

Auteur van deze column is de Rotterdamse slachtofferadvocaat Nelleke Stolk.

Sommige cliënten van mij hebben ook ervaren hoe zij bij het doen van een aangifte of melding bij de politie niet serieus werden genomen. Ook in grotere zaken kwamen zulke aspecten naar voren. Zoals bij een aangifte van stalking, waarbij vervolgens werd aangegeven dat sprake zou zijn van eergerelateerd geweld. Door de zaak dit stempel te geven werden de ernst en essentie van de problematiek volledig gemist en sloegen de opsporingsautoriteiten en andere betrokken instanties een verkeerde weg in die zou leiden tot de dood van aangeefster.

Afkomst

In dit dossier gaf de familie direct aan niet serieus te zijn genomen. En nog ernstiger: mijn cliënten hadden het gevoel gekregen dat hun afkomst debet was aan het niet-handelen van politie. Ik dacht hetzelfde, maar verkeerde in de veronderstelling dat zoiets niet mogelijk kon zijn binnen een organisatie die zich inzet voor het opsporen van strafbare feiten. Totdat er appjes van betrokken politieagenten boven water kwamen. Berichten met teksten die ik wel drie keer heb moeten nalezen om te beseffen dat er écht stond, wat ik zojuist onder ogen had gekregen. 

Ik voed mijn kinderen op met eerbied en respect voor politie en justitie, maar dat denkbeeld ging in de bovenstaande zaak al scheuren vertonen. En bij het zien van deze tv-documentaire ging het voor mij zelfs aan diggelen.

Grondwet

Alle politiebureaus in ons land hebben een plakkaat of een banner waarop artikel 1 van de Grondwet wordt geciteerd. Er is en kan binnen de politieorganisatie géén onderscheid gemaakt worden tussen personen, om welke reden dan ook. De documentaire maakt echter heel pijnlijk duidelijk dat mijn ideaalbeeld verreweg niet gehaald wordt.

De focus ligt op mensen die de misstanden zelf hebben ervaren als onderdeel van de organisatie en die de moed hebben om dat naar buiten te brengen en om te vertellen wat er zich afspeelt binnen de politieorganisatie die juist zou moeten beschermen. Zij geven aan welk onveilig gevoel zij hebben ervaren en nog steeds ervaren bij de politie, de club die stelt ‘waakzaam en dienstbaar’ te zijn. Weggepest, gediscrimineerd of – wanneer iemand sterk genoeg is – op een andere manier tegengewerkt, dusdanig dat carrières zijn verwoest. Dromen en toekomstbeelden volledig kapot. Het maakt niet uit of zij twee, vijf, tien of al dertig jaar hart en ziel gaven aan hun werk bij de politie.

Respect

Ik kon alleen maar diep respect hebben voor deze mensen en heb echt even moeten slikken toen ik mij bedacht hoe onterecht en respectloos zij worden behandeld. Mensen die alles geven, maar niet worden geaccepteerd door collega’s en sommige leidinggevenden. Diezelfde collega’s en leidinggevenden die het prima vinden dat niet alleen binnen de organisatie naar hun eigen mensen zo wordt gehandeld, maar het ook tegenover de buitenwereld volkomen acceptabel vinden wanneer in een app-groep racistische uitspraken worden gedaan.

Ingegrepen

Waarom wordt er niet ingegrepen? Waarom wordt er niet gehandhaafd in de organisatie die zich dat tot doel heeft gesteld? Waarom vindt ook het Openbaar Ministerie dit oké? Immers, wanneer slachtoffers aangifte doen van discriminatie en racisme binnen de politie, volgt doorgaans een bericht van niet-vervolgen.

Afbeelding ter illustratie.

Het schokkendst is de reactie van leidinggevenden; ‘We gaan het aanpakken en we gaan ermee aan de slag.’ Terwijl het pas écht dienstbaar zou zijn om ontslag te laten volgen voor diegenen die zich schuldig maken aan het niet accepteren van diegenen die in hun ogen anders zijn. Als namelijk de politie dat al niet doet, hoe gaan wij dan als maatschappij om met uitsluiting op grond van ras, geloof, sekse of geaardheid?

Zelf

Tegen de politieorganisatie zou ik willen zeggen: ga staan voor de mensen die staan voor jullie organisatie. Sta voor de verschillen en de afspiegeling van de samenleving en behandel deze collega’s niet anders. Behandel iedereen zoals je zelf behandeld wilt worden en maak daarin geen onderscheid.

Ik raad iedereen aan om maandagavond te kijken naar tv-documentaire De blauwe familie. Triest en boos makend. Ik hoop écht dat er nu eindelijk eens iets gedaan gaat worden!

* Lees ook Nellekes vorige column over ernstige zedenzaken die op de plank gaan vanwege capaciteitsproblemen bij politie en OM.

Volgend trauma bij slachtoffers door optreden politie en justitie

Een jonge vrouw is neergeschoten. Er is wanhoop, paniek en een enorm verdriet. Gelukkig heeft het slachtoffer het overleefd, al heeft ze afscheid moeten nemen van wie ze was. Ze is nu afhankelijk van de zorg van anderen en kan niet meer terug naar haar eigen woning. Dit meisje zal altijd zorg nodig hebben en in angst leven.

Alsof dat alles al niet ontwrichtend genoeg is, gaat er bij politie en justitie in het onderzoek naar deze zaak ook nog eens van alles mis. De gevolgen zijn zó hevig, dat er een tweede trauma ontstaat bij het slachtoffer en haar familie.

Terugblik

Een terugblik op de gebeurtenissen.

Toen het meisje was neergeschoten, werd haar moeder niet direct gealarmeerd. De politie wilde eerst de identificatie van het slachtoffer volledig duidelijk hebben. Op zich is dat logisch, ware het niet dat het rijbewijs van het slachtoffer genoeg uitsluitsel gaf. Dat gold echter niet voor de officier van dienst van de betrokken politieorganisatie, hij dacht er anders over.

De auteur van deze column is Mirjam van Zuijlen, casemanager bij Slachtofferhulp Nederland.

Tot zover konden de familieleden nog begrip opbrengen voor de handelwijze van de politie. Toen de recherche echter aan de deur van moeder stond en zij niet thuis bleek te zijn, werd er geen enkele poging meer ondernomen om haar over de gebeurtenissen rond haar dochter te informeren. Er gebeurde helemaal niets.

Traumatische

Zo kon het gebeuren de moeder pas vier uur na het aantreffen van haar zwaargewonde dochter op afschuwelijke wijze met de feiten werd geconfronteerd. Ze was zelf naar het huis van haar dochter gegaan omdat ze maar geen contact met het meisje kon krijgen. Moeder stond daar plotseling op het plaats delict: een traumatische ervaring die haar bespaard had kunnen blijven wanneer de politie haar wél op de hoogte had gebracht.

Deze vrouw moest vervolgens mee naar het politiebureau om er te worden gehoord. Je zult begrijpen dat zij totaal niet in staat was om daar iets te kunnen verklaren. Ze wilde maar één ding: zo snel mogelijk naar haar dochter!

Het meisje, dat in levensgevaar verkeerde, was ondertussen met een traumahelikopter overgebracht naar een ziekenhuis. Maar zelfs dat wist haar moeder op dat moment nog niet.

Wanhopig

Nadat de politie haar had medegedeeld dat haar dochter in het ziekenhuis lag, vroeg de moeder wanhopig aan de agenten of iemand haar naar haar kind kon brengen. Dat was onmogelijk, kreeg ze te horen. Ze moest maar een taxi bellen.

Foto ter illustratie. Afbeelding van Pete Linforth via Pixabay

Uiteindelijk is de vrouw volledig overstuur zelf op weg gegaan naar het ziekenhuis, een rit van ruim een uur. Ergens halverwege strandde ze. Niet in staat meer om zelf nog te rijden. Uiteindelijk schoot een goede vriend haar te hulp. Pas in het ziekenhuis vernam de moeder dat haar dochter levensgevaarlijk gewond was geraakt.

Evaluatiegesprek

In een evaluatiegesprek met de politie werd duidelijk dat er in elk geval onvoldoende is gecommuniceerd tussen de betrokken agenten. En hoewel het niet de taak is van de politie om familieleden weg te brengen naar hun dierbaren, had dat in deze situatie met een levensgevaarlijk gewond meisje wel gemoeten, werd geconcludeerd. Verbeterpunten, noemt de politie dat in de evaluatie.

Ik kreeg in deze zaak te maken met een totaal ontredderde moeder. Toen haar dochter weer wat was hersteld, liet ook het meisje weten welke impact de gang van zaken op haar heeft gehad. Ze had voortdurend geroepen om haar moeder, ze had haar hand willen vasthouden. En ook moeder gaf aan hoe graag ze bij haar kind geweest had willen zijn. Om haar te vertellen dat ze niet alleen was. Dat haar moeder bij haar was.

Verdriet

Het verdriet dat beiden nu hebben is enorm.

Ook in de gang naar de rechter wachtte moeder en dochter onnoemelijk veel leed. Toen de rechtszaak tegen de verdachte was behandeld, was er weliswaar iets meer rust voor hen geweest. Ze waren vol goede hoop, wachtend op een vonnis. Maar de uitspraak van de rechter vormde een volgende klap. De verdachte kreeg namelijk een veel lagere straf opgelegd dan het Openbaar Ministerie had geëist.

Foto ter illustratie. Afbeelding van Sang Hyun Cho via Pixabay

De teleurstelling, de angst en woede bij beide slachtoffer was vanzelfsprekend groot.

Het OM ging in hoger beroep. Dat gaf moeder en dochter even een nieuw perspectief. Totdat duidelijk werd dat de rechtbank het dossier nog niet had overgedragen aan het gerechtshof. De advocaat-generaal besloot toen dat de verdachte in voorlopige vrijheid het hoger beroep mocht afwachten, zonder kennis te nemen van het gegeven dat er in deze zaak een slachtoffer is dat wordt bijgestaan door een slachtofferadvocaat.

Instorten

Ik zag de moeder en haar dochter op dat moment instorten in een poel van wanhoop en machteloosheid. Er was geen enkele aandacht voor hen geweest. Er kwam geen contactverbod voor de verdachte en hij kreeg geen voorwaarden opgelegd. Het is bijna niet te bevatten wat zoiets met slachtoffers doet.

Het meisje had net een elektrische rolstoel gekregen om zich weer wat zelfstandig te kunnen voelen en naar buiten te kunnen gaan. Maar toen de verdachte weer op vrije voeten was, durfde zij dat begrijpelijkerwijs niet meer. Het was immers denkbaar dat zij de verdachte buiten kon tegenkomen. Bovendien woonden er bij haar ook bekenden van hem in de omgeving.

Vuurwapengevaarlijke

Stel je de angst van het slachtoffer een haar moeder voor, met een vuurwapengevaarlijke verdachte. Wat als hij ‘de klus’ zou komen afmaken?

Ook de moeder en de zus van het slachtoffer sloten zich op in hun woning. Met lede ogen moest ik aanschouwen wat dit met hen deed. De situatie was dermate angstaanjagend en traumatisch, dat elk herstel bij het meisje en bij haar familie ernstig werd belemmerd.

Foto ter illustratie. Afbeelding van Anemone123 via Pixabay

De betrokken slachtofferadvocaat deed wat zij kon om bij justitie duidelijk te maken dat dit voor het slachtoffer absoluut niet kon. Politie en OM zouden later onafhankelijk van elkaar aangegeven dat ook ‘dit punt verbetering behoeft’.

Bizarre

Maar mijn cliënten hoorden dat niet eens meer. Hoe kan er na zo’n ernstig misdrijf aan herstel worden gewerkt, waarbij alles op alles dient te worden gezet om slachtoffers te ondersteunen, wanneer zij met zo’n bizarre gang van zaken voor de tweede keer getraumatiseerd raken?

Als casemanager van Slachtofferhulp Nederland kan ik alleen maar luisteren en proberen mijn cliënten zorgvuldig te informeren en te ondersteunen. En te bekrachtigen in wat er wél goed gaat.

Omdat ik zie wat sommige beslissingen en handelwijzen bij slachtoffers aanricht, voel ik me soms machteloos, gefrustreerd en boos. Daar kan ik niets van laten merken, want dat zou mensen niet verder helpen. Maar wat ik wel kan doen, is deze column schrijven en hopen dat politie en justitie eens mee willen kijken bij wat ik tegenkom en zich realiseren wat het effect van hun handelen kan zijn.

Consequenties

Ik vertrouw erop dat we allemaal het beste voor hebben met onze doelgroep, en ook met deze zwaar getroffen familie. En ik hoop dat ik kan bijdragen aan meer bewustwording. Tegen politie en justitie wil ik dan ook zeggen: uw handelen heeft consequenties. Verlies de consequenties voor slachtoffers en hun familieleden niet uit het oog!

*Meer lezen van Mirjam van Zuijlen? Hier vind je haar vorige column.

Ernstige zedenzaken op de plank door capaciteitskrapte politie en justitie

Als slachtofferadvocaat ben ik inmiddels wel gepokt en gemazeld door alle ellende die ik dagelijks op mijn bordje krijg. Toch viel ik afgelopen weken wèrkelijk van de ene in de andere verbazing.

Want als we het hebben over het zedenschandaal bij tv-programma The Voice en het onderzoek dat het OM in deze zaak gaat starten, moeten we ook constateren dat het aantal lopende zaken (met name zedenfeiten) maar blijft toenemen. Dat terwijl zaken steeds langer op de plank blijven liggen wegens capaciteitskrapte bij politie, justitie en bij de rechtbanken en gerechtshoven.

Niet serieus

Slachtoffers hebben daardoor het gevoel alsof zij niet serieus genomen worden. Sterker nog: slachtoffers  krijgen steeds vaker te horen dat hun zaak te lang op de plank heeft gelegen en dat het eigenlijk geen zin meer heeft om nog te vervolgen. Je leest het goed: dat gebeurt écht.

Dus ondanks het feit dat er bewijs is, wordt een zaak dan toch maar geseponeerd. In de trant: Ach, bij die arme verdachte heeft nu al zo lang het zwaard van Damocles boven het hoofd gehangen, hij of zij moet nu onderhand wel weten waar hij aan toe is.

Auteur van deze column is de Rotterdamse slachtofferadvocaat Nelleke Stolk.

Natuurlijk, denk ik dan, maar hoe zit het met het slachtoffer? Ook het slachtoffer heeft immers al twee jaar (of langer) moeten wachten. Klachten bouwden zich op, bovendien moest zo’n beetje elke maand met de instanties worden gebeld om te vernemen wat er met de aangifte ging gebeuren. Je kunt je voorstellen dat een slachtoffer in zo’n situatie inmiddels de moed heeft verloren. Daar komt bij dat therapie in de tussentijd meestal niet kon starten omdat de strafzaak nog te veel op de voorgrond meespeelde. Niet bepaald een heel logische beslissing die recht doet aan de situatie.

Seksuele jeugdzonde

Dat een of andere bekende Nederlander zich dan met een ander groepje dwazen op tv uit over een seksuele jeugdzonde en de media over hem heen vallen, zorgt ervoor dat ons als slachtofferadvocaten veelvuldig om een mening wordt gevraagd.

Natuurlijk vinden wij daar wat van, maar we passen ervoor om die kneus nog meer podium te geven. Toch wil ik er wel iets over kwijt. Alle tijd die we besteden aan het begeleiden van slachtoffers en het steeds weer moed inpraten door te herinneren aan het feit dat er in de huidige tijd gelukkig meer aandacht is voor de problematiek en rechten van slachtoffers, werd door het recente voorval op tv in één keer teniet gedaan. En dat door enkele malloten die het nodig vonden om ginnegappend op tv te vertellen dat die jeugdzonde ‘best normaal is’.

Rechtbankzitting

De praktijk is dat ik vervolgens op een rechtbankzitting sta van een zaak die al drie jaar oud is en waarbij het OM aangeeft dat een straf ‘niet meer passend’ is. De praktijk is ook dat ik via sociale media moet vernemen van een sepot in een zeer ernstige zedenzaak, omdat het OM is ‘vergeten’ om het slachtoffer en mij als haar raadsvrouw te informeren. Vervolgens wordt ons in een gesprek medegedeeld dat er ‘echt te weinig bewijs’ zou zijn, terwijl het feit is opgenomen.

Afbeelding ter illustratie. Afbeelding van S. Hermann & F. Richter via Pixabay

En verder wordt daar ook nog doodleuk aan toegevoegd dat we maar een klachtprocedure tegen de sepotbeslissing moeten starten. Zo’n traject neemt overigens ook weer ruim een jaar – en dan ben ik nog positief – in beslag. In veel gevallen krijgen slachtoffers na afloop een volgende teleurstelling te verwerken. Zij krijgen meestal te horen dat de strafrechtelijke vervolging er niet komt, omdat getuigen niet meer kunnen verklaren. Het argument: het is te lang geleden of de getuigen zijn inmiddels onvindbaar.

Afstemming

Ik merk bovendien steeds frequenter dat rechtbankzittingen worden gepland zonder afstemming met het slachtoffer en de slachtofferadvocaat. We hebben het dan niet over een fietsendiefstalletje, maar bijvoorbeeld over een forse martelzaak, een ernstig zedenfeit en een aantal levensdelicten. Ik moet maar vervanging regelen, als een geplande datum niet uitkomt. Of het OM laat ijskoud weten dat bij aanhouding van een rechtszaak het wel mijn schuld is dat de slachtoffers zo lang moeten wachten. Je gelooft het niet, maar het gebeurt…

Even serieus, schiet op zo’n moment door mijn hoofd. De regels zijn tenslotte vrij helder. Als er sprake is van slachtoffers of nabestaanden dan dient met deze mensen afstemming te worden gezocht wanneer zij hebben aangegeven aanwezig te willen zijn en gebruik te willen maken van hun spreekrecht. Justitie slaat dat echter gemakshalve even over en gooit dan over de schutting naar diezelfde personen dat het hun schuld is dat de zaak pas later kan worden behandeld. Alsof ik die mensen niet al een hele tijd bijsta. Alsof we op geen enkele pro formazitting aanwezig waren. En alsof we geen enkel gesprek met de officier van justitie hebben gehad. Voor het OM gaat het blijkbaar inderdaad om niet noemenswaardige zaken.

Gewond

Neem nu het voorbeeld van een cliënte van me die dusdanig gewond is geraakt, dat ze nooit meer de oude zal worden. De rechtbank sprak de verdachte weliswaar niet vrij, maar kwam wel met een zeer teleurstellend vonnis. Gelukkig ging het OM in hoger beroep.

Afbeelding ter illustratie.

Wat er daarna gebeurde, sloeg echter alles. De verdachte zat in hechtenis zit en diende dus binnen een bepaalde termijn voor de raadkamer te worden voorgeleid. Daarbij verzette hetzelfde OM zich tot mijn verbijstering niet tegen de vrijlating in het kader van een voorlopige in vrijheidstelling. Dat terwijl er ook een oude straf nog moest worden uitgezeten door die verdachte. Het OM vergat mijn cliënte en mij – zoals te doen gebruikelijk – te informeren. En het OM liet ook na om als voorwaarde een contact- en locatieverbod voor deze verdachte te vragen. Ik begon ervan te schreeuwen. Dat dit absoluut niet kon! En ik stond bijna te stuiteren toen ik hoorde dat de rechtbank het dossier nog niet eens had verzonden. De rechtbank moet bij een hoger beroep namelijk het dossier toesturen aan het Hof, zodat men daar kennis kan nemen van het onderzoeksdossier. Alsof justitie dan ook niet weet dat er een slachtoffer in deze zaak zit, die wellicht geïnformeerd zou moeten worden…

Ergernissen

Mijn lijst aan ergernissen en frustraties door het optreden van justitie is lang. Heel lang.

Zo had ik recent een gesprek met een slachtoffer dat zelfs de brief in haar hand had met de mededeling dat de komende rechtbankzitting nog niet inhoudelijk zou zijn. Dat gaf ons nog even de tijd om allerlei medische gegevens ter onderbouwing op te vragen. Tenminste, dat dáchten we. Want het weekeinde vóór de rechtbankzitting kreeg ik een telefoontje dat er een fout was gemaakt en dat er wél een inhoudelijke behandeling stond gepland. Waar blijft de vordering om een schadevergoeding, luidde de vraag.

Deze bizarre gang van zaken leverde me weer eens enorme problemen op. De rechtszaak stond gepland op de dinsdag na het weekeinde. Maar ik kon het slachtoffer die zaterdag en zondag niet bereiken en daardoor dus geen medische gegevens leveren die nodig waren voor de onderbouwing van de vordering. In dit geval kon het OM daar niets aan doen. Het is het falende systeem dat heel dringend verbeterd dient te worden.

Niet ontvankelijk

Waarschijnlijk gaat de rechter de vordering in deze zaak niet ontvankelijk verklaren omdat het medische dossier ontbreekt. We kunnen ons dan vervolgens gaan melden bij de civiele rechter, in de hoop daar een tegemoetkoming in de schade te kunnen krijgen.

Afbeelding ter illustratie. Foto door MART PRODUCTION via Pexels

Want dat is ook zoiets: het gemak waarmee een vordering niet ontvankelijk wordt verklaard. De Hoge Raad, niet het minste rechtscollege zou je zeggen, heeft toch echt aangegeven dat een vordering van een benadeelde partij niet al te lichtvaardig mag worden afgewezen of niet ontvankelijk mag worden verklaard. Dit omdat het bij verdachten nu eenmaal vaak gaat om een ‘kale kip’ waar civielrechtelijk niets te halen valt, terwijl in het strafrecht een maatregel ter inning van de toegekende bedragen kan worden opgelegd. En toch wordt vaak zonder motivering een vordering opzij geschoven. Dat alles onder het motto: dan ga je civiel toch nog iets vorderen? Alsof dat ‘wel even te doen’ is, bij een verdachte die tbs met dwang opgelegd heeft gekregen.

Boos

Ik maak me daar boos om, echt heel boos. Want of je nu bekend bent en op televisie jezelf totaal voor lul zet of dat dat in de rechtelijke keten gebeurt: feitelijk komt het steeds op hetzelfde neer. Het lijkt erop dat slachtoffers en hun raadslieden weer terug bij af zijn. Alle rechten die slachtoffers hebben verworven in het strafproces en die zijn verankerd in heldere regelgeving, worden zonder enig nadenken en heel gemakkelijk terzijde geschoven met argumenten die werkelijk kant noch wal slaan. In de jeugd van sommige mensen werden bepaalde zaken al niet serieus genomen. Maar ook heden ten dage lijkt het alsof er weinig is verbeterd.

We hebben nog of eigenlijk weer een zeer lange weg te gaan.

Rol vrouwen in drugscriminaliteit mogelijk groter dan gedacht

0

Drugscriminaliteit en georganiseerde misdaad in combinatie met vrouwen roept vaak het beeld op van jonge, soms exotische vrouwen die de partner zijn van gevaarlijke, mannelijke bazen in een groot netwerk van criminelen. Maar hoe zit het nu echt? Zijn deze vrouwen ‘onschuldige’ familieleden van criminele mannen of spelen zij een grotere rol dan doorgaans wordt gedacht?

In Nederlands criminologisch onderzoek is er zelden aandacht voor vrouwelijke drugsdaders. Juist de mannelijke dader staat centraal. Misschien moeten we de rol van vrouwen bij drugscriminaliteit niet onderschatten en beter bestuderen. Dat alles in het belang van effectieve bestrijding.

De politie is zich ervan bewust dat de rol van vrouwen bij drugscriminaliteit tegenwoordig mogelijk groter is dan valt terug te zien in de politieregistraties. Ook is de politie ervan doordrongen dat er sprake is van een gebrek aan kennis over de rol van vrouwen. Dit gegeven vormde de aanleiding voor mijn afstudeerscriptie die ik heb geschreven in het kader van een boeiende stage bij de Politie Eenheid Amsterdam.

De auteur van deze column is criminoloog Riddhi Matai.

Families

Met een kwalitatief onderzoek met onderzoekend karakter heb ik geprobeerd meer inzicht te verkrijgen in de wijze waarop vrouwen betrokken zijn bij drugscriminaliteit binnen hun (criminele) familie. Daartoe heb ik de politieregistraties van elf ‘criminele’ families[1] in Nederland geanalyseerd. In het onderzoek kwam ik tegen dat vrouwen drie verschillende rollen kunnen hebben die ik nader zal toelichten.

Binnen de uitvoerende rol stelt de vrouw zich actief op bij de uitvoering van drugscriminaliteit en is zij direct verantwoordelijk voor het strafbare feit. Zo zorgt zij voor de verplaatsing van illegale goederen (drugs, vals geld en vuurwapens) van plek A naar plek B.

Bestaande literatuur stelt dat vrouwen binnen de georganiseerde misdaad veelal geen uitvoerende of leidinggevende rollen bekleden. Dit is een positie die grotendeels door mannen wordt vervuld. De vrouwen lijken juist hand-en-spandiensten uit te voeren. 

Zelden

Tijdens mijn onderzoek kwam de uitvoerende rol zelden naar voren in de data. Slechts in enkele gevallen leken vrouwelijke familieleden actief betrokken te zijn bij drugscriminaliteit. Dat kan zijn door het binnensmokkelen van drugs in een gevangenis of vanwege het in bezit hebben van een grote hoeveelheid hennep.

In de afschermende rol maskeert de vrouw actief de illegale activiteiten van de mannelijke familieleden door bijvoorbeeld illegale goederen op te slaan in haar huis.

Afbeelding ter illustratie. Afbeelding van leo2014 via Pixabay

Ook deze rol lijkt in de politiedata nauwelijks zichtbaar. Het was echter opvallend dat in de gevallen waarbij de vrouwen wél zorgden voor de opslagplaats van illegale goederen, dit de vrouwelijke partners en moeders waren van de mannen. In de registraties is niet terug te zien dat nichten, dochters en zussen zo’n afschermende rol bekleedden.

Verklaring

Een interessante bevinding tijdens het onderzoek was een verklaring van een ex-partner van een mannelijke drugsverdachte. Zij vertelde aan de politie dat zij wist waar een opslagplaats met vuurwapens en grote hoeveelheden geld te vinden waren. Tot in detail kon zij de politie vertellen bij welk vrouwelijk familielid en aan welk adres de smokkelwaar te vinden was.

Uit het onderzoek kwam tevens naar voren dat de (ex-)partners van de mannelijke drugsverdachten op de hoogte zijn van de criminele activiteiten binnen de familie. Na het verbreken van de relatie zijn zij mogelijk bereidwilliger om medewerking te verlenen aan de politie om criminele activiteiten van de ex-partner te voorkomen. Daarom zou de politie eventueel de focus kunnen leggen op ex-partners van mannelijke drugsverdachten als informatiebron.

Bij de faciliterende rol draagt de vrouw indirect bij aan drugscriminaliteit, door de mannelijke dader op een passieve manier te faciliteren bij het uitvoeren van zijn criminele activiteiten. Zo stelt zij bijvoorbeeld haar auto beschikbaar aan de man en staan bepaalde bedrijven ten behoeve van witwassen op haar naam.

Voertuigen

De faciliterende rol leek het frequentst naar voren te komen. Zeer opvallend was het feit dat in zeker 84% van de gevallen sprake was van een voertuig dat op naam stond van een vrouwelijk familielid. Grotendeels ging het om de vrouwelijke partners van de mannelijke verdachten van drugscriminaliteit. In het merendeel van de gevallen bleek echter dat de man in kwestie het voertuig bestuurde. Dit lijkt binnen criminele kringen doorgaans vaker te gebeuren. Mogelijk dachten de mannelijke drugsverdachten dat vrouwen (en hun auto’s) minder snel gecontroleerd worden door de politie en reden zij daarom in voertuigen die op naam stonden van hun vrouwelijke familielid.

Afbeelding ter illustratie. Afbeelding van Pexels via Pixabay

Mijn afstudeeronderzoek betrof een kleinschalige studie en er was geringe informatie beschikbaar over de vrouwen door de beperkte tijd en middelen. Desalniettemin leverde het onderzoek interessante aanwijzingen op over de betrokkenheid van vrouwen bij drugscriminaliteit. Ik heb in ieder geval een waardevolle les uit het onderzoek kunnen halen: laten we vrouwen en hun rol bij drugscriminaliteit niet onderschatten en met meer aandacht gaan bestuderen. Deze data kunnen een bijdrage leveren aan de bestrijding van drugscriminaliteit.

* Over Riddhi

Riddhi Matai is van jongs af aan gestimuleerd om een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Deze motivatie en haar gezonde belangstelling voor true crime-series hebben geleid tot de keuze om criminologie te studeren. Afgelopen jaar heeft Riddhi de master Opsporingscriminologie aan de Vrije Universiteit met goed gevolg afgerond. Momenteel is zij commissielid bij Het Criminologisch Netwerk Nederland (Het CNN) waar ze criminologisch relevante workshops voor de leden deze organisatie organiseert.


[1] ‘Met een ‘criminele’ familie wordt in dit onderzoek een brede kern van (groot)ouders, kinderen, ooms, tantes, neven en nichten en hun partners verstaan. Zij wordt als crimineel beschouwd wanneer meerdere leden crimineel actief zijn of zijn geweest. Verder bestaat een criminele familie uit ten minste drie generaties. Binnen de familie moet sprake zijn van ten minste twee kinderen tussen de 0-18 jaar en ten minste twee meerderjarige leden van de familie maken zich (vermoedelijk) schuldig aan ernstig strafbare feiten.’
Bron: Ferwerda, 2017; Boer, Ceulen, Moors & Spapens, 2020.

Gezocht: moedige rechters in kwestie schending beroepsgeheim advocaten

0

Een opmerkelijke inzet had het kort geding van Stibbe Advocaten tegen de staat, een maand geleden.  Het Functioneel Parket (een speciale afdeling) van het Openbaar Ministerie en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) moeten voor eens en altijd stoppen met het bekijken en verzamelen van mailcorrespondentie tussen advocaten en hun cliënten, luidt de eis.

Zoals wel vaker, was het puur toeval dat de betrokken advocaten erachter kwamen dat het Openbaar Ministerie mails van en naar hun kantoor had bemachtigd en ingezien.

Verplicht

Maar hoe zit het ook alweer? In de wet is een aantal geheimhouders vastgelegd, zoals notarissen, artsen, verpleegkundigen, sommige geestelijken en ook advocaten. Personen die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn, zo zegt de wet.

De auteur van deze column is strafrechtadvocaat Esther Vroegh

Het is dus niet alleen een privilege maar een plicht voor deze functionarissen. Onomstotelijk daarmee verbonden is het verschoningsrecht. Het verschoningsrecht van de advocaat beschermt vertrouwelijke communicatie met zijn cliënten tegen inzage door derden. Die derden staan buiten de advocaat-cliëntrelatie en zij behoren daar ook buiten te blijven. Dat geldt in het bijzonder voor opsporingsambtenaren. 

Maatschappelijk

Het wordt als een groot maatschappelijk belang gezien, dat iedereen zich vrij tot geheimhouders moet kunnen wenden om bijstand en advies, zonder vrees voor openbaarmaking van wat besproken wordt. Dat klinkt wellicht wat abstract maar hoe vervelend zou het niet zijn als jouw gynaecoloog op een verjaardagsfeestje eens haarfijn uit de doeken deed hoe de bevalling is gedaan? Bij advocaten en andere biechtvaders voelt iedereen dat het niet ethisch is als deze vertrouwenspersonen het aan hen toevertrouwde op straat gooien en derden daarvan op de hoogte raken. Het verschoningsrecht voor advocaten stelt dus grenzen aan de reikwijdte van de strafrechtelijke waarheidsvinding en dat is soms zeer frustrerend voor rechercheurs en officieren van justitie. 

Interesse

Het laat zich raden dat opsporingsambtenaren wel degelijk interesse hebben in de zaken die tussen advocaten en hun cliënten worden besproken. Door de toenemende digitalisering en verschillende mogelijkheden van communicatie zijn er tegenwoordig veel mogelijkheden om dat wat besproken of gemaild wordt, daadwerkelijk in te zien.

Het Openbaar Ministerie verschuilt zich achter diezelfde uitdijende digitalisering en stelt zich veelal op het standpunt dat het ‘per ongeluk is geweest’ of ‘niet helder was’ dat het om geheimhouderscommunicatie ging.

Hells Angels

In een zaak waarin het heel helder was dat het om dergelijke gesprekken ging, was het megaproces Acroniem tegen de Hells Angels. Deze prestigieuze zaak liep op 20 december 2007 stuk op afgeluisterde telefoontjes tussen de Angels en hun advocaten. Jarenlang luisterde de recherche de telefoons van de Angels af die met diezelfde telefoons ook hun advocaten belden.

Foto ter illustratie. Photo by Thomas Lefebvre on Unsplash

Deze gesprekken zijn vertrouwelijk. Het Openbaar Ministerie had daarom de opnames en de verslagen moeten vernietigen zonder kennis te nemen van de inhoud. De officier van justitie liet dat na, draaide eromheen en overtrad zo de regels.

Ernstige

Het vonnis was helder. ‘Ernstige, grootschalige en herhaaldelijke inbreuken op de regelgeving’, zo beoordeelde de rechtbank de werkwijze van het OM. De rechtbank stelde vast dat het niet om incidenten of ongelukjes ging maar om een werkwijze. De strafzaak tegen 22 prominente Hells Angels van verschillende chapters in Nederland eindigde in een niet-ontvankelijkheid van het OM. 

Een zuivere en krachtige uitspraak maar heeft men hiervan geleerd? Kennelijk niet, gezien het het kort geding van Stibbe Advocaten dat onlangs is aangezwengeld en waarbij gesteld wordt het een werkwijze is, een instructie om kennis te nemen van de geheimhouderscommunicatie. Die Aanwijzing geeft precies de rechtmatige werkwijze aan van het OM, maar de praktijk is en blijft grilliger. In december 2019 kwam naar buiten dat door een softwarefout maar liefst 25.000 gesprekken tussen gevangenen en hun advocaten ten onrechte zijn opgenomen. 

Moordonderzoek

Ondanks het feit dat advocaten verplicht zijn om hun kantoor- en gsm-nummer te laten registreren, ging het onlangs opnieuw mis. Mijn zakelijke nummers zijn al 23 jaar ongewijzigd maar in een moordonderzoek werden maar liefst veertien gesprekken met mijn cliënte en mij geregistreerd en namen de opsporingsdiensten kennis van de aard van de gesprekken. Pas later kwam men erachter dat het nummers van een advocaat zijn, zo stelt het OM nu. Bijzonder want mijn cliënte zat wekenlang in alle beperkingen en mocht dus alleen met haar advocaat bellen. Met andere woorden; de nummers zouden door de registratie herkend moeten zijn en aangezien mijn cliënte alleen een advocaat mocht contacteren had die hoedanigheid vanaf het eerste telefoontje kristalhelder moeten zijn. 

Gelegenheid

Opvallend was dat op het moment dat mijn cliënte door de raadkamer op vrije voeten werd gesteld, men diezelfde dag verder ging met het tappen van de gesprekken tussen de medeverdachte en diens advocaat. De rechtbank stelt het OM weer in de gelegenheid om daarover aanvullende processen-verbaal op te maken maar die roepen meer vragen op dan antwoorden.

Foto ter illustratie. Afbeelding van VBlock via Pixabay

Ook hier zou de mores moeten zijn wat de Amsterdamse rechtbank in 2007 keihard en helder heeft geformuleerd. Gaan we marchanderen met de geheimhouding en meent het OM dat opsporingsbelangen mogen prevaleren boven dit absolute en onaantastbare recht, dan kan maar één conclusie volgen. En dat is dat het Openbaar Ministerie haar kans om te vervolgen heeft verspeeld en dat de zaak niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Uitspraak

Komende dinsdag zal de rechtbank in Den Bosch uitspraak doen in het kort geding. Laten we hopen op moedige rechters die verder willen gaan dan een ernstige inbreuk compenseren met slechts een verdiscontering in de strafmaat. Rechters die een duidelijk signaal afgeven: van onze geheimhouders blijf je af! 

Victim blaming, rode vlekken en The Prodigy

0

Victim blaming is de afgelopen tijd behoorlijk in het nieuws. Gezien de opmerkelijke zaken van grensoverschrijdend gedrag is dat niet heel verwonderlijk. Ik zou kunnen schrijven dat het vaak, te vaak zelfs, voorkomt dat slachtoffers zowel binnen als ook buiten de zittingszaal geheel ten onrechte worden geschoffeerd.

Om dit te illustreren neem ik je mee naar een dag die ik recent in mijn advocatenpraktijk draaide. Een dag zoals ik bijna altijd meemaak en die duidelijk maakt hoe het er in de harde werkelijkheid aan toegaat.  

Want welke impact is er eigenlijk op een slachtoffer of nabestaande van een gruwelijk feit? Stel jezelf daarna de vraag of dit is wat jij jouw moeder, dochter, zoon, zus of goede vriendin zou willen aandoen. Het is een vraag die ik mij bij elke zitting en elk gesprek stel. En steeds vaker luidt mijn antwoord: ‘Hoe is het mogelijk wat hier gebeurt! Dit kan toch simpelweg niet?

Maandagmorgen

Het is maandagmorgen, vroeg in de ochtend nog. Rond half zeven ben ik al in mijn kantoor om mailtjes weg te werken en mijn dag voor te bereiden. Dat voorbereiden is goed om alles te ordenen. Maar als mijn kantoor twee uur later opengaat en vrijwel meteen de telefoon begint te rinkelen, wordt duidelijk dat mijn planning danig aangepast dient te worden.

Auteur van deze column is de Rotterdamse slachtofferadvocaat Nelleke Stolk.

Er meldt zich een dame, van wie de strafzaak al eigenlijk afgerond is. De verdachte in deze casus is namelijk veroordeeld wegens stalking en kreeg tevens als voorwaarde een contact- en locatieverbod opgelegd. De man had eerder een gedragsaanwijzing gekregen, maar dacht dat het geen kwaad kon toen hij mijn cliënte zelfs voor we de rechtbankzitting ingingen nog even flink bedreigde.

Zijn advocaat deed er destijds nog een schepje bovenop en beweerde dat mijn cliënte slechts aangifte tegen de verdachte had gedaan om een ander huis te kunnen krijgen en daarvoor startkapitaal te vergaren. Dat zij en haar kinderen niet eens meer thuis durfden te wonen, was volgens deze raadsman slechts voorgewend om die valse aangifte te onderbouwen. Dat de kinderen aantoonbaar ernstig te lijden hadden, sloeg de advocaat voor het gemak maar even over.

Afgewezen

Omdat de verdachte steeds contact met mijn cliënte was blijven zoeken, had ik tijdens de zitting om een maatregel (een striktere vorm van een verbod) verzocht. Dat was echter afgewezen. De motivatie: de verdachte deed zijn best en had beloofd niet meer in zijn oude gedrag terug te zullen vallen. Wel waren dus een locatie- en contactverbod als bijzondere voorwaarde afgekondigd.

Dat alles gebeurde twee weken geleden. Ik denk weer terug aan het feit dat mijn cliënte bij de zitting werd weggezet als iemand die overdrijft en een motief heeft om aangifte te doen, waarbij haar verhaal nauwelijks door de rechtbank was gevolgd. Erkenning voor wat deze vrouw heeft meegemaakt was ver te zoeken, haar advocaat had ondertussen naar hartenlust ‘gescoord’. Maar dat betekent dat zich binnenkort weer een nieuwe stalkingszaak zal voordoen. Want ophouden met het lastigvallen en bedreigen van mijn cliënte is iets dat deze verdachte zeker niet uit zichzelf zal doen.

Toga

Ik moet om negen uur deze ochtend op zitting staan in een andere zaak, dus ik stuur snel een bericht naar de officier van justitie en vlieg daarna met mijn toga onder de arm de deur uit. Naar het slachtoffer in deze kwestie app ik onderweg te zijn.

Afbeelding ter illustratie. Afbeelding van mohamed Hassan via Pixabay

Het gaat om een forse zedenzaak. Dat zijn altijd lastige dossiers waarin meestal het verhaal van de een lijnrecht tegenover dat van de ander staat. Het draait dan om de betrouwbaarheid van de aangeefster. Kort door de bocht is dan de vraag of haar verklaring wordt ondersteund door ander bewijs. Als advocaat van de verdachte zul je in zo’n situatie in je verdediging stil moeten staan bij die betrouwbaarheid. Er zijn uiteraard verschillende manieren om dat te doen.

Schaamteloos

Deze raadsman blijkt het nodig te vinden om – heel uitvoerig – stil te staan bij de verklaringen van mijn cliënte over het binnendringen van haar lichaam. ‘Zij wilde het, duwde zijn hand in haar broekje, ze was vochtig daar en had hem meegelokt -let wel een mooie jonge meid en een man voor wie iedere vrouw met liefde even omloopt. Ze heeft notabene niet gegild of is niet weggerend… tja dan vraag je er dus om, toch?’, betoogt de advocaat schaamteloos.

Dat dit meisje veel kleiner is dan verdachte, dat de verdachte haar blijkens beelden uit een bewakingscamera erg stevig vasthad en tegen een muur drukte en dat overal zijn speeksel (dus dna) bij haar was aangetroffen, ontkent de man in kwestie. Dat laatste zal zij zelf wel veroorzaakt hebben, beweert hij ook nog even fijntjes.

Mijn cliënte reageert vanzelfsprekend erg emotioneel. Bij de kwetsende opmerkingen van de advocaat van de verdachte loopt ze huilend de rechtszaal uit. De zitting wordt geschorst, ik veeg mijn cliënte weer bij elkaar en benut vervolgens de tweede termijn die de rechtbank me heeft toegewezen om flink uit te halen.

Rode vlekken

Ik merk dat de bekende vlekken in mijn nek weer opdoemen. Ditmaal verspreiden ze zich spontaan naar mijn voorhoofd. Gelukkig wordt de verdachte veroordeeld. Maar zijn advocaat zegt me tegenwoordig zelfs geen gedag meer.

Afbeelding ter illustratie.

De zitting wordt even geschorst voordat de officier van justitie van wal steekt. Er moet namelijk via een videoverbinding ook nog kortstondig een andere zitting behandeld worden. Ook in dat dossier sta ik het slachtoffer bij. Tot mijn grote opluchting tref ik in die zaak een fijne en in mijn ogen bekwame collega-advocaat die met zorg spreekt over het slachtoffer. Zo kan het ook. Wat een verademing!

Het relaxte gevoel is echter snel weer voorbij. Want na de zitting zie ik in mijn gsm dat ik liefst zes oproepen heb gemist. Twee onbekende nummers zijn van hulpverleners. Het blijkt dat zij zich ernstig zorgen maken om een jonge meid. Ze moet de volgende dag gehoord worden als getuige, maar het blijkt dat de advocaat zich niet zal opstellen, zoals de bekwame collega-advocaat die ik eerder in de videozitting meemaakte.

Bang

Ik bel het meisje en leg haar uit wat een verhoor inhoudt. Ze is bang voor de vragen van de advocaat, vertelt ze. Ik besluit haar thuis op te halen, zodat ik haar op weg naar het verhoor nog wat kan geruststellen. Ik heb geen dossier – dat heb ik nooit voor een verhoor – en vraag het meisje evenmin naar de inhoud van de zaak. Ik kan haar alleen steunen tijdens de ondervraging en haar voorbereiden op het verloop van ervan. Ik mail de rechtbank om mij als advocaat te stellen en dien meteen een verzoek in om het verhoor te mogen bijwonen. Dat mag gelukkig.

Ondertussen werk ik wat spoedmailtjes weg en loop mijn telefoontjes na. Daar heb ik tien minuten de tijd voor. Mijn volgende cliënten staan alweer te wachten.

Ditmaal betreft het een ernstig geweldmisdrijf dat mijn cliënt bijna het leven kostte. Hij is er nog, maar kan door het ernstige letsel dat hij opliep vrij weinig meer en wordt nooit meer de oude. In zijn rolstoel is hij naar de rechtbank gebracht. Om vervolgens tijdens te zitting te horen van de advocaat van de verdachte dat er ‘echt sprake was van zelfverdediging.’ Dat kan, maar de advocaat voegt daar nog doodleuk aan toe dat mijn cliënt ‘altijd agressief was, veel van de vrouwtjes hield en daarna spontaan in het mes liep.’

Foto ter illustratie. Afbeelding van Tumisu via Pixabay

Het kan nog erger. Want vervolgens stelt dezelfde raadsman hardop de vraag of het echt wel zo ernstig is gesteld met mijn cliënt, want ‘hij is tenslotte hier aanwezig.’

Overdreven

Tjonge, ik weet alweer niet wat ik hoor. Ja, mijn cliënt zit hier. Maar meer dan zitten kan hij dan ook niet meer. Hij heeft de dood in de ogen gekeken en wordt er dan ook nog even heel grof door een advocaat mee geconfronteerd dat het ‘best overdreven is’ dat hij zich in een rolstoel voortbeweegt en dat hij volgende week ongetwijfeld ‘niets meer mankeert’. Ik weet nu al dat ik straks een nieuw gesprek moet inplannen om mijn hevig onthutste cliënt nieuwe moed in te praten.

Intussen hebben zich in mijn mailbox drie nieuwe zaken aangediend en ben ik acht telefoontjes verder. Naar kantoor, dossiers in de tas en dan snel naar huis. Dan zie ik mijn gezin ook nog eens. Dat is na zo’n dag wel nodig.

Gestoord

In de auto loop ik in mijn hoofd de rechtbankzittingen van vandaag nog even na. Gelukkig brengt snoeiharde muziek van Rammstein en The Prodigy mij wat rust (ja echt!), al hoor ik de automobilist naast mij in de file bijna denken dat hij mij op zijn minst een gestoord wijf vindt.

Foto ter illustratie. Foto door Stan via Pexels

Eenmaal thuis is mijn hoofd weer leeg. Vanavond moet ik nog wat stukken opstellen, mensen terugbellen en de volgende werkdag vast doornemen. Het is inmiddels tien uur als ik mijn laptop dichtklap, in de wetenschap dat ik morgenochtend om vijf uur weer op moet voor een nieuwe dag. Maar gelukkig kan ik mezelf nog in de spiegel aankijken, terwijl ik besef dat sommige verdachten en collega-advocaten die ik vandaag tegenkwam daar toch echt moeite mee zullen hebben.

En, hoe zou jij je voelen als je je verplaatst in de positie van een slachtoffer dat aangifte heeft gedaan van een gruwelijk feit maar op vreselijke wijze wordt weggezet?

*Lees hier Nellekes vorige column, ‘Onzinnige verwijten en klassenjustitie in zaak Borsato’.

Door schandaal rond The Voice laten slachtoffers hun stem horen

0

Rond het tv-programma The Voice of Holland was de afgelopen weken veel te doen. Seksuele intimidatie, ontucht, seksueel geweld en verkrachting zijn zaken waarmee ook ik tijdens mijn werk als casemanager bij Slachtofferhulp Nederland dagelijks te maken heb.

Zijn de gebeurtenissen rondom The Voice uniek? Nee, bepaald niet. Maar het is wel uniek dat deze vrouwen meer dan voorheen een stem hebben gevonden om te vertellen wat er is gebeurd en om aan te geven dat grenzen zijn overschreden.

Discussie

Veel discussie ontstond de afgelopen weken over de vraag waarom de betrokken vrouwen niet eerder van zich hebben laten horen en waarom zij zo lang niets gezegd.

De auteur van deze column is Mirjam van Zuijlen, casemanager bij Slachtofferhulp Nederland.

In deze column wil ik daar wat langer bij stilstaan en neem ik je mee naar verschillende zaken die ik als casemanager behandelde. Een tijdje terug kwam ik thuis bij een jong meisje dat was verkracht. Het was al een flink aantal maanden geleden gebeurd, maar het meisje had niets durven zeggen tegen haar directe omgeving.

Omdat het haar ouders was opgevallen dat haar gedrag ernstig was veranderd, hadden zij hulp voor hun dochter gezocht. Ook nu bleek dat het meisje nog altijd niet veel kwijt wilde. Ze boog haar hoofd, terwijl ze met me sprak. Het was duidelijk dat ze zich schaamde.

Schuld en schaamte zouden uiteraard de dader moeten bezighouden. Maar juist bij seksueel geweld is het vaak het slachtoffer dat in de greep verkeert van die gevoelens.

Rechtbank

Een hele tijd later zaten we in de rechtbank, ook de verdachte was aanwezig. Ik voelde en zag hoe het meisje begon te trillen toen ze de man die haar had verkracht weer onder ogen kreeg.

De verdachte zelf maakte een rustige indruk, zat wat onderuit gezakt, gaapte meermaals en rekte zich regelmatig uit. Het maakte op mij de indruk dat hij zijn bed niet uit had willen komen en dat hij het allemaal maar onzin vond. Het konden uiteraard ook zijn zenuwen zijn. In elk geval was het meisje niet echt geholpen met deze houding.  

Foto ter illustratie. Photo by Tingey Injury Law Firm on Unsplash

Tijdens de zitting stelde de rechter verschillende vragen aan hem. Ik hoorde de man zeggen dat meisjes die naar zijn huis komen, maar moeten weten dat ze dan seks met hem hebben. Dat dit meisje veel te jong was en niet op de hoogte was van wat er van haar verwacht had, had ze gewoon tegen hem kunnen zeggen, toch?

Versteld

Ik stond versteld. De verdachte bleef het meisje ijskoud de schuld geven. Ook het slachtoffer luisterde naar zijn woorden. Het was niet de eerste keer dat zij dit verwijt hoorde. Juist dat maakt nu dat vrouwen vaak zwijgen over wat hen is overkomen.

Slachtoffers zijn vaak op zoek naar wat zij zelf anders hadden kunnen doen. Dat is precies wat ik de veroorzakers van dit geweld graag zie doen: ze draaien het om en bezorgen hun slachtoffers een schuldcomplex.

Maar laat ik teruggaan naar de rechtszaak. Het was de beurt aan het meisje; ze mocht gebruik maken van haar spreekrecht. Samen met haar had ik lang naar dit moment toegewerkt. Eindelijk durfde ze haar verkrachter te zeggen wat ze al die tijd niet had gekund.

Trillend

Trillend maar krachtig sprak ze zich bij de rechter uit. Het meisje vertelde hoe traumatisch haar allereerste seksuele ervaring was geweest, hoe de man haar had gedwongen en welke gevolgen dat alles voor haar had gekregen. Want ook nu moest ze nog altijd therapie ondergaan.

Ze eindigde met de woorden dat ze zo graag een mooie, allereerste ervaring had willen beleven. Maar de verdachte had dat haar voor altijd ontnomen. De rechter vroeg de verdachte om een reactie. Maar de man zweeg en haalde slechts zijn schouders op. Weer stond ik te kijken van zijn mensonterende en vernederende optreden.

Afbeelding ter illustratie. Kleiton Santos via Pixabay

Voor het meisje deed het er niet eens meer toe. Ze had haar stem laten horen. Want vroeg of laat kun je als slachtoffer die stap nemen en vertellen hoe het zit. En hoe bizar is het dat juist gebeurtenissen in een talentenshow die The Voice heet, vrouwen nu aanzet om hun stem te laten horen?

Aangifte

Het proces van aangifte doen, is een langdurig proces, waar je geen invloed op hebt. Het brengt veel spanningen met zich mee. Om goed onderzoek te doen, moet de politie veel vragen stellen en veel van een slachtoffer weten. Alle intieme details zijn van belang.

Dat maakt het soms ook lastig om over te gaan tot het doen van aangifte.

Zo ontmoette ik in het verleden een jonge vrouw die aangifte wilde doen van verkrachting. De verdachte in deze zaak was een invloedrijke man. Dat maakte dat ze bang was voor de gevolgen.

Machtig

Was ze wel in staat om het op te nemen tegen iemand die zo machtig is, vroeg ze zich regelmatig af. Hij heeft geld, aanzien en een reputatie te verliezen, drong tot haar door. Het slachtoffer dacht er lang over, ik heb er vaak met haar over gesproken. Wel of geen aangifte doen, wat betekent dat voor jou, is tijdens zo’n proces een belangrijke vraag.

Toch heeft deze jonge vrouw doorgezet. Ondanks het feit dat ze er tegenop zag, woog het voor haar zwaarder om hem te stoppen en ervoor te zorgen dat andere meisjes niet hetzelfde zou overkomen.

Eerste

Het doet me ook denken aan een van mijn eerste zaken waarbij ik als casemanager betrokken raakte. In dit geval ging het om een jonge knul die seksueel was misbruikt door iemand uit zijn buurt. De dader was veel ouder dan hij.

In een van onze eerste gesprekken ging het over schuld. Het slachtoffer bleek eerder te zijn gewaarschuwd voor deze man. De jongen vertelde ook dat zijn ouders hem hadden opgevoed met de boodschap om niet met vreemden mee te gaan, iets dat velen van ons in de jeugdjaren is bijgebracht.

Desondanks was de jongen toch met de man meegegaan. De knul was voorgehouden dat het zo leuk zo zijn om bij de man thuis op de Playstation te gamen. Voordat het slachtoffer zich goed en wel realiseerde wat er gebeurde, was het misbruik al gebeurd…

Gesprekken

Deze jongen besloot – na meerdere gesprekken – om geen aangifte te doen. Hij kon en durfde het proces niet aan te gaan. Wel zijn we samen op zoek gegaan naar passende hulpverlening voor hem.

Foto ter illustratie. Afbeelding van Schäferle via Pixabay

Dat vind ik nu dapper van deze vrouwen en mannen: ongeacht of zij nu wel of geen aangifte deden – ze spraken zich uit, gaven aan dat het niet oké is wat hen overkwam en zij lieten weten dat zij last hebben van wat er is gebeurd.

Want als slachtoffer gebruik je je stem wanneer jìj daaraan toe bent.

DONEER!

Schrijven en onderzoek doen kost tijd. Steun Femke Fataal met een maandelijkse bijdrage of doneer bij een artikel. Dan kun jij mijn verhalen blijven lezen.
doe een donatie