Onderzoek wijst uit: hoge sterfte onder vrouwen na tbs

0

Het gaat niet goed met vrouwen die uit de tbs komen. Het sterftecijfer onder deze vrouwen is met bijna twintig procent erg hoog. De vrouwen overlijden bovendien op relatief jonge leeftijd door een terugval in zelfdestructief gedrag en een riskante levensstijl.

Andere vrouwen, blijkt uit het nieuwste onderzoek van forensisch psycholoog Vivienne de Vogel, komen na hun tbs weer vanwege geweldsdelicten met justitie in aanraking. Of zij belanden voor het leven in psychiatrische behandeltrajecten.

“Dat maar weinig vrouwen een succesvolle terugkeer maken in de maatschappij, had ik wel vermoed”, zegt Vivienne. “Maar het hoge sterftecijfer is verbazingwekkend.”

Vivienne is sinds twintig jaar als onderzoeker verbonden aan de Van der Hoeven Kliniek in Utrecht. In haar onderzoek vergelijkt zij de achtergronden van 275 vrouwelijke en 275 mannelijke tbs-patiënten. In een recent vervolgonderzoek achterhaalde de onderzoeker van 78 vrouwen die tussen 1993 en 2012 uit Nederlandse tbs-klinieken kwamen, hoe het hen daarna was vergaan.

Verslaafd

Maar liefst veertien vrouwen bleken op een gemiddelde leeftijd van 44 jaar te zijn overleden. Een klein deel pleegde zelfmoord. Andere vrouwen waren weer verslaafd geraakt of in de prostitutie beland. Sommigen bezweken aan de gevolgen van ernstige vormen van automutilatie (zelfverminking).

Bijna twaalf procent werd na de tbs opgenomen in psychiatrische inrichtingen. Anderen belandden in trajecten voor begeleid wonen.

Van 24 vrouwen kon worden achterhaald dat zij later opnieuw de fout ingingen. Deze vrouwen werden veroordeeld. Dertien van hen pleegden een geweldsdelict (waaronder pogingen tot moord). De overige elf werden veroordeeld wegens een fraude- of vermogensdelict.

Het antwoord op de vraag waarom het vrouwelijke ex-tbs’ers vaak niet lukt hun leven weer op de rails te krijgen, heeft Vivienne (nog) niet. “Of de tbs-behandeling slaat niet aan. Of er is bij deze vrouwen sprake van zulke complexe psychische problemen dat het gewoon razend moeilijk is om hen weer op het rechte pad te brengen.”

Zie ook: Meeste vrouwen in tbs zijn borderliners

Meeste vrouwen in tbs zijn borderliners

“De diagnose ‘borderline’ gaat op voor 61 procent van de vrouwen in de tbs”, zegt forensisch psycholoog Vivienne de Vogel. “Bovendien heeft nog eens twintig procent van de vrouwen trekken van een borderline-persoonlijkheidsstoornis. Bij mannelijke tbs-patiënten gaat het vaak om antisociale persoonlijkheidsstoornissen of kenmerken daarvan.”

Ze vroeg zich altijd al af hoe het zit met de verschillen, vervolgt de forensisch psycholoog die al twintig jaar als onderzoeker aan de Van der Hoeven Kliniek is verbonden.

“Zo’n beetje alles dat is ontwikkeld in de forensische zorg is gericht op mannen. Dat geldt voor de behandelmethoden, maar ook voor de instrumenten waarmee we de kans op terugval meten. Bij vrouwen weten we nog steeds niet goed hoe het werkt en kunnen we veel moeilijker voorspellen of zij weer in gewelddadig gedrag vervallen. Ik ben al jaren aan het puzzelen op de vraag hoe dat komt. Nog steeds ben ik er niet uit.”

Grillige

Een van de oorzaken is hoogstwaarschijnlijk het grillige verloop van psychische stoornissen bij vrouwelijke tbs-patiënten. “Borderline-persoonlijkheidsstoornissen schieten alle kanten op. Vaak hebben vrouwen in tbs veel complexere problemen dan mannen en zijn er bij hen meerdere stoornissen tegelijkertijd.”

Geweld door vrouwen en meisjes neemt toe, is wereldwijd bij wetenschappelijk onderzoek geconstateerd. Ons land vormt daarop geen uitzondering. Het aantal gewelddadige vrouwen steeg van vier procent begin jaren negentig, tot zeven procent in 2013, wijst eerder onderzoek uit.

“Er bestaat discussie over de cijfers”, vervolgt Vivienne. “Is wel echt sprake van een stijging? Of is onze maatschappij minder tolerant dan vroeger? Met name onder jongere vrouwen lijkt er een toename te zijn in het aantal dat gewelddadig gedrag vertoont. Je zou het als emancipatie kunnen zien. Meisjes gaan meedoen met jongens. Toch is die groei niet echt spectaculair.”

Dossiers

In de Van der Hoeven Kliniek bestaat twintig procent uit vrouwen. Viviennes onderzoek strekt zich eveneens uit naar de vrouwelijke populatie in andere tbs-klinieken. Ze bestudeert de dossiers van alle vrouwen die vanaf 1980 in Nederland in de tbs zijn beland.

Van deze groep heeft 27 procent een levensdelict gepleegd en 26 procent gepoogd om iemand om te brengen. Bij mannen zijn die percentages respectievelijk vijftien en zestien procent.

Gewelddadige vrouwen slaan bijna altijd binnen de eigen kring van familieleden en vrienden toe. Bij vrouwen is het slachtoffer in slechts twaalf procent van de gevallen een onbekende, bij mannen bedraagt dat percentage 31 procent.

Bij familiedrama’s is de dader meestal een man. Maar vrouwen doden veel vaker dan mannen hun eigen kind (respectievelijk twaalf en één procent). Pasgeborenen lopen het grootste risico om door hun moeders om het leven te worden gebracht.

Getraumatiseerd

Vivienne: “Deze vrouwen zijn meestal erg ziek. Ze lijden aan zware depressies, willen dood en verkeren ten tijde van het delict in een staat waarin zij niet meer weten wat ze doen. De vrouwen zijn er dan van overtuigd dat het het beste is om hun kinderen in de dood mee te nemen. Later, bij ons in de kliniek, zien zij in wat zij hebben gedaan en raken deze vrouwen over het algemeen ernstig getraumatiseerd door hun eigen delict.”

Bij zestien procent van de vrouwen in tbs was het geweld gericht tegen de eigen partner of ex-partner. Bij vier procent waren ouders het slachtoffer, nog eens drie procent van de vrouwen pleegde geweld tegen overige leden van hun familie.

Binnen de tbs-klinieken heeft het personeel het meest te duchten van vrouwen. “Stafleden kunnen angstig zijn voor mannelijke patiënten, maar zij zouden beter de vrouwen in de gaten kunnen houden. Vrouwen zijn beduidend agressiever tegen het personeel dan mannen. Mannen gaan met elkaar op de vuist.”

28 procent van de mannen belandde in de tbs na het plegen van een zedendelict. Bij de vrouwen gaat dat op voor vier procent.

Seksueel

“Op de groep vrouwen die ik onderzocht, waren het er maar een paar”, zegt Vivienne. “Daarbij viel op dat zij het zedendelict altijd samen met een mannelijke dader pleegden en dat de vrouwen niet werden gedreven door een seksueel motief, maar bijvoorbeeld door wraak. In dat geval waren de slachtoffers vaak vrouwen. Anderen deden mee om hun mannelijke partner te behagen.”

Zo boog de forensisch psycholoog zich over een dossier uit het verleden waarbij een vrouw voor haar pedoseksuele man een kind uitkoos en dat ontvoerde. “Het maakte het misdrijf er niet minder ernstig op. Het was de vrouw die besloot dat het kind daarna dood moest om de kans op ontdekking van het misdrijf te verkleinen.”

Een derde van de vrouwen in tbs heeft brandstichting gepleegd, bij mannen bedraagt dat percentage twaalf procent. Vrouwen steken – gedreven door forse psychische problematiek – vaak hun eigen huis in brand.

“We zien ook veel vrouwen die in de psychiatrie waren opgenomen en daar een prullenbak of de gordijnen in de fik staken. Voor vrouwen is brandstichting een schreeuw om aandacht. Bij mannen gaat om een impulsieve daad. Of om een fascinatie voor brand.”

Jaloezie

Vrouwen noemen jaloezie of zelfverdediging vaak als motief voor geweld, mannen gaat het om status of instrumenteel geweld. Als wapen gebruiken vrouwen hun handen of tanden, bovendien slaat 72 procent van de vrouwen toe met een steekwapen. Onder mannen greep 62 procent naar een mes. Mannen (zeventien procent) trekken beduidend vaker dan vrouwen (vijf procent) een vuurwapen. Medicijnen en gif worden door bijna zes procent van de vrouwen als wapen gebruikt, bij mannen is dat percentage nog geen één procent.

Bij het opleggen van een celstraf blijkt de rechter milder te zijn voor vrouwen. Zij krijgen gemiddeld achttien maanden opgelegd, bij mannen is dat gemiddeld 23 maanden. Een verklaring voor het verschil is er niet. Verschillende studies suggereren dat rechters zich bij het afwegen van de strafmaat laten leiden door het feit dat vrouwen meestal de zorg voor de kinderen hebben. Verder wordt hun voorgeschiedenis schrijnender gevonden dan die van mannen.

“We hebben ook gekeken naar slachtofferschap in de jeugd van vrouwen en mannen in tbs”, aldus Vivienne. “Dan zie je dat er tot de adolescentie niet zoveel verschil is in emotionele en fysieke mishandeling. Het is wel zo dat vrouwen in hun jeugd twee keer zo vaak zijn misbruikt als mannen. Meer dan de helft van de vrouwen werd slachtoffer van seksueel misbruik, bij mannen gaat het om een kwart. Ook emotionele verwaarlozing en emotionele mishandeling in de jonge jaren blijken op latere leeftijd veel meer schade aan te richten dan wij aanvankelijk dachten”.

Antisociale

De onderzoekster vond een duidelijk verband tussen misbruik in de jeugdjaren en het ontwikkelen van borderline-stoornissen bij vrouwen op latere leeftijd. Bij mannen met antisociale persoonlijkheidsstoornissen bleek dat zij als kind vaak fysiek werden mishandeld.

“Het lijkt dus wel alsof bij mannen de knop omgaat en zij later zelf de agressor worden. Terwijl vrouwen die agressie op zichzelf gaan richten of rare dingen gaan doen door bijvoorbeeld risicovolle relaties aan te gaan.”

Het grootste deel van de vrouwen in tbs kwam al eerder in aanraking met justitie of was al in behandeling bij de reguliere psychiatrie. Vaak is de behandeling daar niet aangeslagen.

Vivienne: “Er zijn dan al allerlei incidenten geweest. Vrouwen lopen bijvoorbeeld weg of ondernemen een suïcidepoging. Toch slaagt men er veelal niet in om te voorkomen dat zij verder afglijden en delicten gaan plegen. Daar valt dus nog wel het een en ander te verbeteren.”

Weglopen

De reguliere en forensisch psychiatrie moeten meer naar elkaar toegroeien, meent zij. “In de reguliere psychiatrie staan het welzijn en welbevinden van de patiënten voorop, terwijl daar meer naar risico’s kan worden gekeken. Het zou goed zijn als sommige patiënten daar niet zo makkelijk kunnen weglopen. Tralies en hoge hekken werken niet bij borderline, maar soms is het gewoon nodig om mensen in een gesloten setting te behandelen. De forensische psychiatrie kan op haar beurt leren van de reguliere psychiatrie. Zo weten we bijvoorbeeld nog niet goed hoe we moeten omgaan met automutilatie.”

Kinderdodingen blijven vanwege hun onvoorspelbare karakter hoofdbrekens opleveren. “Steeds weer blijkt dat vrouwen als uit het niets hun kroost kunnen ombrengen”, besluit Vivienne. “Deze vrouwen hebben over het algemeen geen verleden in de psychiatrie. Sommige studies laten zien dat een traumatische gebeurtenis in hun omgeving – zoals een plotseling overlijden van een familielid – de trigger vormt. Het zou mooi zijn als we de directe omgeving van vrouwen alerter zouden kunnen maken op signalen. Want het blijven afschuwelijke gebeurtenissen.”

Zie ook: Hoge sterfte onder vrouwen na tbs

Moordvrouwen in Nederland: Kogels voor Pinny’s geheime liefde

Ze is een verhaal apart. Van de vrouwen die in ons land wegens moord zijn veroordeeld, is Pinny S. de enige die door justitie rechtstreeks in verband wordt gebracht met maffiapraktijken en zware georganiseerde misdaad. Pinny liet in het verleden haar minnaar ombrengen. Ze zit nog steeds vast.

Een buitenbeentje noemt advocaat Stijn Franken zijn cliënte in 2017 tijdens het strafproces tegen de Chinees-Nederlandse Pinny.

De Amsterdamse is de enige vrouw in de rij van tien verdachten die dan moeten voorkomen in de ‘Passagezaak’ – het liquidatieproces met raakvlakken naar onder anderen Willem Holleeder. Het Passageproces staat bekend als de grootste en omvangrijkste strafzaak tot nu toe in ons land en is met een tijdsduur van tien jaar over de periode 2007 tot 2017 tevens de langste rechtszaak ooit.

De kwalificaties aan het adres van Pinny S. zijn talrijk en lopen uiteen van ‘een aardige, zachte, beleefde en correcte vrouw’ (een getuige), ‘de Oosterse Parel uit de Pijp’ (Steve Brown) tot het weinig vleiende ‘een hoer als een paard en een, op zijn Amsterdams gezegd pleuriswijf’ (toenmalig rechercheur Kees Hageman).

Stil

Pinny zelf is tijdens de Passagezittingen meestal stil en bedachtzaam. Ze ontkent of beroept zich op haar zwijgrecht, dat laatste deels uit angst om fouten te maken. Haar geheugen is er volgens Pinny na een verkeersongeval niet beter op geworden. Alleen tijdens het hoger beroep, in haar laatste woord, laat deze op het oog afstandelijke misdaadvrouw iets van haar gevoelens zien.

Het verhaal over Pinny voert ruim een kwart eeuw terug, naar 1993. Ze is dan veertig en een prostituee in de Stoofsteeg op de Amsterdamse Wallen. De zaken gaan haar in die tijd naar verluidt meer dan goed. Ze woont met haar man op een woonboot en heeft twee zoons.

Maar Pinny heeft geheimen. Sinds een jaar of tien onderhoudt ze een liefdesrelatie met een minnaar, de drie jaar jongere Tonnie van Maurik. Deze sportschoolhouder, blond, breedgeschouderd en verzot op boksen en worstelen, is in die tijd een bekende figuur op de Wallen.

Met Tonnie loopt het niet goed af. In datzelfde jaar komt hij op maandagavond 19 april rond half tien bij het toenmalige Altea Hotel (tegenwoordig Mercure) aan de Joan Muyskenweg in het vizier bij twee huurmoordenaars.

Uzi

Hij zit nog achter het stuur van zijn Ford Escort op de parkeerplaats als de zwaar bewapende mannen – de één tenger, licht getint en met een staartje in zijn haar, de ander een bol gezicht en flaporen – vanachter hun bestelwagen opzij stappen. Met een Uzi en een semiautomatisch wapen schieten de hitmen daarna een spervuur aan kogels op Tonnies wagen af.

De ondernemer wordt in het hoofd getroffen en overlijdt ter plekke aan zijn verwondingen. Twee ooggetuigen van de moordaanslag zijn een jonge hotelmedewerker en een taxichauffeur die voor de ingang van het hotel staat te wachten. Onmiddellijk na de dodelijke schoten zien deze getuigen de schutters hard wegrennen. De 21-jarige hotelmedewerker wordt nog diezelfde avond de stuipen op het lijf gejaagd als hij op weg naar huis wordt klemgereden en bedreigd. De doodsbange jongeman geeft om die reden aanvankelijk bewust een verkeerd signalement van de schutters aan de politie op.

Hoewel Tonnies minnares geen strafblad heeft en van een eerdere criminele loopbaan niets is gebleken, komt  Pinny al vrij in het begin van het politieonderzoek als potentiële opdrachtgeefster bovendrijven.

De aanloop vormt gerichte informatie die al een paar dagen na de schietpartij aan het onderzoeksteam wordt verstrekt door de dan gedetineerde Geurt R., een boomlange, voormalige lijfwacht van maffiabaas Klaas Bruinsma. Geurt vertelt de politie dat hij en zijn kompaan Rick L. een paar maanden eerder zijn benaderd door ‘een mokkeltje’ dat zich met de liquidatie van Tonnie van Maurik bezighield.

Prijs

Het mokkeltje heette Karin Swager, vertelt Geurt. Ze was naar café De Moezel in Utrecht gekomen en had aan hem en Rick bij die gelegenheid gevraagd of zij bereid waren Tonnie voor 50.000 gulden dood te schieten. Dat waren Rick en Geurt niet. De twee mannen vonden de prijs te laag, bevestigt Karin als zij na Geurts ontboezemingen wordt opgepakt en door de recherche aan de tand wordt gevoeld.

De aan harddrugs verslaafde Karin blijkt een collegaatje van Pinny. Ze onthult bij de recherche dat Pinny haar al ruim een half jaar eerder had gevraagd om te informeren naar de kosten om Tonnie voor altijd het zwijgen op te leggen. In De Moezel, vervolgt Karin, had ze er inderdaad op verzoek van Pinny met Geurt en Rick over gesproken. Het door de mannen genoemde bedrag van 100.000 gulden was Pinny te duur, aldus de prostituee.

Daarna, verklaart Karin verder bij de recherche, heeft Pinny de dan 22-jarige Marokkaanse crimineel Moppie R. ingeschakeld. Pinny kent hem goed omdat een van haar zoons met Moppie bevriend is en omdat hij een tijdje bij haar inwoonde. Ze heeft Moppie tienduizend gulden gegeven voor de aanschaf van een pistool en een geluiddemper, weet Karin verder. Moppie heeft Tonnie in de dagen voor de aanslag ook een tijdje gevolgd, is het verhaal.

Simpel

Een broer van het moordslachtoffer doet bij de politie een boekje open over de verhouding tussen Tonnie en Pinny. Na een aantal keren te zijn gehoord, zegt hij: “Het was voor mij heel simpel, het was me duidelijk dat Pinny ermee te maken had, omdat ze al veel vaker met Tonnie bij Altea had afgesproken. Toen het daar die avond gebeurde, viel voor mij het kwartje.”

Getuigen zeggen dat er in de dagen voor de moord op Tonnie het nodige telefoonverkeer is geweest tussen Pinny en Moppie. De politie traceert gegevens over gesprekken rond het tijdstip van de liquidatie tussen Pinny en een telefoon die in gebruik is bij Moppie, zijn criminele kompaan Jesse R. en bij Freek S. Ook de neef van Jesse, Nan Paul de B. wordt van betrokkenheid verdacht.

Opvallend genoeg worden andere belgegevens van belangrijke adressen, zoals telefoongesprekken vanuit het huis van Pinny, de woning van haar ouders of vanuit Tonnies sportschool en huis, niet door de politie opgevraagd en veiliggesteld.

Het nieuws over de liquidatie waarbij Pinny haar eigen minnaar naar een hotel zou hebben gelokt om hem vervolgens als een oude en aftandse hond te laten afmaken, gaat als een lopend vuurtje door de Amsterdamse onderwereld en de rosse buurt.

Motief

Over het motief doen verschillende verhalen de ronde. Karin Swager vertelt dat de liefde tussen Pinny en Tonnie voorbij was en dat Pinny hem naar het leven stond. Haar collega werd afgeperst door Tonnie, aldus Karin, hij maakte haar spaarcenten op en hij had gedreigd Pinny of haar familie iets aan te doen.

Anderen melden dat Pinny stelselmatig is mishandeld door haar minnaar. En weer anderen beweren dat Pinny haar geliefde had opgelicht met valse waardepapieren. Nog een vierde lezing die Amsterdammers in die tijd horen en die stof tot roddels oplevert: Pinny’s echtgenoot zou Tonnie hebben bedreigd en gewaarschuwd met de boodschap dat hij zijn vrouw maar beter met rust kan laten.

Hoe het echt zit, komt nooit vast te staan. In november 1993 halen enkele summiere achtergronden van de zaak voor het eerst de krantenkolommen en staat in Het Parool dat Tonnie van Maurik volgens de politie in opdracht van zijn vriendin is geliquideerd.

Pinny wordt opgepakt en zit een paar maanden in voorarrest. Maar het OM zet de strafzaak dan nog niet door. De Amsterdamse prostituee komt weer vrij omdat er volgens justitie te weinig is om haar te kunnen vervolgen.

Wijs

“Een wijs besluit van het OM”, voert Pinny’s advocaat Stijn Franken jaren later aan. De kwaliteit van het politieonderzoek destijds was volgens deze raadsman van bedroevend slechte kwaliteit. Zo zou rechercheur Kees Hageman in 1993 niets anders hebben gedaan dan Pinny afschilderen als een intens slechte vrouw. Dezelfde politieman bazuinde volgens Stijn overal rond dat Pinny en niemand anders achter de liquidatie zat en maakte zich dus schuldig aan beïnvloeding van getuigen.

De raadsman heeft er geen goed woord voor over dat de politie niet aan waarheidsvinding zou hebben gedaan door alternatieve scenario’s voor de toedracht van de moordzaak te onderzoeken en uit te sluiten.

Dat er iets anders kan zijn gebeurd, zou blijken uit het feit dat Tonnie op de avond van zijn dood mogelijk niet meteen naar het Altea Hotel reed, maar eerst een afspraak had bij een filiaal van de Febo op de Amsteldijk. Dat in zijn auto een vuurwapen werd aangetroffen, veronderstelt volgens de raadsman dat de sportschoolhouder zich tijdens die mogelijke eerdere afspraak dusdanig in de nesten kan hebben gewerkt dat hij dat met zijn leven moest bekopen.

Opdrachtgeefster

Veruit het grootste manco in de bewijsvoering door het OM, is volgens de advocaat echter het feit dat alleen Karin Swager Pinny aanwijst als opdrachtgeefster voor de afrekening op haar minnaar. Maar wie zegt dat Karin daadwerkelijk op pad was voor Pinny, toen ze in café De Moezel bij Geurt en Rick aanklopte? Pinny, benadrukt Stijn Franken later, zegt immers zelf dat ze nooit zo’n verzoek aan Karin heeft gedaan. Sterker: volgens Pinny werd ze bedreigd en gechanteerd door Karin omdat zij aan deze verslaafde vrouw niet langer geld wilde lenen.

Na Pinny’s vrijlating in ‘93 breken er andere tijden aan voor de Amsterdamse en haar gezin. De rust is van betrekkelijke duur. In 2006 loopt crimineel Peter la S. uit angst om zelf te worden omgelegd plotseling over naar het justitiële kamp. Dat leidt tot een deal met justitie: als spijtoptant legt hij in ruil voor strafvermindering allerlei verklaringen af over misdrijven waarbij hij en zijn bajesmaat Jesse R. betrokken zijn geweest.

Door die getuigenissen van La S. komt Pinny opnieuw in beeld bij de opsporingsdiensten. Het onderzoek naar de moord op Tonnie van Maurik wordt in 2006 heropend. Het onderzoekdossier genaamd ‘Opa’ maakt vanaf dat moment ook formeel deel uit van het grote Passageproces dat is gefocust op in totaal zeven liquidaties in het criminele circuit.

In twee, in 2006 afgelegde kluisverklaringen vertelt Peter la S. van Jesse te hebben gehoord dat hij achter de moord op Tonnie zat en er destijds samen met Freek S. anderhalve ton (in guldens) voor heeft gevangen. Volgens La S. kreeg Jesse dat bloedgeld van Henk R., bijgenaamd de ‘Zwarte Cobra’. La S: “Jesse was toen de, hoe noem je dat, liquidator van Henk.”

Vraagtekens

In latere getuigenissen komt La S. weer even hard terug op die uitspraken. Dan zegt hij onder meer: “Het was een aanname van mij dat Henk R. de opdrachtgever was.” En verder verklaart hij: “Ik heb niet paraat of Jesse zei dat hij die 150.000 gulden van Henk R. heeft gekregen.” Opvallend is dat La S. evenmin Pinny S. aanwijst als opdrachtgeefster voor de moord. Menigeen zet bovendien vraagtekens bij de betrouwbaarheid van zijn getuigenissen.

In het Passageproces wordt nóg een nieuwe getuige tegen Pinny opgevoerd. Het gaat om Harry W. die in ruil voor zijn ‘gezang’ niet wordt vervolgd voor zijn aandeel in een raketaanslag op een woning in Vinkeveen.

Harry W. vertelt in mei 2011 aan justitie dat hij ooit in een auto zat met Henk R. naast zich en met Moppie op de achterbank. W. kreeg toen, beweert hij, te horen dat Moppie een liquidatie had uitgevoerd op ‘de man van een hoer’. “Moppie vertelde mij dat hij voor die moord heeft vastgezeten, maar dat dit maar heel kort is geweest”, aldus Harry W. “Ik weet niet hoe Moppie die hoer kende. Inhoudelijk weet ik niets van de uitvoering van die liquidatie.(…) Ik heb alleen uit de mond van Moppie zelf gehoord dat hij de opdracht tot die liquidatie heeft gedaan.” W. noemt evenmin de naam van Pinny. Zijn verklaring stelt in de ogen van de verdediging daarom ook weinig voor.

Onvermurwbaar

Tijdens de rechtszaak zegt Pinny zelden iets. Een vrouwelijke rechter spoort haar in 2009 aan om dat wel te doen. “Het gaat om een moord op iemand met wie u een relatie had. U hield van hem, verklaarde u”, aldus de rechter. Pinny is echter onvermurwbaar en houdt haar kaken stijf op elkaar.

In het voorjaar van 2010 is ze toeschietelijker, op advies haar toenmalige advocaat. Ze vertelt dan dat ze op de avond van Tonnie’s moord geen afspraak met hem had bij het Altea Hotel, maar dat ze naar het ziekenhuis was gegaan vanwege hevige buikpijn. Haar man had haar daar later wakker gemaakt, is Pinny’s relaas, om te vertellen dat Tonnie niet meer in leven was. Hoe en van wie hij dat heeft gehoord, kan niemand in 2010 nog vertellen.

Ze zit in die tijd bijna drie jaar in voorarrest en krijgt op 29 januari 2013 twaalf jaar cel opgelegd door de rechtbank in Amsterdam. Met haar advocaat Stijn Franken gaat ze in hoger beroep bij het gerechtshof dat haar gevangenhouding na nog eens een jaar en negen maanden zitten, uiteindelijk schorst.

Met een urenlang pleidooi dat is uitgeschreven op ruim 77 pagina’s probeert de raadsman te voorkomen dat zijn cliënte door het hof wordt veroordeeld.

Verdriet

Op de laatste dag van de inhoudelijke behandeling, 20 april 2017, leest Stijn Franken Pinny’s laatste woord voor. Zelf valt het haar te zwaar om haar verhaal te doen. ‘Na al die jaren van onzekerheid, angst, spanning en verdriet vandaag dus eindelijk het laatste woord. Het is heel moeilijk om te omschrijven hoe ik me voel’, luiden de eerste regels van haar persoonlijke relaas.

Omdat Pinny in het Passageproces zo vaak voor hoer en slecht mens is uitgemaakt, verloor ze het vertrouwen in de rechtspraak en heeft ze vooral gezwegen, openbaart ze verder. Het was niet alleen voor haar zwaar, de liefst tien jaar durende rechtszaak. Ook voor Tonnies nabestaanden en voor haar familie waren tien jaar aan onzekerheid en ondraaglijke spanning een enorme opgave, aldus Pinny.

Door de vele jaren in voorarrest kreeg ze kwetsende reacties. Een loodgieter die haar na een reparatie in huis de hoofdprijs rekende omdat ze volgens de monteur “toch al het geld had van Holleeder.” Of die keer toen ze een ernstige zieke vriendin in de laatste maanden van haar leven had geholpen en vervolgens van anderen het verwijt kreeg dit alleen voor de erfenis te hebben gedaan.

Pinny verzoekt de rechters die dag om haar vrij te spreken en vraagt of ze niet bij de uitspraak aanwezig hoeft te zijn, omdat ze dat niet meer aankan. “Als u mij veroordeelt en ik terug moet naar de gevangenis, zal ik mij meteen melden bij Nieuwersluis”, belooft ze.

Uitlokte

Het arrest tegen Pinny en de negen overige verdachten volgt op 29 juni 2017. Voor de ‘Oosterse Parel uit de Pijp’ pakt de uitspraak slecht uit. De rechters achten bewezen dat zij Moppie uitlokte om Tonnie te vermoorden, hem geld gaf, met Tonnie een afspraak maakte bij het hotel en vervolgens tijd en locatie van het rendez-vous aan Moppie doorgaf. Moppie verstrekte die gegevens daarna aan Jesse R. en Nan Paul de B. die Tonnie volgens het hof doodschoten.

De getuigenissen van La S. vinden de raadsheren betrouwbaar. Onder andere het tijdsverloop maken verschillen en inconsistenties in zijn verklaringen onvermijdelijk, maar die hoeven de bruikbaarheid van zijn verklaringen niet in de weg te staan, aldus de rechters.

Pinny S. krijgt uiteindelijk 13,5 jaar cel opgelegd en belandt opnieuw in de cel. Eind 2021 komt zij weer vrij.

Geïnteresseerd in een seriemoordenares uit de zeventiende eeuw? Lees hier over de bloeddorstige Maartje uit het Zuid-Hollandse geuzenstadje Brielle.

Moordvrouwen in Nederland: Maartje doodde al haar mannen

De Zwarte Weduwe. Geen man is veilig voor dit type moordenares dat door de eeuwen heen steeds weer opduikt. Bijna vierhonderd jaar geleden werd in Brielle zo’n heuse ‘mannenverslindster’ ontmaskerd. Ze bleek genadeloos onder haar liefhebbende echtgenoten te hebben toegeslagen.

Seer grouwelijke feijten schokten bestuurders en bewoners van het Zuid-Hollandse vestingstadje Brielle in 1628, toen de ongeveer zestigjarig Maartje (Marijtgen) Willemsdochter er een reeks moorden opbiechtte.

Als ze nu had geleefd, had Maartje dagenlang het nieuws beheerst. Ongetwijfeld was er ook door de internationale media over de vrouwelijke seriemoordenaar bericht. Toch was er zelfs voor de zeventiende eeuw al ongewoon veel belangstelling voor deze zaak. Brielle liep massaal uit om het geruchtmakende proces tegen de vrouw bij te wonen.

Chirurgijn

Zes jaar eerder was de in Delft geboren Maartje in het vestingstadje komen wonen en er getrouwd met een leeftijdsgenoot. Ze stapte toen in het huwelijksbootje met de plaatselijke chirurgijn en pestmeester Damiaen van Cruyskercken.

Over Maartje wisten de Briellenaren dat zij in haar leven veel tegenslagen moest hebben gekend. Haar eerdere echtgenoten waren overleden. Bovendien had Maartje aan menigeen verteld dat ook al haar kinderen haar al op jonge leeftijd waren ontvallen.

Toen haar man Damiaen van Cruyskercken in 1627 plotseling ernstig ziek werd en ook al stierf, werden er hier en daar wenkbrauwen gefronst. Hoe kon het dat de geliefde Damiaen die jaar in, jaar uit voor zieken en slachtoffers van de Zwarte Dood had gezorgd, plotseling zelf na zo’n kort ziekbed aan zijn einde was gekomen?

Sectie

En daar bleef het niet bij. Een jaar later, op woensdag 27 september 1628, lag ook de volgende echtgenoot van Maartje dood in bed.

Dat was een slachtoffer te veel. De plaatselijke baljuw Pieter van Leyden van Leeuwen vertrouwde het allemaal niet meer. Deze doortastende ambtenaar – in die tijd tevens officier van justitie – besloot rigoreuze stappen te nemen. Baljuw Pieter liet zelfs een soort forensische sectie verrichten op het lichaam van Maartjes laatste echtgenoot, de Brielse wever Jan Janszoon.

Dat was het begin van het einde voor Maartje. In Jans maag werd blijkens het rechtbankvonnis uit 1628 een seeckere quantiteyt rattecruyt aangetroffen waaraan de wever onmiskenbaar was bezweken. Maartje werd opgepakt om in de stadsgevangenis van Brielle in voorarrest te worden gezet. Het verhoor van haar zal niet zachtzinnig zijn geweest, maar buyten pijne en de banden van ijsere zou Maartje uiteindelijk een bekentenis hebben afgelegd die Brielle tot in de grondvesten deed schudden.

Ter illustratie. Image by Enrique Meseguer from Pixabay

Hoe haar eerste twee echtgenoten in Delft door haar waren omgebracht, weigerde ze te onthullen. Na de dood van haar tweede man was Maartje, vertelde ze, naar Rotterdam verhuisd en getrouwd met man nummer drie. Op enig moment had ze op de markt voor een halve stuiver rattengif gekocht en het venijn door het bier en brood van deze Rotterdammer gemengd. Twee dagen later was hij morsdood.

Haar vierde echtgenoot viel hetzelfde lot ten deel. Zijn stoffelijk overschot lag in zijn roeiboot. Ook na deze moord pakte Maartje haar biezen. Ze vertrok naar het dorp Vierpolders. Daar gaf ze het ja-woord aan echtgenoot nummer vijf. Omdat deze man een hele zomer ziek was geweest en niets had verdiend viel ook hij ten prooi aan Maartjes gifbeker.

Lastige

De moorden op Damiaen en Jan in Brielle, respectievelijk echtgenoot zes en zeven, gaf ze eveneens toe, staat in de documenten van weleer. Damiaen was een lastige man geweest, kregen de verhoorders van Maartje te horen. Op het moment dat hij iets onder de leden had en Maartje bij de plaatselijke apotheek een drankje voor hem had gehaald, had ze dat net als een maaltje gekookte erwten vergiftigd. Binnen een week was de chirurgijn eraan gestorven.

Haar laatste levenspartner Jan Janszoon had een hoer van haar willen maken, luidde haar verhaal bij de baljuw en zijn onderzoekers. Hoewel Jan nog om vergiffenis had gevraagd, stond het eerder in twee apotheken aangeschafte rattenkruid al voor hem klaar. Het gif verdween gemengd in bier en in wijn met suiker door Jans keel en betekende ook voor deze stakker een afschuwelijke dood.

En passant legde de Zwarte Weduwe van Brielle in de stadsbajes tevens een bekentenis af over een serie kindermoorden. Ook al haar acht kinderen, drie jongens en vijf meisjes, had ze eerder vergiftigd. De jongste, een baby van vijf weken, omdat het meisje haar ’te veel huilde’.

Planmatig

Het viel de baljuw en zwaar geschokte schepenen (rechters) blijkens de eeuwenoude rechtbankstukken op, hoe planmatig Maartje te werk was gegaan. Ze schafte het gif steeds op verschillende adressen aan om niet op te vallen en bewaarde het, tot ze zich weer van een van haar familieleden wilde ontdoen.

Na de moorden verdween ze bovendien steeds weer naar een andere stad of dorp om er een nieuw bestaan op te bouwen. Iedere echtgenoot moet Maartje goederen en mogelijk ook huizen hebben nagelaten. Financieel gewin lijkt dan ook een terugkerend motief.

De schepenen hadden geen medelijden. De nooijt gehoorde barbarische en ongelooffelijcke wreetheijt en moorderije die vijftien mensen het leven hadden gekost, werden vergolden met de zwaarst mogelijke straf. Op 9 oktober 1628 werd Maartje op de brandstapel op het marktplein vastgebonden en onder toeziend oog van een menigte verbrand tot assche.

Bijzonder

Anno 2019 noemt streekarchivaris Aart van der Houwen die het dossier-Maartje nauwgezet bestudeerde, deze eeuwenoude zaak erg bijzonder. “Dat blijkt al uit de niet mis te verstane omschrijving van Maartjes misdrijven door de schepenen. In die tijd werden uiteraard wel vaker moorden gepleegd. Een enkele verwurging, bijvoorbeeld. Of een dienstbode die zwanger was geraakt en heimelijk haar pasgeboren kind had laten sterven.”

Een seriemoordenares als Maartje heeft Aart verder niet meer in de archieven kunnen ontdekken. “De straf die deze vrouw opgelegd kreeg, is eveneens afwijkend. Er belandden vaker mensen op de brandstapel, maar zij werden altijd eerst gewurgd en waren al dood toen het vuur werd aangestoken. Maartje, daarentegen, is levend verbrand. Dat moet onvoorstelbaar pijnlijk en gruwelijk zijn geweest.”

Wij zoeken de mens achter misdrijven

Wij zijn Cleo Brandt en Bianca Voerman, beiden psycholoog en werkzaam bij de politie. We adviseren in moord- en zedenzaken, bij stalking en bij bedreiging. Delicten waarbij het gedrag van pleger en slachtoffer voer voor psychologen is. Samen met rechercheurs en andere politiecollega’s werken we aan complexe zaken. We verzorgen daarnaast workshops en trainingen over misdaad voor politie, hulpverleners en slachtoffers.

Rond onze werkzaamheden zijn genoeg populaire politieseries gemaakt. Maar de werkelijkheid van het vak van profiler is heel anders dan Hollywood suggereert. Op Femke Fataal vertellen we je over de dagelijkse realiteit van ons werk voor de politie. Elke vier weken verschijnt er een nieuwe column. In deze eerste bijdrage gaan we in op de verwachtingen van anderen en de realiteit van onze baan.

Cleo: Wat zeg jij eigenlijk als mensen je op een feestje vragen wat voor werk je doet?

Bianca: Ik heb vaak zin om een heel andere baan te verzinnen. Dat ik verpleegkundige ben of tuinontwerpster, iets dat heel concreet is en waarvan iedereen een beeld heeft. Als ik namelijk vertel dat ik als psycholoog bij de politie werk, maakt dat zo’n borrelgesprekje meteen ingewikkeld. Wat vertel je wel en wat niet? Mensen hebben er ook meteen zo’n spannend beeld bij, ingegeven door Amerikaanse misdaadseries als CSI of Criminal Minds. Wat doe jij in zo’n situatie?

Cleo: Als iemand me die vraag stelt, ben ik altijd eerst stil en kijk een beetje glazig. Ik denk dan: oh shit, wat ga ik zeggen? Vaak verzin ik iets vaags. Consultant of zo. Als je vertelt wat je echt doet, is het meteen geen borrelpraat meer. Dan gaat het, terwijl je een bitterbal naar binnen werkt, ineens over moord, verkrachting en terrorisme. Mensen schrikken, zodat het gesprek direct over is. Of het tegenovergestelde gebeurt. De toehoorders zijn zo enthousiast dat het eng is: “Jee, wat ontzettend leuk en spannend werk!” Dan voel ik me toch geroepen om uit te leggen dat ‘leuk’ misschien niet de beste term is.

Bianca: De werkelijkheid is anders dan televisieseries doen vermoeden. Ik kan bijvoorbeeld niet door mensen heen kijken of op basis van een enkele bloedspat een dader aanwijzen. Het is heel veel lezen en nadenken. De kern van onze baan is om de menselijke maat terug te brengen in extreme gebeurtenissen. In alle heftige verhalen die we horen, tussen al het menselijk leed dat we tegenkomen, zoeken we naar wat er is gebeurd en waarom situaties zijn ontstaan. We richten ons op het gedrag van daders en slachtoffers. Het kan gaan om een situatie van huiselijk geweld, een aanslag die is gepleegd, om stalking of om een zedendelict. Telkens zoeken wij naar de mens achter die gebeurtenissen.

Cleo: Ik krijg ook vaak de vraag hoe ik omga met al die heftige verhalen en nare dingen die ik zie, hoor en lees. Het raakt me wel, maar ik heb er geen last van. Anders zou ik dit werk ook niet kunnen doen. Maar er is een aantal zaken dat me altijd zal bijblijven. Bijvoorbeeld dat beeld van een dekbed van My Little Pony met bloedvlekken erop. Soms denk ik dat het fijn zou zijn om een paar weken per jaar buxus te snoeien. Gewoon, een lekker overzichtelijke taak waar je helemaal in kan opgaan. Een soort mentale vakantie. Maar als er gebeld wordt over een zaak, gooi ik die snoeischaar natuurlijk gewoon weer in de heg.

Bianca: Je ziet een kant van de maatschappij waarmee veel andere mensen hopelijk nooit te maken krijgen. Doordat we dit werk al zoveel jaren doen, hebben we een heel ander referentiekader gekregen. Dat maakt zo’n vraag op een feestje over ons werk ook zo lastig. Waar begin je? Bij dat meisje dat zó bang is voor haar ex-vriend dat ze geen aangifte durfde te doen van de stalking door hem? Het verdriet dat ik voel over een kind dat nooit meer wakker wordt en waar niemand om rouwt? Weet dus dat als je op een feestje een heel vaag of juist heel concreet antwoord krijgt op de vraag welk werk iemand heeft, daar een hele wereld achter kan schuilgaan.

Op Femke Fataal gaan we voorbij de borrelpraat. We delen de verhalen die ons raken. Verhalen over vrouwen en misdaad. Sommige verhalen verdienen het om te worden verteld.

Slachtoffer stalking vaak als stalker gezien

0

Wat moet je als je gestalkt wordt, de politie je lastig vindt en er zelfs geen aangifte van je wordt opgenomen? Ik kom het tegen in mijn werk als strafrechtadvocaat.

Op maandag een verdachte van een geweldsdelict bijstaan, op dinsdag een slachtoffer van stalking vertegenwoordigen; ik draai daar mijn hand niet voor om. Mijn naam is Bo Maenen. Ik ben 24 jaar oud en ik ben inmiddels bijna een jaar strafrechtadvocaat bij de bekende strafpleiter Sjoerd van Berge Henegouwen in Maastricht.

Strafrechtadvocaat worden is altijd al mijn droom geweest. Als kind was ik niet weg te slaan bij CSI en de tv-programma’s van Peter R. de Vries. Toen ik een jaar of acht was moest mijn vader, docent op een middelbare school, getuigen in een strafzaak. Fascinerend vond ik dat! Inmiddels maak ik zelf deel uit van die wereld en sta ik zowel verdachten als slachtoffers in strafzaken bij.

Een tijdje terug vertegenwoordigde ik een jonge vrouw die al jaren slachtoffer is van stalking. Ik herken veel problemen uit haar zaak in het vernietigende rapport dat de Inspectie van Justitie en Veiligheid onlangs over de zaak van het vermoorde meisje Hümeyra uitbracht. Dat rapport legt namelijk ook in algemene zin een aantal herkenbare problemen in stalkingszaken bloot.

Het inspectieonderzoek maakt duidelijk dat een actieve rol van de politie in dit soort zaken erg belangrijk is. Tijdens het strafproces tegen een verdachte van stalking moet de stelselmatigheid van het stalkingsgedrag worden aangetoond.

Het opbouwen van een strafdossier door de politie is dus cruciaal.

In de wet staat duidelijk dat de politie verplicht is om aangiftes op te nemen. Dat geldt uiteraard ook voor stalkingszaken. In een ideale situatie neemt de politie een aangifte op en stuurt die door naar het Openbaar Ministerie. Het OM kijkt vervolgens of het gaat om een bewijsbaar strafbaar feit waarvoor iemand vervolgd kan worden.

Maar de realiteit is anders. De politie gaat wat graag op het stoeltje van het OM zitten. In zaken die op het eerste gezicht bewijsproblemen kunnen opleveren, krijgen slachtoffers vaak te horen dat de politie de aangifte niet opneemt. Als argument wordt dan meestal aangevoerd dat er niet succesvol vervolgd kan worden.

Ook in de Hümeyra-zaak hield de politie zich volgens de inspectie te zeer bezig met de vraag of het stalken wel kon worden bewezen. Ondertussen werden de meldingen van het meisje niet door de politie vastgelegd.

Precies datzelfde probleem deed zich in de zaak van mijn cliënte voor. Zij werd al enige tijd gestalkt door een oude bekende. Hij belaagde haar zowel op straat als via internet. De man ging zelfs zo ver dat hij dode dieren in haar tuin achterliet!

Aanvankelijk nam de politie een aantal aangiftes op en werd er door tussenkomst van een advocaat een straatverbod geregeld. Maar in de loop van de tijd veranderde de houding van de politie. Mijn cliënte maakte nog steeds van elke contactpoging of overtreding van het straatverbod een melding. Maar de politie deed daar niets mee.

Het slachtoffer is toen verschillende keren verhaal gaan halen op het politiebureau. Gevolg was dat de politie een aversie tegen haar kreeg. Zo werd er tegen de vrouw gezegd dat zij niet zo vaak moest langskomen en zoveel meldingen moest maken. Met andere woorden: de politie voelde zich gestalkt door mijn cliënte.

Ze liet het er niet bij zitten. Mijn cliënte werd immers nog steeds gestalkt en de dader liep vrolijk rond en voelde zich ontastbaar. Steeds deed ze daarvan melding bij de politie. En steeds gebeurde er niets.

Uiteindelijk moesten de lokale politieagenten van hogerhand bevolen worden om weer aangiftes op te nemen. Toen ik mijn cliënte daarbij vergezelde, werd me snel duidelijk dat zij nog steeds niet serieus werd genomen. In mijn bijzijn werd haar door een agente verteld dat het verspilde moeite was, dat het moeilijk zou worden om aan te tonen dat de dader haar vanaf fake-accounts stalkte. Toen ik de politievrouw erop wees dat zij verplicht is om de aangifte op te nemen, reageerde de agente zelfs verbaasd.

Inmiddels komt mijn cliënte nog nauwelijks buiten. Ze is bang voor wat zij nog kan verwachten van haar stalker. Door een slordig en onvolledig politiedossier is haar stalker nog steeds niet succesvol vervolgd.

Wordt ook in deze zaak gewacht tot het flink mis gaat? Het wordt hoog tijd dat de politie haar aangifteplicht serieus gaat nemen zodat slachtoffers van stalking niet langer genoodzaakt zijn om de politie achter de broek te zitten.

Opeens was ik weduwe

0

Op 13 juli 2014 parkeerde mijn vriend, tevens de vader van onze zoon, zijn auto achter ons huis. Een paar seconden later opende een schutter met een automatisch wapen het vuur op hem. Mijn vriend had geen schijn van kans. Kort erna bleek dat de dader zich had vergist. Zijn beoogde doelwit reed in een auto van hetzelfde merk en was vlak voor mijn partner thuisgekomen. Een ‘vergismoord’, wordt de aanslag op mijn vriend genoemd.

Ooit schreef ik deze tekst op mijn website. Nog elke keer als ik die regels teruglees, heb ik het gevoel dat dit verhaal niet over mij gaat. Dat het niet gaat over mijn vriend. Dat het niet gaat over de vader van onze zoon.
Maar dat gaat het wel.

Ondertussen zijn meer van zulke misdrijven gepleegd. Meer vergismoorden. Waar we eerder onze schouders ophaalden bij nieuwsberichten over liquidaties, doen we dat nu als vergismoorden in het nieuws komen. Althans, zo lijkt het voor mij soms. Alsof mensen het normaal zijn gaan vinden. Alsof zulke zaken bij het leven horen.

Ik kan je verklappen: dit is niet normaal. Het mag niet zo te zijn dat je partner ‘per ongeluk’ om het leven wordt gebracht. We moeten zulke misdrijven al helemaal niet accepteren als een feit. Daar maak ik me als nabestaande graag hard voor.

De komende maanden schrijf ik op Femke Fataal een column over mezelf, over Stefan en over mijn leven na deze vergismoord.

Mijn naam is Janke Verhagen. Ik ben 37 jaar jong en moeder van een zoon van zeven. Ik werk als spreker en tekstschrijver maar weet nog steeds niet wat ik wil worden als ik later groot ben. En ik ben weduwe. In de media ben ik vaak omgeschreven als de ‘weduwe Eggermont’. Een titel die ik tegen wil en dank heb gekregen en natuurlijk helemaal niet had willen hebben.

In 2014 woonde ik samen met Stefan en onze prachtige zoon in Amsterdam-Oost. We hadden een klein, maar heerlijk appartement op de begane grond. Onze tuin was net zo groot als ons huis. We zaten daar vaak met z’n drietjes te genieten.

Ik had een fulltime baan als manager bij de overheid. Stefan werkte parttime en kon zodoende veel tijd doorbrengen met onze zoon. Daar genoten ze allebei met volle teugen van. Ik ken maar weinig vaders die zó enthousiast en actief betrokken zijn bij de opvoeding van hun kinderen. Heel stiekem was ik af en toe best jaloers op de band die Stefan en onze zoon hadden opgebouwd.

In juli 2014 gingen we als gezin op vakantie naar Spanje, het geboorteland van Stefan. Zijn Spaanse achtergrond kwam er vaak aan het oppervlak. Stefan had een enorm temperament. Heel leuk, maar soms ook erg vermoeiend, als ik eerlijk ben. We verbleven drie weken in Torrevieja aan de Costa Blanca waar we ons onderdompelden in de Spaanse cultuur. Veel eten, naar het strand en middagdutjes doen.

Op een donderdag keerden we terug naar Amsterdam. Twee dagen later was Stefan dood. Vermoord. Per ‘vergissing’.

Mijn leven stond volledig op zijn kop. Van voren wist ik niet meer dat ik van achteren leefde. Hoe moest ik in vredesnaam verder? Hoe moest ik alleen ons kind opvoeden? Hoe kon ik ervoor zorgen dat er recht werd gedaan aan de zinloze dood van Stefan?

Nu, ruim vijf jaar later, heb ik nog steeds niet alle antwoorden op mijn vele vragen. Zou ik die ooit krijgen? Vast niet. Maar erg vind ik dat niet meer. De afgelopen vijf jaar heb ik geleerd dat ik veel sterker ben dan ik ooit had kunnen vermoeden. Ik besef nu dat ik zelf de keuze kan maken hoe ik de rest van mijn leven ga invullen. Ik weet ook dat ik zelf verantwoordelijk ben voor mijn geluk.

De komende maanden neem ik je mee op de reis die ik in vijf jaar tijd heb afgelegd. Met mooie, maar ook enorm moeilijke momenten. Reis je met me mee?

Onrecht is mijn drijfveer

0

Mijn hele leven al heb ik grote moeite met misstanden. Ik neem het altijd op voor de slachtoffers. Onrecht is bovendien mijn grootste drijfveer geweest om privédetective te worden.

Ik ben Herma Kluin, eigenaar van recherchebureau Incognito in Rijswijk.

Van kinds af aan heb ik al een groot rechtvaardigheidsgevoel dat me aanzet tot actie. Zo werd er bij mij op school een leraar enorm gepest, iets dat ik niet kon aanzien. De hele klas maakte zich schuldig aan dat gedrag. Ik besloot de confrontatie aan te gaan met de pestkoppen.

Met praten probeerde ik mijn klasgenoten tot bedaren te brengen. Het lukte me niet. De leraar vertrok onder druk van het gesar van school. Ik was er helemaal beroerd van dat mijn missie niet was geslaagd. Achteraf bezien was dit het eerste moment waarop ik onrecht ben gaan bestrijden.

Mijn grote inspirator om het mooie beroep van particulier onderzoeker (in de volksmond ‘privédetective’) te gaan uitoefenen, is Ben Zuidema. Hij is vooral bekend geworden door opzienbarende zaken waarbij hij in het verleden optrad als infiltrant. Bij Ben heb ik dan ook de rechercheopleiding gevolgd. Inmiddels werken Ben en ik samen in diverse onderzoeken. 

Werken als particulier onderzoeker is me op het lijf geschreven. Spanning, variatie, het aanpakken van criminaliteit, samenwerken met collega-rechercheurs en het directe contact met cliënten zijn de ingrediënten die dit vak voor mij zo boeiend maken.

Het is een groot voordeel om een vrouwelijke privédetective te zijn, heb ik vaak gemerkt. Bij een stalkings- of zedenzaak kunnen de emoties hoog oplopen als een slachtoffer zijn of haar verhaal met je deelt. Als vrouw kun je dan makkelijker een arm om iemand heenslaan.

Ook bij observaties kwam mijn vrouw-zijn me vaak van pas. Wanneer ik samen met een mannelijke collega op pad ging, bleek die man-vrouwcombinatie veel voordelen te bieden. Je valt als stel nu eenmaal minder snel op.

Inmiddels voer ik zelf geen observaties meer uit. Mijn gezicht is te bekend geworden. Dat maakt het risico om te worden ontmaskerd te groot. Ik laat die taak nu over aan collega’s.

Als recherchebureau doen wij onderzoeken voor de zakelijke en particuliere markt in binnen-en buitenland. Zo verrichten we voor particuliere cliënten naspeuringen in uiteenlopende zaken als stalking, afpersing, vermissing, alimentatiekwesties of overspelsituaties.

Zedenzaken pakken we meestal op met de politie. Bij vermissingszaken werken we samen met een stichting. Zo kunnen we snel schakelen met rechercheurs in allerlei landen, die ons de helpende hand kunnen bieden bij onderzoek naar vermiste personen. Steeds weer blijken de eerste dagen na een vermissing van cruciaal belang voor het onderzoek.

Het bedrijfsleven doet een beroep op ons bureau voor zaken als interne fraude, ziekteverzuimcontrole, screenings- en antecedentenonderzoek, digitaal onderzoek, cybersecurity of woon- en vastgoedfraude.

We vormen vaak de laatste strohalm voor mensen. Maar keer op keer constateer ik dat cliënten ons te laat inschakelen. Een groot tijdsverloop maakt het onderzoek er niet makkelijker op. Tijdig een recherchebureau inschakelen, heeft als voordeel dat de kosten lager blijven. Het maakt de kans op een goed resultaat groter.

Inmiddels leiden we ook particulier onderzoekers op. De opleiding is een combinatie van theorie, praktijktraining en examenbegeleiding. Een specifieke vooropleiding is niet nodig.

In mijn columns op Femke Fataal wil ik de lezer een inkijkje bieden in het dagelijkse leven van een privédetective. Waar loop je als particulier onderzoeker tegenaan? Hoe pak je onderzoeken op? Kijk de komende tijd maar met me mee!

DONEER!

Schrijven en onderzoek doen kost tijd. Steun Femke Fataal met een maandelijkse bijdrage of doneer bij een artikel. Dan kun jij mijn verhalen blijven lezen.
doe een donatie