In mijn beroepsgroep klinkt op verjaardagen steevast dezelfde vraag. Hoe kun je iemand verdedigen van wie je weet dat hij of zij ‘het gedaan heeft’? Mensen vragen je dan ook rustig of je eigenlijk wel moraal hebt.
Van sommige beroepen bestaan van die stereotiepe denkbeelden. Iedere piloot moet wel een Don Juan zijn met aan elke arm minstens één stewardess. Een psycholoog is ‘eng’, want hij of zij kijkt dwars door je heen. En een arts? Die wordt ongetwijfeld vaak uitgedaagd te vertellen welke reeksen vreselijke dingen hij heeft gezien.
Mijn standaardantwoord is dat het voor mijn werk niet uitmaakt of iemand een feit wel of niet heeft gepleegd. In mijn eerste column beschreef ik dat het mijn taak is om de belangen van mijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen en om ervoor te zorgen dat hij of zij een eerlijk proces krijgt.
Als ik weet dat iemand iets heeft gedaan maar dat er te weinig bewijs is voor een veroordeling, dan pleit ik zonder enig gewetensprobleem voor een vrijspraak. Dit is dan immers overduidelijk in het belang van cliënt én cruciaal voor het bewaken van het eerlijke proces.
Centraal
In het strafproces staat de vraag centraal wat er kan worden bewezen, niet zozeer wat er feitelijk is gebeurd. Dat is ook de vraag die een rechter moet beantwoorden. Is er te weinig bewijs? Dan moet een verdachte worden vrijgesproken.
Veel vaker komt het echter voor dat ik niet zeker weet of mijn cliënt schuldig is en wat precies zijn of haar aandeel is geweest. Leg dat maar uit op een feestje.
Wil ik dan niet precies weten wat mijn cliënt heeft gedaan? En eis ik niet van mijn cliënten, dat zij exact vertellen wat er is gebeurd? Nee, eigenlijk niet.
Sowieso vind ik zo’n eis raar. Je weet immers nooit zeker of iemand je de waarheid vertelt. Een cliënt die tegen mij bekent dat hij het feit heeft begaan, kan hierover liegen. Bijvoorbeeld omdat hij iemand anders, uit vriendelijkheid of uit angst, in bescherming wil nemen.
Harddrugs
Een voorbeeld. Laatst had ik een zaak waarin mijn cliënte tegen de politie, de rechter en ook tegen mij bekende dat zij in harddrugs had gehandeld. Pas na de uitspraak biechtte deze vrouw aan mij op dat ze had gelogen. Ze wilde ervoor zorgen dat haar vriend niet werd veroordeeld. Hij was al een keer eerder gepakt voor het dealen in drugs en zou bij een volgende veroordeling een fiksere straf hebben gekregen.
Uiteraard kan een cliënt die een feit ontkent, eveneens liegen. Uit schaamte of omdat hij het mij niet durft te vertellen.
Als een cliënt me vertelt wat er echt aan de hand is, maakt dat mijn adviezen natuurlijk wel waardevoller. Bij bezoeken aan mensen die net zijn aangehouden, leg ik daarom altijd uit dat iemand de waarheid weliswaar niet hoeft te vertellen maar dat mijn advies is gebaseerd op wat ik van een cliënt te horen heb gekregen. Op zulke momenten weet ik nog niets over de zaak en heb ik nog geen dossier.
Kopstoot
Onlangs bezocht ik een aangehouden cliënt op het politiebureau. De verdenking was mishandeling. De man in kwestie beaamde dat hij inderdaad iemand een klap had gegeven bij het uitgaan. Hij vertelde ook dat de man die hij had geslagen even te voren een kopstoot had uitgedeeld aan zijn vriend.
Aan deze cliënt heb ik toen uitgelegd dat hij – indien hij de waarheid sprak –meteen een verklaring bij de politie moest gaan afleggen. In dit geval was er tenslotte sprake van noodweer. Ik waarschuwde hem echter wel dat mijn advies niets waard was, indien hij een leugentje om bestwil had verkondigd en wel degelijk de eerste klap had uitgedeeld. In uitgaansgelegenheden hangen vaak camera’s, zo’n leugen zou snel uitkomen.
Het is mij dus om het even of cliënten iets hebben gedaan of niet en of zij mij de waarheid willen vertellen of niet. Maar het is wel van belang dat zij weten dat ik hen het beste kan helpen wanneer ik weet wat er is gebeurd.
Meer lezen van Daniëlle? Hier staat haar vorige column.