Roofkunst Paleis Het Loo moet terug naar Joodse familie

Een oude zaak komt voorbij. Door de nazi’s geroofde kunst in Paleis het Loo, een mooie primeur die ik ruim vijf jaar geleden dankzij art detective Arthur Brand voor De Telegraaf kon schrijven.

De Restitutiecommissie in Den Haag blijkt onlangs te hebben vastgesteld dat veertien porseleinen serviesstukken uit de collecties van Het Loo, het Rijksmuseum en het Zuiderzeemuseum daadwerkelijk onder roofkunst vallen. Het Meissen-porselein moet daarom worden teruggegeven aan de nazaten van de rechtmatige eigenaar.

Een mooie overwinning, zowel voor Arthur Brand, voor het Duitse onderzoeksbureau Facts and Files als voor de eigenaren. Dat zijn de familieleden van de in 1939 overleden Joodse bankier Herbert Gutmann.

Sprong

Dit verhaal was vijf jaar terug nogal een sprong in het diepe. Want van overheidswege kreeg ik destijds uiteraard geen enkele bevestiging dat het om roofkunst kon gaan.

Het begon allemaal op een middag in mei 2014 toen ik werd gebeld door een contact en tevens een goede vriend. Dat was niemand minder dan historicus Arthur Brand die inmiddels wereldwijde bekendheid geniet als succesvol art-detective.

“Jo, ik heb een mooie scoop voor je”, klonk het door mijn gsm. “In de kunstcollectie van Het Loo en een paar bekende musea heb ik delen van een kostbaar Meissen-servies ontdekt. Het gaat om stukken die eigendom waren van een Joodse familie en die door de nazi’s zijn gestolen. Koningin Juliana heeft later enkele borden van het servies aangekocht.”

“Zo dan”, zei ik. “Daar zeg je nogal wat. Kun je dat ook aantonen?”

“Absoluut”, reageerde Arthur resoluut. “Laten we even afspreken in de stad.”

Café

Een paar uur later zat ik met de blonde ‘Indiana Jones van de Lage Landen’ in een Amsterdams café om de tafel. Arthur liet me een aantal documenten zien om zijn verhaal te onderbouwen. Zijn rapportage was het resultaat van een uitgebreid onderzoek dat hij eerder met zijn collega’s David Kleefstra en Alex Omhoff op de kwestie had losgelaten.

Het bleek te gaan om dertien porseleinen borden en twee sauskommen die deel uitmaakten van een uniek, 435-delige Meissen-servies. Stadhouder Willem V zou het servies rond 1774 van de Verenigde Oost-Indische Compagnie cadeau hebben gekregen. De prins deed het servies met de unieke, Nederlandse stads- en dorpsgezichten tijdens zijn ballingschap in Engeland weer van de hand.

24 delen van het servies werden later gekocht door Herbert Gutmann. Herbert was een zoon van bankier Eugun Gutmann die in Duitsland de Dresdener Bank had opgericht. Toen de nazi’s begin jaren dertig van de vorig eeuw in Duitsland aan de macht kwamen, schoven zij Herbert en andere Joodse bankiers torenhoge schulden in de schoenen.

Herbert Gutmann

Oorlog

Herbert had geen andere keus dan zijn bezittingen, waaronder ook het Meissen-servies, in 1934 op een veiling te verkopen. “Hoewel dit alles voor de oorlog gebeurde, vallen de stukken daarmee onder roofkunst”, zei Arthur.

De roofkunstjager had de borden en sauskommen achterhaald aan de hand van onder meer oude veilingdocumenten. Zes delen had hij getraceerd in Het Loo, de overige stukken stonden in het Rijksmuseum en het Zuiderzeemuseum.

De zaak kwam op een pikant moment. “De commissie-Ekkhart heeft eerder een groot onderzoek naar roofkunst in Nederlandse musea afgesloten zonder deze serviesdelen te achterhalen”, lichtte Arthur toe.

Ik besloot meteen in deze affaire te duiken en belde met een woordvoerster van de Stichting Paleis Het Loo Nationaal museum. “Wij nemen dit zeer serieus en gaan onmiddellijk een herkomstonderzoek instellen”, zei zij.

Bingo!

Gezocht

Dezelfde dag nam ik contact op met historicus en Facts and Files-onderzoekster Beate Schreiber in Berlijn. Dat bureau deed naspeuringen voor de nazaten van Herbert Gutmann. Beate bevestigde dat de Meissen-borden en -sauskommen al die tijd als ‘gezocht’ te boek hadden gestaan.

“Wij verwachten dat de Gutmanns ons opdracht geven om contact te leggen met de Nederlandse staat en de Restitutiecommissie”, zei Beate. “Hopelijk keren de stukken in de toekomst terug naar de familie.”

Op woensdag 14 mei opende De Telegraaf de voorpagina met mijn verhaal. ‘Servies van Het Loo roofkunst’, luidde de kop.

Nu, ruim vijf jaar later, heeft de Restitutiecommissie bepaald dat het servies – momenteel eigendom van de Nederlandse Staat – inderdaad terug moet naar de nabestaanden van Herbert Gutmann. Minister Van Engelshoven (OCW) heeft het advies overgenomen, de komende maanden worden de stukken via een notaris aan de in Engeland woonachtige familieleden overgemaakt.

Juliana

Volgens secretaris Eric Idema van de Restitutiecommissie staat het vast dat het roofkunst is omdat het om een gedwongen verkoop ging. Hij bevestigt bovendien dat twee serviesdelen in de jaren zeventig door toenmalig koningin Juliana zijn gekocht.

Had de vorstin kunnen weten dat het roofkunst kon zijn?

“Nee”, vindt Idema. “Hoewel bekend was dat het servies eigendom was geweest van de Joodse familie Gutmann kun je dat niet stellen. De Restitutiecommissie heeft zich er ook niet over uitgelaten. Er is pas sinds twintig jaar aandacht voor roofkunst. In die tijd was dat nog niet zo.”

Tja. Moeilijk te geloven, vind ik. In de stukken van de commissie las ik vandaag nog wat meer wetenswaardigheden over de onfortuinlijke Herbert Gutmann.

Protestantisme

Het blijkt dat zijn vader Eugen en zijn moeder Sophie in 1898 waren overgegaan tot het protestantisme. Herbert en zijn zes broers en zussen kregen een protestantse opvoeding.

In het gezin was veel aandacht voor kunst en cultuur. Vader Eugen bracht een beroemde kunstverzameling bijeen. Veel van zijn kinderen zouden eveneens een verzameling opbouwen of artistieke activiteiten ontplooien, tekende de Restitutiecommissie in oude documenten op.

Eugen Gutmann bekleedde 48 jaar lang een positie in de directie van de Dresdner Bank. Ook zijn zoon Herbert werd opgeleid tot bankier en maakte snel carrière binnen de bank. In 1906 richtte Herbert de Deutsche Orientbank op, kort erna kreeg hij de leiding over de Dresdner Bank.

Herbert trouwde in 1913. Zijn vrouw en hij kregen drie kinderen. Het gezin streek uiteindelijk neer in Potsdam waar hun verbouwde villa de naam ‘Herbertshof’ kreeg. Het monumentale huis was vooral bedoeld om de groeiende kunstcollectie van de familie een mooi onderkomen te bieden.

Bankencrisis

In 1931 brak in Duitsland de bankencrisis uit. Herbert en veel andere bankbestuurders werden gedwongen om hun functies neer te leggen. De bankencrisis en de Joodse afkomst van een deel van de voor de crisis verantwoordelijk gehouden bestuurders werden in 1932 door de NSDAP tot inzet van de verkiezingscampagne gemaakt.

De pijlen werden ook op Herbert Gutmann gericht. De bankier werd aan de schandpaal genageld toen zijn beeltenis verscheen (uiterst links) op een propaganda-affiche van de nationaalsocialistische beweging.

Na zijn ontslag kreeg Herbert geen salaris meer. Maar het zou nog erger worden, ook voor deze bankiersfamilie. Toen de nazi’s in 1933 in Duitsland de macht grepen, verloor Herbert al zijn bestuursfuncties. Nazi-minister voor propaganda Joseph Goebbels bemoeide zich hoogstpersoonlijk met de gedwongen overdracht van aandelen die de bankier in zijn bezit had.

Irreële

De verschillende banken kwamen bovendien met torenhoge en irreële vorderingen. Herbert kon niet anders dan zijn huis en ook zijn kunstcollectie verkopen.

De onderzoekers zijn onder meer gestuit op een memo van de Dresdner Bank van 20 februari 1934 waarin wordt gerept over de zogeheten Graupe-Auktion. De opbrengst van die veiling was gebruikt om schulden van Herbert aan de Dresdner Bank te voldoen.

Op 30 juni 1934, de Nacht van de Lange Messen, werd Herbert die bekend stond als sympathisant van de Deutsche Demokratische Partei door de SS opgepakt. Samen met negen andere arrestanten, onder wie Konrad Adenauer, werd hij door veertien SS’ers bewaakt. De volgende dag kwam hij weer op vrije voeten.

Herbert en zijn gezin verlieten Duitsland en vestigden zich in Groot-Brittanië en de VS. In 1939 raakte de berooide bankier ernstig ziek, hij overleed uiteindelijk in december 1942. Zijn vrouw stierf in 1959.

Lotnummers

Lotnummers uit de veilingcatalogus van de Graupe-Auktion tonen aan dat er in 1934 24 borden en twee sauskommen van Herbert zijn geveild. In 1962, stelde de Restitutiecommissie vast, zijn in ieder geval twaalf van de 24 borden aangekocht door de Amsterdamse kunsthandel A. van der Meer. Daarvan zijn zes borden in 1963 door het Zuiderzeemuseum verworven. Het Rijksmuseum bemachtigde een jaar later eveneens een bord uit de serie van twaalf bij Van der Meer. De inventariskaart uit het Rijksmuseum vermeldt als herkomst onder meer de veiling in Graupe in 1934 uit de collectie van Herbert Gutmann.

Zes delen van het Meissen-servies

Van vijf Meissen-borden in Paleis Het Loo is de herkomst volgens de commissie niet identiek. Twee stuks zijn aankocht bij kunsthandel Stodel in Amsterdam. De door Het Loo opgestelde herkomstrapportage vermeldt als eerdere herkomst een antiquair in Lochem en kunsthandel Van der Meer.

In hetzelfde rapport staan twee andere borden die Van der Meer en ‘collectie Buma’ als herkomst zouden hebben. Koningin Juliana kocht deze borden in 1975 om ze in bruikleen te geven aan Het Loo. Het vijfde bord werd door een stichting voor Het Loo aangekocht. In de rapportage van Het Loo staat opnieuw Van der Meer als herkomst. Twee sauskommen van Herbert Gutmann belandden in 1975 via kunsthandel Stodel in het paleis.

Naziregime

Voor de Restitutiecommissie staat vast dat Herbert Gutmann werd gedwongen zijn serviesdelen te verkopen en dat hij zijn bezit onvrijwillig kwijtraakte door toedoen van het naziregime. De Nederlandse Staat, stelt de commissie, heeft de stukken op reguliere wijze verworven en is de huidige eigenaar.

‘Bij de afweging van deze belangen komt zwaar gewicht toe aan de wijze waarop het bezit is verloren gegaan en aan de noodzaak van herstel van onrecht dat tijdens en als gevolg van het naziregime is ontstaan’, staat in het besluit van de commissie die het belang van de nazaten van Herbert Gutmann zwaarder vindt wegen dan het belang van de Nederlandse Staat.

Een kleinzoon van Herbert heeft inmiddels via de website van Facts and Files laten weten dat hij blij is met de op handen zijnde terugkeer van het Meissen-servies. “Maar onze zoektocht gaat verder. We hebben slechts een fractie kunnen traceren van de kunstcollectie die Herbert Gutmann onder dwang heeft moeten verkopen.”

Nederland blijft voorlopig nog in het vizier van de familieleden. “Het historisch museum in Deventer en in het streekmuseum in Tiel hebben beide eveneens een bord van de familie Gutmann in hun collectie”, besluit onderzoekster Beate Schreiber. “Ook die borden worden door de nabestaanden geclaimd.”

Hoe vertel je je zoon dat papa niet meer thuiskomt?

0

Op het moment dat mijn partner Stefan werd vermoord, was onze zoon niet thuis. Hij logeerde bij zijn oma, de moeder van Stefan. Een geluk bij een ongeluk.

Ik had er niet aan moeten denken dat ik die nacht niet naar buiten was gegaan, maar dat er opeens agenten voor mijn deur hadden gestaan. Dat mijn zoon dan wakker was geworden en ik meteen had moeten vertellen wat er aan de hand was.

Dat ik zo alleen het onvermijdelijke uitstelde, realiseerde ik me toen nog niet.

Leeg

De middag na de moord op Stefan was ik eindelijk weer thuis. Het huis voelde leeg. Koud zelfs. Mijn telefoon ging non-stop. Onze zoon was nog steeds bij oma. Hoewel ik hem het liefst de hele dag wilde vasthouden, wist ik ook dat ik niet in staat was om nu voor hem te zorgen.

De beste vriend van Stefan kwam langs, met zijn vrouw. Onze kinderen waren vrienden en op dat moment allebei twee jaar oud. “We willen heel graag deze week voor jullie zoon zorgen, zodat jij van alles kunt regelen en even tot jezelf kunt komen”, zeiden ze.

Het was het mooiste cadeau dat ik die dagen had kunnen krijgen. Dankbaar heb ik aanvaard. Omdat ik zo graag onze zoon wilde zien, besloot ik hem eerst zelf op te halen bij oma en hem naar onze vrienden te brengen.

Geknuffeld

Toen ik die middag binnenstapte bij oma, zat onze zoon een spelletje te spelen op de tablet. Zorgeloos. Geen vuiltje aan de lucht. Mijn tranen wegslikkend heb ik hem geknuffeld. Net zo lang tot hij er genoeg van had. Ik bracht hem naar onze vrienden. Hij was super enthousiast. Logeren! Gezellig.

Wat later reed ik weg bij ze, onze zoon daar achterlatend. Ik heb mijn ogen uit mijn kop gejankt. Ik, de slechtst moeder ooit, liet haar kind achter. Omdat ze niet voor hem kon zorgen. Dat dit op dat moment het beste was wat ik als moeder had kunnen doen, realiseerde ik me pas maanden later.

De dag dat hij weer terugkwam, staat in mijn geheugen gegrift. Ik gun het mijn ergste vijand niet.

Toen hij werd thuisgebracht, sliep hij. Ik kon alleen maar huilen. We hebben hem in bed gelegd en ik ben op de bank gaan zitten afwachten. Uiteindelijk werd hij wakker. Hij rende op me af en ik kreeg een dikke knuffel.

Vraag

Natuurlijk kwam toen de onvermijdelijke vraag: “Waar is papa?”

Ik dacht dat ik goed voorbereid was. Ik dacht dat ik deze vraag wel aankon. Ik had tips gekregen van Slachtofferhulp. Maar niets had me hierop kunnen voorbereiden. Hoe leg je een kind van twee uit dat zijn vader nooit meer terugkomt? Ik hield hem een paar dingen voor.

“Papa is dood en dat betekent dat hij niet meer ademhaalt.”

“Papa is dood en dat betekent dat hij zijn ogen niet meer open kan doen.”

“Papa is dood en dat betekent dat hij nooit meer bij ons terugkomt.”

Onze zoon werd boos. Heel boos. Hij maakte zich van me los en stampvoette. “Ik geloof je niet. Papa is verstopt.” Hij begon te zoeken en trok de kasten open. Zocht achter de gordijnen en dook vervolgens op zijn knietjes om onder het bed te kijken.

Hartverscheurend

Hartverscheurend was het. Dat hij zijn vader niet vond, was voor hem prima. Dan zou hij hem ’s avonds wel zien. Maar ook ’s avonds kwam papa niet thuis. Net zoals de dag erna, en de dag daarna.

Pas toen ik hem na een paar dagen voorlas uit een Nijntje-boekje waarin de oma van Nijntje overlijdt en begraven wordt, vielen er wat kwartjes. “Dus papa ligt onder die mooie steen?”, vroeg hij.

We kletsten wat over de mooie steen. Ik gaf hem een kus. “Welterusten lieverd”, zei ik.

“Slaap lekker mama. En slaap lekker papa onder je mooie steen.”

De vorige column van Janke kun je hier lezen.

Een van de heftigste verkrachtingen

0

Het is 23.00 uur als we klaar zijn met werken. Samen draaien we die nacht piket.

Als ik om 24.00 uur in mijn bed kruip, heb ik er nog geen weet van dat ik een uur later alweer in mijn auto zit.

Ik slaap net als mijn telefoon gaat. We hebben een verkrachting. Het lijkt een ernstige zaak. Ik moet van heel ver komen. Belden ze nu wel of niet? Droomde ik? Een beetje wankel loop ik naar de douche. Ik schiet in mijn kleding die ik een uur geleden had uitgedaan, doe snel een beetje make-up op en spring in mijn auto.

Op bureau hoor ik dat een twintigjarig meisje op gewelddadige wijze is verkracht. Ze ligt in het ziekenhuis.

Inmiddels is mijn collega er ook. We bellen een forensisch arts, een medicus die DNA gaat veiligstellen en een letsel-omschrijving zal maken. Vervolgens pakken we een zedenkit* en rijden naar het ziekenhuis.

Schrik

Op de eerste hulp worden we opgewacht door collega’s van de uniformdienst. “Schrik niet”, zeggen de collega’s. “Het slachtoffer ziet er vreselijk uit. Ze is nauwelijks herkenbaar.”

We zijn wel wat gewend maar als we het gordijn opzijschuiven, kijken we in het vreselijk toegetakelde gelaat van een vrouw. Dat het een heel jonge vrouw is, is zelfs niet meer zichtbaar.

Haar oog zit dicht en is zwaar opgezwollen, geronnen bloed ontsiert haar gezicht. Haar lippen zijn enorm opgezet. In haar haar zien we takjes en bladeren. Haar nagels zijn gebroken en haar voeten zijn zwart van het zand. Dit meisje heeft gevochten voor haar leven. We kijken naar haar identiteitsbewijs. Het is een mooi meisje. Ze lijkt een beetje op Sneeuwwitje. Helaas is ze in een heel slecht sprookje terechtgekomen…

Als we naast haar staan, komen de artsen binnen. Op de scan is te zien dat er bloed in haar hersenen zit. De artsen twijfelen nog of ze het gewonde oog moeten openen om het te kunnen redden. Het blijkt dat de oogkas van het meisje is gebroken.

Anders

In alle jaren bij dit bureau is dit wel een van de heftigste verkrachtingen die we hebben meegemaakt. Meestal gebeuren zulke zedenmisdrijven binnen de relatiesfeer. Deze zaak is anders. Dit is een ‘man uit de bosjes- verkrachting’.

Het was een onbekende man die het meisje tegemoet kwam lopen op het fietspad. Gelukkig zijn er getuigen die mogelijk haar redding zijn geweest.  Zij kunnen iets vertellen over het uiterlijk van de dader.

Stap voor stap reconstrueren we wat er is gebeurd.

Het slachtoffer was een biertje gaan drinken in een kroegje. Het was gezellig geweest. Zo tegen middernacht besloot ze naar huis te fietsen. Het meisje wilde de man die op haar afkwam, voorbij fietsen.

Klap

Toen zij hem passeerde voelde ze een klap. De man riep wat in het Nederlands en duwde het slachtoffer met fiets en al op de grond. Onmiddellijk begon hij op haar in te stompen met zijn vuisten en duwde hij zijn penis in haar mond. Het meisje vroeg hem te stoppen met slaan. Ze zou alles doen wat hij wilde, als hij maar stopte met slaan.

De verkrachter luisterde niet en bleef maar op haar inslaan. Hij scheurde haar kleding, trok haar broek omlaag en probeerde het meisje met zijn penis te penetreren in haar vagina. Ze weet niet of hem dat ook echt is gelukt, omdat ze aldoor vuistslagen moest incasseren.

Er kwamen een paar mensen aangelopen. Een van hen zag de man en riep hard dat hij moest oprotten. De dader koos eieren voor zijn geld en liep door. De voorbijgangers ontfermden zich over het slachtoffer. Op afstand bleef de dader nog even kijken en rende toen hard weg.

Politie en ambulance werden gebeld. De zaak werd groot opgeschaald, zoals wij dat in politiekringen noemen.

Bewezen

In deze zaak is de dader aangehouden en vervolgd voor verkrachting en zware mishandeling. Beide feiten zijn bewezen verklaard. De verdachte heeft zes jaar gevangenisstraf en een geldboete opgelegd gekregen. Ook moet hij het slachtoffer een schadevergoeding betalen.

*Als er sprake is van een verkrachting kan een medisch onderzoek worden uitgevoerd. De arts maakt daarbij gebruik van een zedenkit. Een zedenkit is bedoeld om sporen van de verdachte, zoals bloed, sperma, haren en speeksel, veilig te stellen. Zodra een officier van justitie daar toestemming voor heeft gegeven, wordt de zedenkit vervolgens ingezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut. Het NFI probeert uit de sporen een DNA-profiel van de verdachte te halen. Het verkregen profiel wordt daarna vergeleken met de, in een databank opgeslagen DNA-profielen om te kijken of het matcht met een persoon en/of andere zaken.

De eerste column van Sandra en Elisa lees je hier

Tachtig jaar oude cold case: Jopie (18) verdween in het niets

Kerst en oudjaar werden tachtig jaar geleden overschaduwd door een tienerverdwijning die het hele land in de greep hield.

In december 1939 waren niet alleen de dreiging vanuit nazi-Duitsland en de Nederlandse mobilisatie hot news. De kranten stonden bol van verhalen over de mysterieuze verdwijning van de 18-jarige Johanna (Jopie) Elisabeth de Nigtere uit Amsterdam.

De zaak rond het verdwenen meisje raakte een gevoelige snaar bij journalisten en politiemensen, concludeerden Henri Beunders en Marcella van der Weg in 2011 in hun boek ‘Pers en Politie in Amsterdam’.

‘Elke nieuwe ontwikkeling haalde de pers’, schrijven de auteurs, ‘maar de politie had weinig aanknopingspunten. Daarom richtte de recherche zich via de media (krantenlezers en radioluisteraars) regelmatig tot het publiek met een verzoek om informatie.’

Getuigenoproep

Dat was in die tijd ongewoon. In de dagen voor de jaarwisseling deed de politie zelfs een getuigenoproep die kranten in het hele land overnamen:

‘De commissaris van politie in de tweede sectie van Amsterdam roept de medewerking van het publiek in om aan de hand van het per krant of per raambiljet gepubliceerde portret met beschrijving, tijdens de komende dagen goed op te letten of men wellicht een meisje ziet dat aan het signalement voldoet.’

Wat was er gebeurd? Jopie raakte op zaterdag 18 november 1939 plotseling spoorloos. Het enige kind van loodgieter De Nigtere en zijn vrouw Henriette uit de Bilderdijkstraat had die dag een sollicitatiegesprek. Het meisje zou nooit meer thuiskomen.

De tiener was datzelfde jaar een tijdje verkoopster geweest in de Bijenkorf. In de herfst van ’39 raakte Jopie ziek, ze kreeg last van roodvonk. Het duurde maanden voor ze was hersteld en weer aan een nieuwe betrekking toe was. In december had Jopie de stoute schoenen aangetrokken en zich ingeschreven bij de Arbeidsbeurs. Ditmaal wilde ze iets anders. De tiener ging actief op zoek naar een leuke kantoorbaan.

Uitnodiging

Op de dag van haar verdwijning kreeg Jopie vroeg in de ochtend een kaartje van het gemeentelijk arbeidsbureau in de bus. Een uitnodiging voor een gesprek bij confectieatelier De Vries aan de Singel 23. Om half vijf ’s middags werd ze er verwacht voor een eerste kennismaking.

Met haar moeder en een tante ging Jopie – haar mulo- en typediploma in haar handtasje – die middag de stad in. Tegen vieren nam ze op de hoek van de Kalverstraat en het Spui afscheid van de beide vrouwen. Afspraak was dat Jopie haar moeder rond zes uur weer bij bioscoop Cineac aan het Damrak zou ontmoeten.

“Tot straks hoor”, was het laatste dat Henriette de Nigtere haar dochter hoorde zeggen.

De dames stonden om zes uur vergeefs op Jopie te wachten. Henriette de Nigtere besloot poolshoogte te gaan nemen op het adres waar haar dochter zich had moeten melden. Tot haar verbijstering stuitte ze er op een gesloten behangselzaak en niet op een confectieatelier met de naam ‘De Vries’.

Paniek

Ze ging verontrust weer op huis aan. Toen Jopie rond etenstijd nog steeds in geen velden of wegen te bekennen viel, sloeg de paniek toe. Dit is niets voor onze dochter, bedachten de ouders zich. Tegen half acht werd het vader De Nigtere te gortig. Hij stapte naar de politie.

Op bureau Raampoort deed Jopies vader zijn alarmerende verhaal. Het klopte niet dat zijn kind niet was thuisgekomen. Jopie zou nooit zomaar op pad gaan zonder haar ouders in te lichten. Bovendien, het had er alle schijn van dat zijn dochter in de val was gelokt door iemand die een valse bedrijfsnaam en een vals adres had opgegeven.

De bezorgde loodgieter werd doorgestuurd naar bureau Overtoom om er opnieuw melding te maken van de vermissing. Tot zijn wanhoop kreeg de man daar te horen dat hij toch echt bij bureau Raampoort moest zijn. Weer terug op die politiepost werd de loodgieter te verstaan gegeven dat de verdwijning van zijn dochter een zaak voor de kinderpolitie was. Die afdeling ging pas maandag de 20e november weer open.

Foute boel

Uiteindelijk maakte de politie pas vanaf dinsdag werk van de zaak. Het was tot de recherche doorgedrongen dat Jopies verdwijning foute boel moest zijn. In de avondbladen maakte de politie die dag bekend dat ‘in het perceel Singel 23 geen confectieatelier’ was gevestigd.

Deed Jopies moordenaar zich voor als medewerker van een gefingeerd confectiefabriekje? Maar hoe kon hij met meisje daar hebben laten verdwijnen, zonder dat dat was opgevallen? Had hij haar ontvoerd?

De politie wist twee getuigen te achterhalen: meisjes die diezelfde middag ook naar de Singel 23 waren gefietst om te solliciteren. De een had meteen door dat het adres niet klopte en reed door. De ander had nog even binnen gekeken en ging er toen ook maar vandoor.

De meisjes hadden Jopie – een fors meisje van 1.60 meter, gekleed in een lichtblauw mantelpakje, een blauwe muts, beige kousen en bruine schoenen – niet gezien. Wel beschreven getuigen een man die rond de tijd van Jopies afspraak buiten het pand had rondgehangen. Een dertiger. Donkere jas, alpinopetje op zijn hoofd.

Onderwereld

De Amsterdamse politie zette volgens de media ‘tien van haar beste rechercheurs’ op de zaak. ‘Politiemannen die de hele Amsterdamse onderwereld kenden’, aldus het Leidsch Dagblad dat in 1969 op de kwestie terugblikte.

In de Amsterdamse gemeenteraad werden ondertussen prangende vragen gesteld. Waarom had de politie niet meteen op de tienerverdwijning ingezet? Hoe kon het dat de Arbeidsbeurs een vals adres aan minderjarige meisjes had verstrekt? Waarom had dat arbeidsbureau die gegevens niet eerst gecheckt?

In Den Haag leidde de verdwijningszaak tot een debat. CHU-kamerlid Cornelia Mackay-Katz (de eerste vrouwelijke parlementariër afkomstig uit een protestants-christelijke partij) legde toenmalig minister Jan van den Tempel (Sociale Zaken) daarbij het vuur aan de schenen.

Het Amsterdamse onderzoeksteam onder leiding van commissaris Schreuder startte een groot onderzoek waarbij het valse adres aan de Singel en allerlei hotels en logeeradressen werden doorzocht. Niets van belang werd daar aangetroffen.

Misdrijf

Op 12 december bracht de politie een opsporingsbericht uit waarin een beloning van duizend gulden, een bedrag dat Jopies ouders bij elkaar hadden gekregen, voor de gouden tip werd uitgeloofd. ‘Een misdrijf wordt niet uitgesloten’, meldde de politie in relatie tot het valse adres dat Jopie had opgekregen.

Een stortvloed aan tips was het gevolg. ‘Honderden en honderden mensen kwamen met tips en verhalen over Jopie’, staat in het Leidsch Dagblad van 4 januari 1969. ‘Het meisje zou zijn gezien op de boot naar Lemmer, in een bus bij Katwijk, in Den Bosch, in Antwerpen en op verschillende plaatsen in de trein.’

‘Een meisje vertelde de politie dat ze op 19 november een auto had zien rijden met vier mannen en een meisje erin. Het meisje zou hardop hebben geschreeuwd; ‘Moeder, moeder!’, meldt de krant verder.

De tienerverdwijning riep volgens de media een ware angstpsychose op onder de bevolking. Vooral mannen die ‘verdacht naar vrouwen keken’ waren het haasje.

Amber Alert

Bovendien waren er brievenschrijvers die vonden dat ook ‘de radio in dienst der Menscheid moet worden gesteld’. Een soort voorloper op het Amber Alert, zou je zeggen. Het advies werd serieus genomen want diverse radiozenders verspreidden kort erna Jopies signalement.

Vader De Nigtere schakelde met het verstrijken van de tijd zelf een privédetective in. Het leverde de wanhopige ouders niets dan ellende op. ‘De grote uitgaven brachten loodgieter De Nigtere tot armoede en de martelende onzekerheid ruïneerde de gezondheid van zijn vrouw.’

De politie wist uiteindelijk een tipje van de sluier op te lichten over de geraffineerde werkwijze van de dader(s). De Arbeidsbeurs bleek te zijn gebeld door een man die zich had uitgegeven als een medewerker van confectieatelier De Vries en die had beweerd dat het bedrijf een kantoormeisje nodig had.

Ter ziele

Blijkbaar was de dader van de locale situatie op de hoogte. Want enkele jaren eerder was er aan de Singel 23 daadwerkelijk een confectiezaak met de naam ‘De Vries’ gevestigd. Niet lang voor 1939 was die onderneming ter ziele gegaan.

De Duitse eigenaar van de behangselwinkel en zijn echtgenote hadden hun winkel die zaterdagmiddag de 18e november in 1939 dicht gedaan om te gaan winkelen in Haarlem, wist de politie verder vast te stellen. Tot twee keer toe werd het pand aan de Singel 23 doorzocht, de laatste keer met speurhonden. Er werd niets gevonden.

Een 76-jarige binnenschipper die rond het tijdstip van de vermissing in de buurt van de behangselzaak werd gezien, werd getraceerd. De recherche stelde vast dat hij niets met de vermissing te maken had.

Spoor

Kwam de politie toch nog iets op het spoor dat tot Jopies ontvoerder(s) had kunnen leiden? De onbekende man die de Arbeidsbeurs had benaderd, bleek bij het bureau een telefoonnummer te hebben opgegeven waar hij te bereiken was. Dat telefoonnummer was van een ingenieur die in België werkte en in Amsterdam inwoonde bij een Belgische pensionhouder aan de Keizersgracht, niet ver van Singel 23.

De pensionhouder hield aanvankelijk bij het onderzoeksteam vol niet van het telefoontje op de hoogte te zijn. ‘Maar na lang ontkennen’, schreef het Leidsch Dagblad jaren later, ‘verklaarde hij dat er de vrijdag voor de verdwijning van het meisje twee onbekenden waren langsgekomen die hadden gevraagd of ze even mochten bellen.’

De pensionhouder had, zei hij, het duo de sleutel van de kamer van de ingenieur gegeven en de twee van de telefoon gebruik laten maken

Schaduwen

De Amsterdamse politie liet de Belgische pensionhouder een tijd schaduwen. Had hij met de vermissing van Jopie te maken? Wie waren die twee mannen?

In alle oude krantenberichten heb ik er niets over terug kunnen vinden en evenmin een signalement van het onbekende duo kunnen teruglezen.

Ondanks het feit dat de Belgische pensionhouder onder observatie stond, liep het slecht met hem af. ‘De man is op een gegeven moment in de gracht verdronken’, schreven de media later.

Tot in het buitenland – Berlijn, Parijs en Brussel – liet de politie plakkaten ophangen met verzoeken om informatie over Jopie. De naspeuringen naar de tiener waren veruit het grootste politieonderzoek in die tijd. Op 2 april 1940 schreef De Telegraaf: ‘Er is waarschijnlijk nog nimmer in een zaak als deze met zooveel ijver en vasthoudendheid gespeurd.’

Uitgebreid

In het onderzoek pakte de recherche diverse mannen op die uitgebreid aan de tand werden gevoeld. Maar geen van die verdachten was bij de vermoedelijke moord op Jopie betrokken.

In de jaren vijftig huurde weekblad Panorama in de zaak-Jopie de Nigtere nog een particulier onderzoeker in, staat in ‘Pers en Politie in Amsterdam’. Ook dat leidde tot niets. Vader De Nigtere gaf destijds een interview aan het magazine. “Het ergste is de onzekerheid. Mijn vrouw heeft het zich heel erg aangetrokken en is er nog niet overheen. Mijn enige hoop is nog dat Johanna een fatsoenlijk graf heeft gevonden”, luidde zijn trieste relaas.

De verdwijning van Jopie de Nigtere is nooit opgelost. Enkele jaren na haar vermissing werden in Naarden enkele jutezakken uit een sloot gevist, waarin de stoffelijke resten van drie verdwenen meisjes werden aangetroffen. In een van de zakken stuitte de politie op een gouden ring die lijkt op het ringetje dat Jopie droeg toe ze vermist raakte.

Toch kon het meisje niet worden geïdentificeerd.

Advocaat zijn heeft grote impact op je persoonlijke leven

0

Stel je de volgende situatie voor. Het is vrijdagavond. Je zit in de auto voor het politiebureau in Capelle aan den IJssel. Naast je zit je vriend een potje te chagrijnen. Hoe ben je hier nu weer beland?

Je vriend en jij lagen toch al zwaar achter op schema. Je had immers eerder een bespreking met een cliënt die onwijs was uitgelopen.

Toen je eindelijk thuis aankwam, excuses stamelend, stonden de tassen al gepakt in de gang. Je partner duwde je een belegd broodje in de hand, snel pakte jij nog wat laatste spullen in.

Met je hoofd was je nog niet bij het jaarlijkse weekendje weg met jullie vriendengroep. Alle zaken die de uren ervoor waren voorbijgekomen en alle dingen die daarin moeten gebeuren, echoden nog in je hoofd.

Los

Toen je eindelijk met je vriend in de auto stapte en wegreed, probeerde je dat allemaal los te laten.

Totdat… je uitgerekend op dat moment die voorkeursmelding binnenkrijgt. Een vaste cliënt die is aangehouden en die jou als zijn advocaat wil.

Je wilt hem niet laten zitten. Dus sta je een half uur later bij het politiebureau. Je belooft je vriend dat het echt niet lang zal duren. Je cliënt wordt immers alleen verdacht van een eenvoudig feit. Bovendien is hij al bekend met de gangbare procedures.

Eenmaal binnen wordt je meteen duidelijk dat de recherche de zaak snel wil afdoen en meteen begint met het verhoren van je cliënt. Daar kun je dan net zo goed even bij blijven, bedenk je je. Niet wetende dat je daardoor pas anderhalf uur en drie vieze automatenkoffies later, weer buiten staat.

Uitgestreken

Je vriend heeft Facebook dan al van voor naar achter en van achter naar voor gelezen. “Is het nu dan écht weekend?”, vraagt hij met een uitgestreken gezicht als je weer in de auto stapt.

Dit is een van de vele situaties waarin ik het werk als strafrechtadvocaat stiekem vervloek.

In mijn vorige column op Femke Fataal vertelde ik je hoe ik in de wereld van de strafrechtadvocatuur ben terechtgekomen. Hoewel ik na afloop van een stage vol goede moed en met overtuiging zelf ook advocaat werd, betekende dat allerminst dat mijn nieuwe leven als raadsvrouw me gelijk als een handschoen paste.

Vooropgesteld: het is een prachtig vak. Maar het is ook een beroep dat grote impact heeft op alle vlakken van je persoonlijke leven. Zoiets is wennen, niet alleen voor jezelf maar ook voor je familieleden en vrienden.

Zo maakte ik gedurende mijn eerste jaar als advocaat alleen het dessert mee van het etentje voor mijn oma’s verjaardag.

Black Friday

Hoe dat kwam? Er móest die dag een brief op de post naar de rechtbank. Toen de tekst klaar was en ik de brief in het centrum van Rotterdam wilde posten, bleken alle postbussen onbereikbaar door de drukte rond Black Friday.

Dik een uur stond ik in de file om het uiteindelijk op te geven en toch naar het restaurant te rijden.

Ik voelde me op twee fronten schuldig. Aan de ene kant waren daar mijn familieleden – aan wie ik veel waarde hecht, maar die niet snapten waarom ik niet gewoon op tijd kon komen. Aan de andere kant was er mijn cliënt en de vraag hoe die brief nu toch op tijd bij de rechtbank kon arriveren.

Uiteindelijk heb ik de brief tijdens het etentje overhandigd aan mijn neef die in de buurt van de rechtbank werkt en die ‘m de volgende ochtend keurig op tijd bij de balie heeft afgegeven.

Je wordt in ieder geval wel creatief van al die uitdagingen!

Gewend

Hoewel zulke situaties zich nog steeds voordoen, ben ik net als mijn omgeving gewend geraakt aan de onvoorspelbaarheid van mijn werk.

Iedereen weet dat ik mijn best doe om overal – op tijd – bij te zijn. De mensen in mijn nabijheid snappen echter ook dat dit soms niet haalbaar is.

Tegenover mijn cliënten ben ik tegenwoordig ook duidelijk: in het weekend ben ik alleen bereikbaar in geval van noodsituaties. Als een cliënt op zaterdag of zondag appt met vragen die geen spoed hebben, stuur ik standaard een bericht terug dat ik pas maandag met antwoorden kom.

In het begin was ik bang dat mijn cliënten dat niet zouden pikken. Maar al snel bleek dat zij echt wel begrijpen dat ook advocaten een leven naast hun werk hebben en dat ook willen houden.

Ik zou niet willen zeggen dat ik de balans nu helemaal heb gevonden, maar er is in ieder geval meer evenwicht dan in het begin.

Daniëlles eerste column lees je hier

Nabestaanden willen alleen een luisterend oor

0

Kerstmis 2019. Mijn zus Nadia is inmiddels zeventien jaar geleden om het leven gebracht. Nog steeds vind ik de aanloop naar de feestdagen ontzettend moeilijk.

Juist tijdens die dagen word je er als nabestaande dubbel zo hard mee geconfronteerd dat er een lege stoel is tijdens het diner.

Sommige mensen beweren dat je sterker wordt van veel tegenslagen in het leven. Ik denk dat dat bullshit is. Begrijp me niet verkeerd; ik ben zeker bovengemiddeld veerkrachtig geworden door alles wat ik heb meegemaakt. Dat neemt niet weg dat de moord op mijn zus ook mijn achilleshiel is. Intens verdriet meemaken heeft helaas vaak tot gevolg dat nabestaanden eenzaam worden.

Praten over verdriet is een vaardigheid waarin bijna niemand echt goed is. We voelen ons er ongemakkelijk bij.

Willekeurig

Ik heb gemerkt dat sommige mensen liever niet geconfronteerd willen worden met de details over de moord op mijn zus. Nadia is zo volkomen willekeurig door het noodlot getroffen, dat mensen heel goed beseffen dat dit enorme leed ook hun of hun dierbaren had kunnen overkomen.  

De angst voor zulk leed, inclusief het aanhoren van de gruwelijke facetten van een moord, maakt dat er mensen zijn die met een steeds grotere boog om je heen lopen.

Mensen vinden het soms moeilijk om mij aan te spreken. Als ze me zien, hebben ze niet de moed om rechtstreeks te vragen hoe het gaat.

Sommigen sturen, vrijwel altijd op een totaal onverwacht moment, nog wel een berichtje via sms of WhatsApp waarin wordt geïnformeerd naar mijn toestand. Zo’n gemakzuchtig berichtje is waarschijnlijk een manier om ‘op veilige afstand’ toch iets van interesse te tonen.

Interesse

In het begin ervaarde ik vragen via WhatsApp nog als oprechte belangstelling. Tot het moment waarop ik besefte deze mensen helemaal niet zo oprecht zijn. Bij échte interesse hadden zij immers tijd vrijgemaakt om mijn verhaal aan te horen.

Ik herinner me dat ik in het eerste jaar na Nadia’s dood vaak dacht dat het antwoord op de vraag hoe het met mij ging, afhing van de tijd die de beller voor mij wilde nemen. Bovendien verwacht iemand die zo’n vraag stelt bepaald niet altijd dat je er ook daadwerkelijk op ingaat.

Wat wil je dan als nabestaande graag kwijt? Je wilt vertellen dat je worstelt met de feestdagen. Dat de gezellige familieactiviteiten waarmee je op tv en in verhalen van collega’s wordt geconfronteerd, maken dat je je extra eenzaam en verdrietig voelt in het gemis van je dierbare.

Machteloosheid

Maar als je als rouwende zo’n direct antwoord geeft, merk je al snel dat veel toehoorders daar een ongemakkelijk gevoel bij krijgen. Zij worden dan geconfronteerd met hun eigen gevoelens van onvermogen en machteloosheid.

Vaak gaan mensen vervolgens driftig op zoek naar woorden van troost. Woorden die jouw leed moeten verzachten en zelfs relativeren. In die zoektocht ontdekt je toehoorder dat er eigenlijk geen woorden zijn die recht doen aan jouw intense gevoelens van verdriet, rouw en machteloze woede. Bovendien, ongeacht wat zij zeggen, de oorzaak van het verdriet verandert niet voor de nabestaande.

De rouwende op zijn of haar beurt, ervaart zo’n reactie, dat snelle op zoek gaan naar relativerende woorden of ongevraagde adviezen, als een miskenning van zijn of haar verdriet.

Wat is dan wel belangrijk voor een nabestaande?

Hulp

Op het moment dat hij of zij geen hulp meer nodig heeft om praktische regelzaken op orde te krijgen, is simpelweg luisteren het belangrijkste wat de omgeving kan doen.

Hoor het verhaal van een nabestaande aan. Blijf luisteren, ook al is dat dagen-, weken- of misschien wel maandenlang. Zelfs als je keer op keer hetzelfde relaas moet aanhoren, blijf dan toch dat luisterende oor bieden. Zelfs als de rouwende misschien gigantisch onredelijk is.

Ga alsjeblieft geen discussie aan maar sla een arm om iemand heen. Benoem dat zijn of haar verdriet ondraaglijk is. Veroordeel de rouwende niet. Probeer evenmin om nabestaanden te redden of te corrigeren. Laat adviezen over wat een rouwende in jouw ogen wel of niet moet doen, achterwege.

Steunen

Iedereen kan een nabestaande steunen. Het enige wat jij ervoor moet doen, is bereid zijn om je eigen gevoelens bij het aanhoren van rouwverhalen open en eerlijk onder ogen te komen.

Benoem ook rustig dat je absoluut niet weet wat je moet zeggen. Zeg dat je je machteloos voelt. Jij kunt de barrière voor een nabestaande van een misdrijf slechten. Rouwenden hebben vaak niet meer de energie om dat voor jou te doen terwijl ze wel nog steeds de behoefte voelen om hun afgrijselijke verhaal met jou te delen.

Het is mijn wens voor 2020 dat iedere rouwende een luisterend oor of een brede schouder mag vinden.

Lucinda’s eerste column staat hier

Moordvrouwen in Nederland: Bella Mafia hield huis in Schagen

Een prachtig gedekte tafel met vijf mooie en bevallig glimlachende vrouwen, fonkelend kristal en een bord vol vergiftigde spaghetti. Het moet deze scene uit de misdaadfilm ‘Bella Mafia’ met Vanessa Redgrave en Natassja Kinski zijn geweest, die rond kerst 2001 de basis vormde voor een bizar moordcomplot in het Noord-Hollandse Schagen.

Vier vrouwen uit één familie – twee volwassenen en twee tieners – sloten destijds een waar pact om hun tegenstander uit de weg te ruimen. Maar wat zette de vrouwen tot hun daad aan? Wraak of angst?

Wraak mag vrouwen in thrillers inspireren tot bloedige misdrijven, in werkelijkheid is het vooral een ‘mannenmotief’. Vrouwen die hun slachtoffers uit wraak ombrengen zijn een zeldzaamheid, concludeerden Australische criminologen van de Queensland University tijdens een eerder onderzoek. De resultaten daarvan zijn volgens de onderzoekers representatief voor alle Westerse landen.

“Er zijn wel zaken waarbij vrouwen uit wraak, haat of jaloezie zijn gaan moorden, maar veel vaker is gewin – financieel of bijvoorbeeld op het liefdesvlak – hun drijfveer”, zei de Australische criminoloog Belinda Parker vorig jaar in een kranteninterview.

Seriemoordenaars

Ook vrouwelijke seriemoordenaars laten zich zelden aansporen door wraakzucht, blijkt uit de Amerikaanse studie ‘Female Serial Killers in the United States; means, motives and makings’ (Marissa A. Harrison et al.) die in 2015 in werd gepubliceerd. Van de 63 onderzochte zaken vormde in amper acht procent van de gevallen wraak het motief om te moorden, ontdekten de onderzoekers in de VS destijds.

Terug naar Schagen, achttien jaar geleden.

Als Erica en Rita K. (destijds respectievelijk 26 en 23 jaar oud) tijdens de feestdagen naar Bella Mafia kijken, is het zonneklaar. Precies zoals het slachtoffer in deze Amerikaanse thriller om zeep wordt geholpen, zullen de twee uit Hongarije afkomstige Roma-zussen zich ontdoen van Rita’s sadistische vriend. De tirannie van Abdel Benlamine (26) moet voor eens en voor altijd stoppen, vinden ze.

“Toen we de film zagen wisten we het opeens. Zo moest het gebeuren”, vertellen de zussen later tijdens een verhoor aan de politie.

In 1990 waren Erica en Rita nog met hun moeder naar Nederland gevlucht om aan terreur en gewelddadigheden in hun thuisland te ontkomen. Met ellende kregen de zussen echter opnieuw te maken in Schagen, tijdens de zes jaar durende relatie tussen Rita en de illegale, Marokkaanse drugsdealer Abdel.

Drama

“Dat moest onafwendbaar tot een vreselijk drama leiden. Het was hij of zij”, zegt Erica’s toenmalige advocaat Els Hertoghs in die tijd tegen De Telegraaf.

Om de haverklap verkracht, mishandelt en bedreigt de Marokkaan zijn vriendin Rita met wie hij een zoontje heeft.

“Een gebroken neus en een gebroken kaak liep ik zelfs op”, verhaalde Rita destijds bij de recherche. “Dan sloot hij me op met ons zoontje. Ik mocht niet naar een dokter en als ik naar de politie wilde gaan, dreigde hij mij en mijn andere familieleden lachend met nog meer geweld. Abdel had altijd een mes of zelfs een pistool op zak. Iedereen was doodsbang, we konden geen kant op. Het ergste was dat hij me ook tot prostitutie wilde dwingen.”

Haar oudere zus Erica is evenmin veilig voor Abdel. De crimineel beschouwt deze vrouw eveneens als zijn bezit. Zelfs Erica’s Macedonische partner Sinan, met wie ze twee kleine kinderen heeft, is niet tegen Abdels dominantie en agressie opgewassen.

Bloedband

Maar dan gaat Abdel een stap te ver en rekent hij buiten de sterke bloedband van de Hongaarse Roma-familie. Als hij in september dat jaar na een celstraf wordt vrijgelaten en niet – zoals was aangekondigd – wordt uitgezet, komt het twaalfjarige halfzusje van Erica en Rita in zijn blikveld. Het meisje met de koosnaam ‘Happy’ is de lieveling van de zussen. Tot hun verbijstering horen ze Abdel zeggen: “Een heel mooi meisje. Zij wordt straks ook van mij.”

Met die uitspraak tekent de Marokkaan zijn doodsvonnis. Erica en Rita hebben er genoeg van, ze vrezen bovendien dat de kleine Happy al snel in zijn klauwen zal vallen. Vanaf dat moment vormen ze een hechte clan waarbij ook andere familieleden betrokken zullen worden.

Bij de apotheek in Schagen informeren de vrouwen naar het gif uit de Bella Mafia-film. Dat heeft de apotheker niet in zijn assortiment. Dus plunderen Erica en Rita het medicijnkastje van hun moeder en nemen ze een vleesmes uit haar keuken mee naar Rita’s eengezinswoning aan de Jacob Marisstraat. Abdel wordt vervolgens telefonisch door het tweetal uitgenodigd voor een feestelijk etentje. Omdat hij Tweede Kerstdag niet kan, komt hij vrijdagavond 28 december naar Schagen. Hij neemt de laatste trein vanuit Den Helder.

Laatste avondmaal

De twee jonge kinderen van Erica en Rita’s zoontje liggen al in een diepe slaap in hun slaapkamertjes, als Abdel zich aan tafel zet voor een late maaltijd met de zussen. Dat wordt meteen zijn laatste avondmaal.

Een bak sterke, vergiftigde koffie en een omelet met veel kruiden en hetzelfde, toxische mengsel van ruim tweehonderd fijngestampte antidepressiva-pillen en medicijnen tegen epilepsie en hartkwalen doen snel hun werk. Even na middernacht strompelt Abdel zwaar versuft naar bed. Rita gaat met hem mee en bindt, als ze denkt dat ze veilig is, zijn polsen en benen vast met touw.

De twee vrouwen hebben Happy en hun eveneens twaalfjarig nichtje al op de hoogte gebracht. Ze bellen de meisjes in het holst van de nacht op om te komen helpen.

Met bevende handen probeert Rita eerst om Abdel met een kussen te smoren, maar totaal onverwacht verzet de Marokkaan zich hevig. Ondanks de touwen om zijn lijf kan Abdel haar met kracht tegen de grond werken.

Gilt

“Erica, nu”, gilt de angstige Rita naar haar oudere zus die met het vleesmes de trap op komt stormen. Terwijl het nichtje op Abdels benen zit, Happy in de deuropening staat en Rita zijn armen in bedwang houdt, steekt Erica negentien keer op het slachtoffer in. Abdel is machteloos tegen het geweld van de Roma’s en blaast ter plekke zijn laatste adem uit.

Nog diezelfde nacht dumpt de vrouwelijke moordbrigade het lichaam van hun slachtoffer met behulp van Sinan in het kanaal tussen Schagen en Kolhorn. Daar wordt het al snel gevonden. Het gezelschap had er geen rekening mee gehouden dat het water door de strenge vorst is dichtgevroren. Het ijs is dik genoeg om het stoffelijk overschot van Abdel deels te dragen.

De recherche weet de vrouwenclan rap te traceren en in de boeien te slaan. Voor de rechtbank in Alkmaar beroepen de zussen zich op psychische overmacht. “Het gaat om een zeldzaam misdrijf waarbij de vrouwen geen andere uitweg zagen dan moord”, voert raadsvrouw Els Hertoghs aan.

Daar komt bij dat de zussen eerder vergeefs naar de politie waren gestapt en daar niet serieus waren genomen. Ook het feit dat Erica als twaalfjarige slachtoffer werd van een groepsverkrachting in Hongarije en daarna bijna drie maanden in coma lag, was volgens de advocaat bepalend voor de aard van het misdrijf.

Overmacht

De rechtbank in Alkmaar gaat mee met de zienswijze van psychologen en psychiaters dat Erica en Rita handelden uit psychische overmacht en veroordeelt het duo op 9 juli 2002 tot twee jaar cel. Sinan krijgt eveneens twee jaar vanwege zijn assistentie bij het wegwerken van het lichaam.

Het gerechtshof in Amsterdam is een jaar later in het hoger beroep stukken strenger en kijkt met meer afstand naar de emoties en doodsangst van de vrouwen.

De drie vrouwelijke rechters baseren hun oordeel volledig op het juridische aspect van voorbedachten rade: een weken eerder uitgedokterd plan dat strikt werd opgevolgd en uitgevoerd. Het hof neemt het Erica en Rita bovendien zeer kwalijk dat ze hun jonge halfzusje en nichtje bij het traumatische gebeuren hebben betrokken.

Het levert de twee zussen op 10 februari 2003 zeven jaar en Sinan vijf jaar cel op. Ook de tienermeisjes krijgen straf: vijf maanden jeugddetentie.

Advocaat Els Hertoghs is inmiddels overleden. Vlak voor zij stierf, sprak ik nog met haar over de Bella Mafia-moord van Schagen. Het misdrijf stond haar toen, achttien jaar later, nog scherp voor de geest. 

Angst

“Het was waanzinnig en bizar, deze zaak”, zei Els destijds. “Jonge vrouwen die zwaar geterroriseerd werden en een zeer begrijpelijke angst ontwikkelden. Die vervolgens een moordplan afkeken van een speelfilm en dat gingen naspelen. De koffie en omelet smaakten wel erg vreemd, had Abdel nog gezegd. De zussen hielden hem voor dat ze ditmaal speciale kruiden hadden gebruikt, waarop hij het eten braaf op at.”

“De moordpartij – erg bloederig – was wellicht niet zo uitzonderlijk te noemen”, aldus Els. “Maar daarna waren er weer spectaculaire ontwikkelingen. Ik weet nog dat ze Abdel in een tapijt hadden gerold en hem via het steegje achter de woning naar een auto brachten. De groep is toen gezien door getuigen die vanwege het opgerolde kleed dachten dat er een verhuizing aan de gang was.”

Het lichaam paste niet in de auto, ook daar moesten de vrouwen iets op verzinnen. Els Hertoghs: “Toen ze eindelijk zover waren en het lichaam ergens over een brugrand kieperden, bleef het half steken in het ijs. Kortom; het is niet vreemd, denk ik, dat ik me veel van dit dossier herinner. Dit verzin je allemaal niet.”

Naïef

Als Abdel niet in hun leven was gekomen, hadden de zussen het misdaadpad hoogstwaarschijnlijk nooit bewandeld. “Erica en Rita, en ook hun moeder, waren aardige en ook vrij gelovige mensen”, vervolgde de advocaat. “Als buitenlanders zaten ze alleen niet in een goede omgeving met veel sociale contacten. De zussen, die geen criminele inborst hadden, waren naïef, wilden helemaal geen strafblad maar kampten met het probleem dat de politie Abdel niet te pakken kon krijgen. Erica en Rita zaten in een fuik en werden gedreven door angst.”

Els had haar cliënte later nog bezocht in de vrouwenbajes in Nieuwersluis. “De zussen waren daar allebei gedetineerd. Rita was, zelfs terwijl ze vastzat, alweer op vrijersvoeten en had een nieuwe vriend. Erica die behoorlijk goed Nederlands sprak, volgde een studie. Met het verstrijken van de tijd verwaterde het contact. Ik hoop eigenlijk dat het Erica en Rita gelukt is om ergens een nieuwe start te maken.”

De vorige Moordvrouw kun je hier lezen. Een dubbelportret over twee vrouwen die onder invloed van een levensgevaarlijke seriemoordenaar toesloegen.

Is Mr. Big misleiding of creatieve waarheidsvinding?

0

De Hoge Raad is er afgelopen week eens opvallend goed voor gaan zitten. ’s Lands hoogste rechtscollege heeft daarbij in een tweetal opvallende moordzaken een interessant standpunt ingenomen.

Er is geen enkel verband tussen deze casussen. Maar de gemeenschappelijk factor is dat de recherche in beide zaken gebruik heeft gemaakt van de zogeheten Mr. Big-methode om tot een oplossing van de moorden te komen.

De naam klinkt nogal spannend, stoer en vooral heel Amerikaans. De werkwijze werd echter voor het eerst ingezet in Canada. De grote lijn in de methode is steeds dat een undercoveragent ‘toevallig’ op het pad van de verdachte komt en een vertrouwensband gaat opbouwen.

Luxe

De onwetende verdachte wordt ondertussen steeds verder ingepalmd met luxe goederen en dito levensstijl. De suggestie wordt gewekt dat deze levensstandaard is verkregen door criminele activiteiten.

Het doelwit van de politie mag vervolgens vaak kleine klusjes opknappen om uiteindelijk op te klimmen binnen dat fictieve, criminele milieu. De verdachte wordt uiteindelijk volledig afhankelijk gemaakt, zowel financieel, sociaal als ook emotioneel.

Er wordt dus, door de deelnemende undercoveragenten, open en bloot gesproken over strafbare feiten. De verdachte wordt getriggerd of gepusht om zelf ook zijn vermeende criminele verleden te onthullen. Waar maak je in misdaadkringen nu meer indruk mee dan met het opbiechten van een moord waarbij je de politie inmiddels al jaren te slim af bent geweest?

Vizier

Dit zeer kostbare undercovertraject wordt ingezet bij cold cases. Het gaat om zaken die niet op te lossen lijken, maar waarbij wel een bepaalde verdachte in het vizier is die steeds de dans lijkt te ontspringen.

Bij de twee moordzaken waarvan de Hoge Raad afgelopen dinsdag bepaalde dat deze weer opnieuw behandeld moeten worden bij de gerechtshoven, gaat het onder meer om de Posbankmoord van januari 2003. Het slachtoffer, Alex Wiegmink, werd destijds tijdens een rondje hardlopen doodgeschoten.

Twee verdachten, Frank S. en Souris R., zijn in dit dossier veroordeeld tot achttien jaar cel. Tijdens het politieonderzoek werd Souris R. door undercoveragenten opgenomen in een fictieve, criminele organisatie. Hij moest zijn daden bekennen om op te klimmen. Bij zijn medeverdachte is de Mr. Big-methode overigens niet gebruikt. De veroordeling van Frank S. blijft dan ook in stand.

Hard

De andere zaak betreft de negen jaar geleden gepleegde moord op de vriendin van Wim S. in Kaatsheuvel. Hoewel er zeer veel aanwijzingen tegen S. waren, ontbrak er hard bewijs om hem wegens de moord op Heidy Goedhart te veroordelen.

Totdat S., geregisseerd door de recherche, financieel in het nauw kwam, een nieuwe baan kreeg aangeboden en – jawel – in een nieuwe vriendenkring belandde. Deze zogenaamde vrienden lieten hem delen in hun welvaart en bouwden een vertrouwensband met S. op. Alles precies volgens het stramien van de Mr. Big- methode.

Zijn ‘biecht’ – op geen enkele wijze oncontroleerbaar omdat audio- en visuele opnamen daarvan ontbreken – werd door de rechtbank Breda gebruikt als doorslaggevend bewijsmiddel. Dat resulteerde voor Wim S. in een gevangenisstraf van achttien jaar.

Vastbijten

Absoluut prijzenswaardig is dat justitie en politie zich steeds weer opnieuw vastbijten in het oplossen van levensdelicten en zware criminaliteit. Dat is iets waar de nabestaanden recht op hebben.

Anderzijds dient de inzet van deze zeer ingrijpende opsporingsmethoden wel verankerd te zijn in wet- en regelgeving met als doel dat de rechter kan controleren of de belangen van de verdachte niet zijn geschonden. Het gevaar, erkent nu ook de Hoge Raad, ligt op de loer dat verdachten valse verklaringen afleggen. Daarmee is de waarheidsvinding uiteraard niet gediend.

Als strafpleiter vind ik het zeer zorgelijk dat de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen zelfs tot in de kleine zaken steeds verder uitdijt en volledig buiten het zicht van een toetsende rechter plaatsvindt.

Toga’s

Dus wetgevers, zorg voor degelijke en duidelijke wetgeving. En dames en heren rechters, schud eens wat naïviteit van uw toga’s. Blijf vooral steeds kritisch kijken of de afspraken die we in onze rechtstaat met elkaar hebben gemaakt, ook daadwerkelijk worden nageleefd.

Collegae strafpleiters; blijf met de nodige argwaan de opsporingslijnen bekijken. Zeker daar waar het gaat om undercover- en infiltratietrajecten waarin ook buitenlandse bemoeienissen aan de orde zijn! Laat u vooral niet afschepen met de gebruikelijke kretologie van het Openbaar Ministerie dat de verdediging weer met een fishing expedition bezig is. Want als wij niet controleren, wie doet het dan wel?

Ik wens u en uw naasten een mooi en rechtvaardig 2020 toe!

De eerste column van Esther Vroegh vind je hier

Geen onderzoeksplicht voor Femke Halsema?

0

De meeste mannelijke verdachten die ik als strafrechtadvocaat tegenkom in mijn praktijk hebben een relatie. Hun vrouwen houden zich meestal niet bezig met de zaken van manlief. Ze leven hun eigen leven. Maar minding their own business brengt voor deze vrouwen ook risico’s met zich mee.

Op het kantoor waar ik werkzaam ben, komen we het de laatste tijd steeds vaker tegen: vrouwen van verdachten in een strafzaak die zelf ook worden vervolgd. Wordt er in een afvoerpijp of keukenlaatje een wapen of een partij drugs gevonden, dan worden de dames vrijwel altijd aangemerkt als verdachte. Zij worden dan scherp ondervraagd door de politie over alles wat zich bij hen thuis afspeelde en waarvan zij weet konden hebben.

Het komt vaak voor dat deze vrouwen worden veroordeeld ondanks het feit dat zij verklaren dat zij nergens van wisten en het gegeven dat zij zich niet bemoeiden met de zaken van hun partner.

Verantwoordelijk

De rechtspraak over zulke kwesties is duidelijk. Partners worden geacht te weten wat zich in het eigen huis bevindt en kunnen daarvoor ook verantwoordelijk worden gehouden.

Die onderzoeksplicht gaat ver. Recent stond ons kantoor een jonge vrouw bij die als verdachte van heling was aangemerkt. Haar vriend werd beticht van strafbare feiten en de politie viel hun woning binnen om een onderzoek te doen.

In de garage bij het huis werd een scooter aangetroffen die de politie grondig onderzocht. Toen de scooter vrijwel compleet uit elkaar was geschroefd, kwam aan het licht dat het frame was gestolen en dat bepaalde identificatienummers waren verwijderd.

Onze cliënte liet de politie weten dat ze weleens gebruik maakte van de scooter. Maar ze had, vertelde ze verder, in de verste verte geen idee had dat het frame was gestolen. De rechtbank was onverbiddelijk. Mevrouw had een scooter in haar garage staan, ze kon erover beschikken en ze had onderzoek moeten doen naar de herkomst van de scooter. Volgens de rechter had onze cliënte de scooter uit elkaar moeten schroeven om aan die onderzoeksplicht te voldoen.

Burgemeester

Je zou denken dat dit voor alle vrouwen geldt die een relatie hebben met een man die in aanraking komt met justitie. In augustus werd in de media breed uitgemeten dat de zoon van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema was gearresteerd omdat hij onder meer in het bezit zou zijn geweest van een vuurwapen.

Robert Oey, de echtgenoot van Halsema, nam al snel de verantwoordelijkheid op zich en verklaarde dat hij een onklaar gemaakt vuurwapen in de ambtswoning had verborgen.

Dat zoon en manlief worden vervolgd door het Openbaar Ministerie lijkt iedereen te kunnen begrijpen. De een had een vuurwapen bij zich en de ander had het aangeschaft. Robert Oey is inmiddels ook veroordeeld.

Maar hoe ver strekt in deze zaak eigenlijk de onderzoeksplicht van mevrouw Halsema? Voor het hebben van een vuurwapen in Nederland heb je een vergunning nodig. Ook een burgemeester ontkomt daar niet aan en mag zonder die papieren geen wapen in haar woning hebben. Het OM vervolgt mevrouw Halsema echter niet, ondanks het feit dat ook zij een onderzoeksplicht heeft en geacht wordt te weten wat er in haar huis ligt.

Schijn

Wat maakt deze kwestie dan anders? Het vuurwapen werd in de woning van Halsema gevonden in een lade in de woonkamer. Het feit dat haar zoon het vuurwapen kon vinden, wekt in ieder geval de schijn dat Halsema het ook zelf had kunnen aantreffen.

Halsema zegt zelf dat ze niet afwist van het wapen en daarmee lijkt de kous af. Van mijn cliënte wordt dus verwacht dat zij een scooter demonteert, maar het openen van lades in eigen huis is blijkbaar niet nodig.

De raadslieden in Amsterdam hebben de burgemeester naar aanleiding van het gevonden vuurwapen flink aan de tand gevoeld. Zij vonden dat Femke Halsema verantwoording moest afleggen aan de raad en aan alle Amsterdammers.

Maar waarom gebeurt dat niet? Natuurlijk is het uiteindelijk aan het OM om al dan niet over te gaan tot vervolging van mevrouw Halsema en haar gezin. In het kader van de gelijkheid van verdachten in Nederland denk ik echter dat het goed zou zijn als justitie geen onderscheid zou maken tussen vrouwen van ‘gewone’ verdachten en burgemeesters.

De eerste column van Bo Maenen vind je hier

‘Geen kind is zo aanwezig, als een vermist kind’

0

Terwijl ik terugrijd naar Nederland blijven deze woorden in mijn hoofd hangen. De woorden van een verslagen moeder die ik zojuist heb bezocht. Al negen jaar lang verkeert de Belgische Elza Wevers in onzekerheid over het lot van haar dochter Elke, haar enige kind.

Elke Wevers verdween spoorloos op 9 december 2010 vanuit haar woonplaats, het Belgische Maaseik. Ze was pas 32 jaar oud.

Haar vader René is er duidelijk over: “Onze grootste vijand is op dit moment het systeem.”

Op het huis van het ouderpaar hangt een groot spandoek. ‘Elke is vermoord! Ze willen het niet oplossen. JUSTITIE SCHAAM U’, luidt de tekst, deels in grote letters geschreven.

Foltering

René is boos en verdrietig. Wat hij en zijn vrouw doormaken noemt hij psychische foltering. Sinds Elke op die vroege decemberochtend verdween, zijn haar ouders geen stap verder gekomen in het achterhalen van haar verblijfplaats.

“Het is mensonterend hoe wij zijn behandeld”, vervolgt moeder Elza. “We staan met onze rug tegen de muur. Er zijn belangrijke onderzoeken geweigerd, omdat die geen meerwaarde hadden.”

 “Ons leven is geruïneerd”, hoor ik haar verder zeggen. “Nooit meer voelen wij plezier, we kunnen simpelweg niet meer blij zijn. Op de spaarzame momenten wanneer we er even niet aan denken en om iets moeten lachen, is daar meteen dat knagende schuldgevoel.”

René is ervan overtuigd dat zijn dochter is omgebracht door iemand uit haar directe nabijheid. Een psychopaat in zijn ogen. Er zijn zeven vrouwen die verklaren te zijn aangerand of verkracht door dezelfde man. Bovendien zijn er meer verdachte omstandigheden rond hem, vinden René en Elza.

Frustraties

Het dossier heb ik volledig mogen inzien. Ik begrijp de frustraties. Ook ik kan niet anders dan concluderen dat veel vragen onbeantwoord bleven.  

In de auto blijft Elkes vermissing malen in mijn hoofd. Hoe kan ik haar ouders verder helpen? Aandacht blijven geven aan de vermissing is voor René en Elza in ieder geval enorm belangrijk.

Hun dochter had klasgenoten in Nederland. Het is dus heel goed mogelijk dat er in ons land getuigen zijn die meer weten. Mensen die kunnen helpen bij het oplossen van deze vermoedelijke moord. Ik hoop dat zij zich bij mij willen melden. Voor Elkes ouders is het van levensbelang om te weten wat er met hun dochter is gebeurd.

Een paar dagen later spreek ik met een collega uit België. Ze geeft aan dat er erg veel vermissingen zijn in haar vaderland. Wie zijn daarbij betrokken? Welke belangen spelen mee? Wie weten misschien toch meer over de verdwijning van Elke?

Vermissingen

Afgelopen juni vertrok ik naar Londen. Ik heb daar van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de House of Commons – oftewel het Lagerhuis, de belangrijkste kamer van het Britse Parlement – aandacht te vragen voor de vele, wereldwijde vermissingen van kinderen.

Dat zijn er meer dan 250.000 per jaar in Europa.

Het gaat om kinderen die weglopen van huis of om kinderen die door een van de ouders worden ontvoerd. Er zijn ook steeds meer jonge vluchtelingen die verdwijnen tijdens hun reis of vanuit opvangkampen. Ik zal mij blijven inzetten voor zulke zaken.

Met deze column hoop ik een steentje te kunnen bijdragen aan de zoektocht naar Elke. Uiteraard wordt het onderzoek verder voortgezet. De onderste steen moet boven komen, vind ik.

Mijn dank gaat uit naar Elza en René omdat zij hun verhaal met mij deelden en omdat zij akkoord gingen met het publiceren van deze column op Femke Fataal.

Zie hier de eerste column van Herma Kluin

DONEER!

Schrijven en onderzoek doen kost tijd. Steun Femke Fataal met een maandelijkse bijdrage of doneer bij een artikel. Dan kun jij mijn verhalen blijven lezen.
doe een donatie