Dit is onze tweede column op Femke Fataal. Voortaan schrijven we in briefvorm. Want binnenkort zijn we oud-collega’s en als vriendinnen vele duizenden kilometers van elkaar verwijderd.
Lieve Cleo,
Ik kan me nog goed herinneren
dat we elkaar voor het eerst ontmoetten.
We waren allebei nog frisse
twintigers en net aangenomen als recherchepsycholoog. Jij werkte al langer bij
de politie en had daar inmiddels je plek gevonden. Je dronk die automatenkoffie
zonder blikken of blozen, terwijl voor mij nog alles nieuw was. Dat is een taaie,
dacht ik.
We werden vriendinnen, toen
we erachter kwamen dat we ons over dezelfde dingen konden opwinden. Er kwam ook
wel wat bier bij kijken, moet ik bekennen.
We behandelden moordzaak na
moordzaak waarin we zagen dat er een hele geschiedenis aan die zaken was voorafgegaan.
Telkens ging het om een vrouw die door haar ex-partner was gedood nadat zij al
een tijd door hem was lastiggevallen, bedreigd en geïntimideerd.
Stalkinggedrag
We zagen een patroon van
stalkinggedrag, maar pas achteraf, als het al te laat was. Daar piekerden we over.
We vonden elkaar in frustratie en veranderdrift. Maar we wisten nog niet precies
hoe we de aanpak van stalking konden
veranderen.
Het werd zomer en de
vakantieperiode brak aan. Ik ging met mijn gezin tijd doorbrengen op een
verlaten kampeerveldje in een uithoek van Frankrijk. Niet heel avontuurlijk,
maar de kinderen waren klein. Ze hingen in het klimrek, dobberden in het water,
terwijl zich in mijn hoofd langzaam maar zeker een plan ontwikkelde.
Daar, in die Franse uithoek,
op een papieren zakje waarin de croissantjes van die ochtend hadden gezeten,
maakte ik de eerste versie van een checklist voor stalkingzaken. Puntsgewijs
somde ik op wanneer stalking risicovol wordt. We hadden er inmiddels genoeg over
gelezen en er in praktijk helaas genoeg van gezien.
Vanaf mijn kampeerveldje
stuurde ik jou mijn plan om de wereld te verbeteren. Jij was meteen enthousiast
en maakte het steeds beter.
Vodje
We zijn nu zo’n tien jaar verder. We zijn er nog niet. ‘Nog lang niet’, zou jij zeggen. Maar inmiddels is het vodje met aantekeningen een heuse, officiële politieaanpak geworden waaraan we samen met anderen keihard hebben gewerkt.
En nu ga jij weg bij de Nederlandse
politie. Je geluk aan de andere kant van de wereld beproeven. Emigreren naar
Australië. Je leest mijn teleurstelling? Of nee, je gaat daar goeie dingen
doen. In hetzelfde vakgebied, maar vanuit een andere positie.
Zul je me schrijven hoe het
daar gaat?
Liefs!
Lieve Bianca,
Ook ik kan me die eerste
kennismaking nog goed herinneren. Je had een broek aan met bloemen erop. Heel
veel bloemen.
Ik was onder de indruk. Ook
van het feit dat jij er al een stoere baan op had zitten, toen je bij de
politie kwam. (Van die broek gruwelde ik, eerlijk gezegd). Maar ik dacht ook:
die weet wat ze wil.
Moordzaken en de frustratie
daarover lopen als een rode draad door onze carrières. Net als de drang om de
wereld te verbeteren en te veel te eten en drinken, overigens.
Ik moet bekennen dat ik, nu
mijn afscheid hier rap dichterbij komt, soms verdrietig ben dat we er nog
(lang) niet zijn. Als ik een rapport lees, zoals laatst over de stalking en
dood van Hümeyra, moet ik huilen. Want ik ben niet altijd stoer.
Bang
Wat moet Hümeyra bang
geweest zijn, al die maanden lang. Dan voelt het alsof wij ook weer terug bij
af zijn. Toch ben ik heus wel trots op alles wat we bereikt hebben. Die
politieaanpak is immers landelijk ingevoerd. En ook buiten ons politiewerk om
hebben we mooie dingen gedaan.
We hebben zelfs een boek
geschreven. We hoorden steeds van slachtoffers dat het zo moeilijk is om goed
advies te krijgen in stalkingzaken. Een Nederlandstalig boek moest er komen,
zei jij. Samen zijn we ermee aan de slag gegaan.
Heel wat slachtoffers hebben
we gesproken. We hebben veel van deze mensen geleerd. Ik vond tijdens het
opruimen deze week de cd met foto’s van onze fotoshoot ter ere van de
publicatie. Alweer drie jaar geleden is dat. Een moment vol glamour tussen alle
ellende van anderen.
Misschien is die gedeelde
frustratie ook wel onze kracht, een soort drijfveer, om door te blijven gaan.
Als ik het zo bekijk kan ik nog wel jaren doorgaan. Frustraties genoeg. Alleen zal
ik dat niet meer in Nederland doen, vanwege mijn plan om te emigreren.
Moorddatabase
Mijn eerste klus in
Australië staat al klaar. Ik ga een moorddatabase induiken om alle zaken eruit
te halen waarin de moord werd voorafgegaan door stalking. Daar kunnen we veel
van leren. Toevallig weet ik ook dat de Australische politie nog geen aanpak op
stalking heeft.
Niet alleen in Nederland
worstelen we met de aanpak van stalking. De situatie in Australië is niet heel
anders. Dus ik zie kansen! Willen we wereldverbetering of wereldoverheersing?
Of misschien een beetje van allebei?
Gelukkig zijn jouw kinderen
inmiddels groot genoeg voor avontuurlijke reizen, Bianca.
Het is 13 juli 2014. Half twee ’s nachts. Mijn vriend Stefan is nog niet thuis. Ik hoor sirenes, ergens verderop in de straat. Zaterdagnacht, in Amsterdam. Niets vreemds dus. Ik ben een beetje pissig dat Stefan er nog niet is. Hij zou na afloop van de WK-troostfinale tussen Brazilië en Nederland meteen naar huis komen. “Leef je nog?”, app ik geïrriteerd naar hem.
Er komt geen reactie. Op
de bankieren-app zie ik dat hij al bijna een uur geleden heeft getankt. Mijn
boosheid slaat om in lichte ongerustheid. Het benzinestation is hier hooguit tien
minuten vandaan. Ik kleed me aan om buiten te gaan kijken of de auto er al staat.
Als ik de hoek omloop
naar onze vaste parkeerplek, zie ik zwaailichten. Afzetlinten. Politie.
Ambulances. Zelfs de brandweer is uitgerukt. Er staan mensen buiten, heel veel
mensen. Als ik bij het afzetlint aankom, zie ik onze auto staan. De ramen zijn
eruit, er ligt glas op de grond. In de zijkant van de auto lijken wel gaten te
zitten. Naast de auto ligt iemand onder een wit laken. Een laken met
bloedvlekken.
Paniek
Ik spreek een politieman aan. “Dat is mijn auto”, zeg ik. De agent weet mijn naam nog voordat ik die heb genoemd. Dat is gek. Er wordt even overlegd. Langzaam begint paniek mijn lijf over te nemen.
Ik vraag de agent wie er onder dat laken ligt. Maar ik krijg geen antwoord. Ik moet mee naar het politiebureau. Gedwee laat ik me een politiebusje invoeren. Ik blijf vragen wie naast onze auto ligt, maar het blijft stil.
De agenten zijn aardig. Lief
zelfs. Als we bij het politiebureau aankomen, willen ze me naar binnenbrengen.
Ik blijf liever buiten. Dan kan ik een sigaretje roken en kalmeren. Weer vraag
ik wie daar ligt. De agente loopt weg om te bellen. Als ze terugkomt, zegt de
politievrouw dat er nog geen naam bekend is. Wel mag ze vertellen wat voor
kleding het slachtoffer aan heeft.
Ik zet me schrap. Ik hou
me letterlijk vast aan een betonnen paal. De agente begint met het beschrijven
van zijn schoenen. Die nieuwe schoenen die we net op vakantie in Spanje hadden gekocht.
Terwijl ik hoor dat ik het uitschreeuw, raken mijn knieën de grond. Ik wil erin
verdwijnen.
Binnen
Als ik weer enigszins bij kennis ben, gaan we toch naar binnen. Ik krijg een glaasje water. Ik mag iemand bellen die naar me toe kan komen. Even later komt er een meneer bij. Het is ondertussen drie uur ’s nachts. Hij vraagt of ik meekom.
Plotseling zitten we in een kleine ruimte. De man stelt zich voor als een rechercheur. Hij heeft wat vragen voor me. Ons gesprek wordt opgenomen. Het duurt veertig minuten. Ik antwoord geduldig. Nee, Stefan heeft geen vijanden. Nee, er zijn geen conflicten. Nee, hij heeft ook geen dubbelleven.
Dan moet ik wachten. Alleen. In die kamer. Er is water en koffie. Het is laat. Ik ben doodmoe maar ik mag niet weg. Waarom weet ik niet. Ik huil en ben boos. Ik kan geen kant op.
Huis
’s Ochtends om half acht mag ik eindelijk het politiebureau verlaten. “Fijn naar huis”, verzucht ik. Maar dat is niet de bedoeling. Er moet nog een huiszoeking worden gedaan. Mijn sleutels geef ik af. Ik vertrek naar een ander adres. Daar is mijn familie. En de familie van Stefan. De familierechercheur die ik toegewezen heb gekregen, gaat mee.
Om half twee ’s middags worden mijn sleutels teruggebracht. De politieman die ze komt brengen, wil dat ik weet dat ze “voor dit soort zaken heel erg hun best doen.” Geen idee waarover hij het heeft. Het dringt niet tot me door. Weer verzucht ik: “Fijn naar huis.” De agent kijkt me moeilijk aan en vindt het zichtbaar lastig om te zeggen dat ik beter nog even daar kan blijven. “Stefan ligt er namelijk nog”, zegt hij.
Voor de tweede keer die
dag raken mijn knieën de grond en hoor ik mezelf schreeuwen.
Een ‘incident’ noemen politie en justitie het. Maar voor Saskia van Kessel vormt de afranseling door twee politiemannen een dramatische omslag in haar leven. “Sinds de klap op mijn hoofd en de hersenbloeding die ik daarbij opliep, heb ik aanhoudende medische problemen.” In 2016 sprak ik haar voor het eerst. Een beschadigde, maar vastberaden zakenvrouw die strijdt voor haar recht. Inmiddels vier jaar later is de zaak nog steeds niet goed onderzocht. Laat staan dat de betrokken politieagenten zijn vervolgd.
Het drama rond Saskia voert terug naar woensdag 16 december 2015. In haar woonplaats Geldermalsen ontaardt een demonstratie tegen de komst van een asielzoekerscentrum die avond in rellen. De politie moet optreden, meerdere relschoppers worden opgepakt.
Het meeste tumult ontgaat de dan 39-jarige makelaar en haar toenmalige vriend Sjors. Saskia en Sjors wonen die avond de kerstopening van een nieuwe winkel in het dorp bij en zijn niet bij de ongeregeldheden betrokken.
Tegen middernacht houden
de twee het voor gezien en gaan ze samen op huis aan. De vechtpartijen zijn dan
al uren eerder de kop ingedrukt. De rust is weergekeerd in het Gelderse dorp.
Dat is kennelijk niet
doorgedrongen tot de leden van een Romeo-aanhoudingseenheid van de politie
Gelderland-Zuid, die er net is aangekomen. Getuigen zien hoe de groep agenten –
in zwarte burgerkleding en uitgerust met lange en zware wapenstokken – uit hun
wagens springt.
De manschappen worden aangevoerd door een vrouwelijke agent. Ze lopen volgens getuigen eerst een tijdje als in een soort opwarmingsritueel in de rondte. De agenten slaan daarbij met het hun wapenstokken op de grond.
Kort erna, elf uur in de avond, komt de eenheid in actie. De agenten dringen dan het café De Gouden Leeuw aan de Rijksstraatweg binnen. De toenmalige burgemeester van Geldermalsen verklaart later in een gemeenteraadsvergadering dat de politie er twee ‘verdachte relschoppers’ diende op te pakken. Ze beroept zich op de noodverordening en laat er verder niets over los.
Pintje
Volgens getuigen is er in de bar helemaal niets aan de hand. Mensen zitten in De Gouden Leeuw gewoon rustig een pintje te drinken als de Romeo-aanhoudingseenheid er plotseling opduikt en de bezoekers naar buiten drijft. Diverse cafégangers vertellen later dat zij daarbij met wapenstokken tegen hun benen zijn geslagen.
De omstreden politieactie is vlakbij Saskia’s woning. Juist als zij met Sjors thuis aankomt, horen de twee geluiden om de hoek van de straat. Het koppel doet een paar stappen opzij om te kunnen zien wat er aan de hand is.
Seconden later stormen cafégangers en agenten hun kant op. Ongewild belanden Saskia en Sjors tussen de horde rennende mensen. Saskia zet een paar stappen achteruit, verschuilt zich tussen wat fietsen en loopt dan weg. Ondertussen incasseert Sjors rake klappen van een van de agenten.
Verontwaardigd
Als Saskia dat ziet,
loopt ze verontwaardigd op de politieman af. “Ik woon hier!”, roept ze, in een
poging de agent tot bedaren te brengen. Dan draait de politieman zich om en
richt zich tegen haar.
“Ik stond machteloos toen
agenten met hun wapenstokken op Saskia insloegen”, vertelt Sjors als ik hem de
volgende dag interview. “Ik schreeuwde dat ze moesten ophouden en riep een paar
keer dat Saskia ziek is. Maar de agenten bleven doorgaan. Ik was doodsbang dat
ze haar zouden doodslaan.”
Sjors probeert de agenten niet zomaar tegen te houden. Saskia lijdt aan een zeldzame vaatziekte. Een klap of een val kan fatale gevolgen voor haar hebben. Maar Sjors kan roepen wat hij wil. Naar zijn waarschuwingen wordt niet geluisterd.
Iets verderop in de
straat maakt een omwonende met zijn gsm vanaf zijn balkon een opname van het
politieoptreden. Het is duidelijk hoe de filmer over de politieactie tegen
Saskia denkt. ‘Kun je wel, een meisje slaan!’, is op de achtergrond van de
video te horen.
Kracht
De opname laat zien hoe een agent Saskia met grote kracht tegen de grond smijt. Vervolgens zien de filmer en drie andere getuigen, onder wie een bovenbuurvrouw, hoe een politieman met zijn wapenstok op Saskia’s hoofd slaat. Direct daarna trekken twee agenten haar overeind.
Het valt de bovenbuurvrouw op dat het slachtoffer meteen naar haar hoofd grijpt. “Saskia liep met haar handen op haar hoofd en riep constant dat ze hoofdpijn had”, verklaart de vrouw later.
Wanneer Saskia met Sjors haar huis in is gevlucht, raakt ze na nog geen vijftien minuten onwel. “Het was alsof ik iets voelde knappen in mijn hoofd”, kijkt ze terug. “De hoofdpijn was verschrikkelijk. Ik werd ook ongelooflijk misselijk.”
Met gillende sirenes wordt ze kort erna in een ambulance afgevoerd naar een ziekenhuis. Medici constateren er dat Saskia een hersenbloeding heeft. De Gelderse zakenvrouw overleeft dat gevaarlijke letsel ternauwernood.
Strafrechtadvocaat Esther Vroegh
Haar familie schakelt advocaat Esther Vroegh in die onmiddellijk stappen onderneemt. De raadsvrouw doet onder meer aangifte tegen de betrokken politieagenten wegens een poging tot doodslag op Saskia van Kessel.
“De politie had geen
enkele reden voor dit ingrijpen”, licht Esther in die tijd toe. “Het gebeurde
lang na de rellen, op een plek die honderden meters van het gemeentehuis
vandaan ligt. Ik heb een diepgravend onderzoek geëist. Hier klopt niets van.”
Een ander korps, de politie Oost-Nederland, wordt door justitie ingeschakeld om
de zaak te gaan onderzoeken.
Een half jaar later spreek ik Saskia uitgebreid. Ze heeft nog steeds last van zware hoofdpijnen. De zakenvrouw is nergens toe in staat en ligt dag in, dag uit in het donker op bed omdat ze geen licht kan verdragen.
Saskia’s zusje Woudy staat er bij het runnen van het makelaarskantoor van de twee zussen alleen voor. Ze moet extra personeel inhuren om de onderneming draaiende te kunnen houden. Een flinke kostenpost voor Saskia en Woudy.
Angstig
Woudy maakt zich bovendien ernstig zorgen om haar zus. Ook psychisch hebben de gebeurtenissen forse schade aangericht. Saskia ligt er nachten wakker van. Ze is angstig en raakt al van kleine gebeurtenissen volledig van slag. Ze heeft verder een enorme angst ontwikkeld voor de politie. Alleen al bij het zien van een geüniformeerde agent op straat, verstijft ze en wordt ze overmand door paniek.
Haar wantrouwen in de staat is diepgeworteld. De agenten die bij haar mishandeling betrokken waren, blijken niet te zijn geschorst. Voor Saskia en haar advocaat is dan volkomen duidelijk dat het politieonderzoek naar het optreden niets voorstelt.
“De omgekeerde wereld is het”, zegt advocaat Esther Vroegh in juni 2016. “Wij dienen allerlei bewijsmateriaal aan te dragen. Het OM doet daar vervolgens niets mee, ondanks de beloftes voor een transparant onderzoek. Dat terwijl er al maanden belastende verklaringen van getuigen en videobeelden liggen.”
Ooggetuige
Die getuigenissen liegen
er niet om. In een van die verklaringen zegt een ooggetuige dat Saskia op de
grond lag, met haar arm voor haar gezicht. “Een agent sloeg hard op haar in.
Andere agenten stonden eromheen en hebben dat gezien”, zegt hij.
De agent die Saskia heeft
mishandeld, wordt pas maanden nadien gehoord. Hij heeft volgens Esther Vroegh dus
alle tijd gehad om zijn verklaring op die van zijn collega’s af te stemmen. De politieman
ontkent de wapenstok tegen Saskia te hebben ingezet. Andere agenten beweren
niets te hebben gezien.
Het tij lijkt te keren als Saskia en Esther in de zomer van 2016 een belangrijk rapport van het NFI in handen krijgen. Daarin stellen deskundigen vast dat er een direct verband is tussen het politiegeweld en de hersenbloeding die Saskia opliep.
Omdat het OM maar niet
wil besluiten of de betrokken agenten wel of niet strafrechtelijk vervolgd
worden, vraagt Esther het College van Procureurs-Generaal, de top van het
Openbaar Ministerie, om ingrijpen.
Seponeert
Een maand later seponeert officier van justitie Nettenbreijers van het parket Oost-Nederland het onderzoek naar Saskia’s mishandeling. Volgens justitie is op de videobeelden niets te zien van een klap met een wapenstok. Het politieoptreden tegen Saskia was bovendien ‘proportioneel en niet gewelddadig’, maakt het OM dan bekend. Het NFI-rapport wordt terzijde geschoven. “Er is onvoldoende aangetoond dat de hersenbloeding die Van Kessel een kwartier later kreeg door politiegeweld is veroorzaakt”, aldus het OM.
Advocaat Esther Vroegh
noemt dat een onbegrijpelijke beslissing. “Het NFI heeft wel degelijk een
verband vastgesteld. Bovendien zijn er getuigen die bevestigen dat mijn cliënte
is geslagen. Ook de beelden uit gsm’s spreken boekdelen.”
Saskia en haar raadsvrouw laten het er niet bij zitten. Ze schakelen forensisch medisch onderzoeker Selma Eikelenboom van Independent Forensic Services (IFS) in. De IFS-arts begint een uitgebreid onderzoek. Daarbij laat zij onder meer de video-opnamen van het politieoptreden analyseren.
IFS ontdekt bij het beeld
voor beeld afspelen van de filmpjes dat een van de agenten wel degelijk naar
Saskia heeft uitgehaald. Razendsnel en met een lange wapenstok.
Bodycams
Bovendien maakt de speciale bewerking van de filmpjes duidelijk dat ook de politie over opnamen moet beschikken. De beelden wijzen uit dat er gedurende Saskia’s mishandeling een kale politieman in de directe nabijheid rondliep. In zijn hand hield hij een camera met oplichtend schermpje. Alle andere agenten droegen bodycams.
Voor Esther is dit waardevolle munitie. De advocaat stapt op 21 september 2016 voor de eerste keer met het dossier naar het gerechtshof in Arnhem en spant daar een beklagprocedure aan. Tijdens een zitting van het hof doet een advocaat-generaal een bijzondere uitspraak: ‘Een oorzakelijk verband tussen de duw die klaagster ontving, de val die zij daardoor maakte en/of de klap met een wapenstok die zij ook kreeg van een tweede politieambtenaar en het daarna opgetreden hersenletsel, mag mijns inziens verondersteld worden.’
Zes weken later neemt het
hof een beslissing: het OM moet het onderzoek onder leiding van een
rechter-commissaris gaan overdoen. Ditmaal is de rijksrecherche aan zet. In de
naspeuringen, geeft het hof tevens aan, dient het onderzoeksteam van de
rijksrecherche alle getuigen opnieuw te gaan horen.
Verder wil het hof
uitgezocht zien waar de opnamen zijn gebleven die de politie zelf van het
optreden maakte. Het dossier verhuist in die tijd naar het parket Noord-Nederland.
Het komt in handen van officier van justitie Super.
Ontgoocheling
Voor Saskia zal ook dit onderzoek op een ontgoocheling uitlopen. Super schrijft haar op 10 april dit jaar dat alle betrokken agenten weliswaar opnieuw zijn gehoord, maar dat geen van hen zegt te hebben waargenomen dat ze is geslagen.
Drie agenten verklaren ‘niets van het incident te hebben gezien.’ De agenten die er wel getuige van waren, reppen volgens het OM alleen over een duw door hun collega. Daarna, luidt hun verklaring, werd Saskia door twee agenten overeind getrokken.
Uit de brief van de officier van justitie blijkt dat de rijksrecherche opvallend genoeg alléén Sjors en één inwoonster van Geldermalsen als getuigen heeft gehoord. Deze Geldermalsense vrouw weet weliswaar van de zaak af maar heeft er zelf niets van gezien.
De drie omwonenden, onder wie de filmer, die wél ooggetuigen zijn, zijn echter niet door de rijksrecherche uitgenodigd om hun verhaal te doen. Ook Saskia’s zus Woudy is niet als getuige door het onderzoeksteam gehoord, terwijl zij op de avond van het gebeuren foto’s maakte van de verwondingen bij Saskia.
Overgeschreven
Opmerkelijk is verder dat de rijksrecherche er volgens officier van justitie Super niet in is geslaagd om extra beelden van de politie te achterhalen. Over de camera van de kale politieman, schrijft hij: ‘Die kan ook oplichten zonder dat er opgenomen wordt.’ Andere beelden zijn volgens de officier ‘na verloop van tijd overgeschreven, als ze er al waren.’
Ook de bevindingen van IFS-arts Selma Eikelenboom worden door het OM weersproken. Verder kan het NFI niet bepalen of en door wie Saskia op haar hoofd is geslagen, vindt het OM. Officier van justitie Super komt anno 2019 zelfs met een geheel nieuwe lezing. Het letsel van Saskia is volgens hem te verklaren door ‘een duw van een agent tegen een winkelruit.’
De doofpot rond de gruwelijke mishandeling van Saskia lijkt met het verstrijken van de tijd alleen maar groter te worden.
Esther Vroegh heeft inmiddels voor de tweede maal bij het gerechtshof aangeklopt. “Al vanaf het begin heeft het er in deze zaak alle schijn van dat de betrokken agenten de hand boven het hoofd wordt gehouden. De eerdere opdracht van het hof is niet opgevolgd. Het onderzoek van de rijksrecherche is onvolledig en heeft niets te maken met waarheidsvinding. Daarom gaan we nu voor een nieuwe ronde, waarbij we hopen dat het hof ditmaal wel een grondig onderzoek laat instellen.”
Schandalig
Saskia heeft inmiddels
ook een letselschadeadvocaat in de arm genomen. Sinds de hersenbloeding is ze vergeetachtig
en heeft ze grote moeite om zich te kunnen concentreren.
“Soms ben ik na een paar minuten al kwijt, wat ik net daarvoor heb gedaan. Ik kom ook moeilijker uit mijn woorden, sinds de klap op mijn hoofd. Bovendien heb ik een persoonlijk assistent moeten inschakelen om me bij mijn werk als makelaar te assisteren. Ondertussen heeft deze hele procedure me bakken met geld gekost. Schandalig vind ik het, hoe politie en justitie de waarheidsvinding in mijn zaak saboteren. Toch geef ik niet op. Ze zijn nog niet van me af.”
Een volgend oordeel van het gerechtshof in Arnhem wordt begin volgend jaar verwacht.
Wij
zijn Sandra (49) en Elisa (56). We werken respectievelijk 26 en 32 jaar bij de
politie. Sandra is sinds negen en Elisa sinds twintig jaar als rechercheur aan
de zedenpolitie verbonden.
‘Zeden’ is een gevoelige tak van sport binnen de politie. De komende tijd voeren we jullie in onze columns mee naar die voor velen onbekende wereld van zedendelicten. We willen zo wat meer inzicht geven in ons mooie vak van zedenrechercheur.
Eerst
wat vragen. Laten we even teruggaan naar de laatste keer dat jij seks had. Hoe
was dat? Ga in gedachten terug naar dat moment. Wat droeg je toen? Had je
alleen vaginale seks of heb je hem ook gepijpt? Hoe lag je precies toen hij je
penetreerde? Is hij klaargekomen?
Wildvreemde
Oeps… Dat komt binnen, hè? Dit zijn wel vragen die wij als zedenrechercheurs dagelijks moeten stellen. Kun je je voorstellen hoe moeilijk het is als je slachtoffer bent van een zedenmisdrijf en jou vervolgens door een wildvreemde zulke intieme vragen worden gesteld?
We
komen bovendien vaak met heel kritische vragen. Dat doen we niet omdat we
iemand niet geloven of omdat we onaardig zijn. We doen dat juist in het belang
van het slachtoffer. Later zullen we daar dieper op ingaan.
Natuurlijk
leggen we aan het slachtoffer uit waarom we zo te werk gaan. Maar moeilijk
blijft dat soms, ook voor ons.
Mensen
vragen vaak hoe wij het volhouden om dit werk te doen. Of mensen merken op dat
we ‘een vreselijk zwaar beroep’ hebben. Zelfs binnen politiegelederen is te
merken dat collega’s terughoudend reageren zodra er sprake is van een
zedendelict.
Media
En dan de media. De pers staat momenteel bijna dagelijks stil bij zaken waarin zedenmisdrijven centraal staan. Recent hebben we allerlei verhalen over Prins Andrew voorbij zien komen in de zaak-Epstein. We konden verder kennisnemen van de mening van Beau van Erven Dorens in de zaak-Gosschalk.
Of neem de terugkeer van IS-vrouwen waarover veel wordt bericht. Misschien denk je daarbij niet direct aan zedenmisdrijven. Deze groep vrouwen wordt echter medeverantwoordelijk gehouden voor de gruwelijke zedendelicten die door IS onder Jezidi-vrouwen zijn gepleegd. Veel ophef is er bovendien vanwege de MeToo-beweging. Allemaal kwesties waarover de media voortdurend naar buiten komen. Het lijkt wel alsof iedereen er een mening over heeft.
Zedenzaken
zijn precaire zaken en juridisch vaak moeilijk bewijsbaar. Om die reden schrijft
de zogeheten ‘zedenaanwijzing’ bij de politie ook voor dat wij eerst een
intakegesprek houden met een slachtoffer.
Na dat gesprek krijgt het slachtoffer bedenktijd, waar overigens geen vaste tijd voor staat. We willen dat mensen het traject dat op de aangifte van een zedenmisdrijf volgt, weloverwogen ingaan. Het gaat tenslotte om andere zaken dan een fietsendiefstal.
Bosjes
Zedenzaken kennen ook nog eens veel gradaties. Bij het woord ‘verkrachting’ denken velen meteen aan een onbekende die uit de bosjes springt. De werkelijkheid is anders. De meeste verkrachtingen gebeuren onder mensen die elkaar kennen.
Bij
de afdeling zedenzaken hebben we bovendien regelmatig te maken met valse
aangiftes. Ook daar komt veel bij kijken. Het zal je maar gebeuren dat je
onterecht wordt aangewezen als dader van een zedendelict. Zoiets heeft
verstrekkende gevolgen voor de rest van iemands leven.
Tegenwoordig
zijn wij als zedenrechercheurs dan ook verplicht om tijdens een intakegesprek
te benadrukken dat het doen van een valse aangifte strafbaar is. Dat is niet
altijd gemakkelijk.
Aangifte
Soms
weerklinkt in de media veel onbegrip omdat een zedenslachtoffer zou zijn
afgeraden om aangifte te doen. Of nog erger: ‘omdat de politie geen aangifte wil
opnemen’. Verder is er vaak veel onbegrip wanneer de dader van een zedendelict
vrijuit gaat.
Over
deze kwesties hopen we in onze columns meer duidelijkheid te gaan geven. Lees
de komende tijd maar mee over verdrietige, ontroerende maar ook hilarische
situaties waarmee wij bij de zedenpolitie dagelijks te maken krijgen.
Voor Veronique en Jolanda, vroegere boezemvriendinnen van de omgebrachte wedstrijdamazone Larissa Dumont (25) uit Nieuwveen, zijn dit onrustige dagen.
De twee vrouwen kijken reikhalzend uit naar de reactie van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid. “We hopen oprecht dat het politieonderzoek naar Larissa’s dood wordt heropend en dan wél goed en grondig wordt gedaan”, zeggen Jolanda en Veronique.
Een meerderheid van de Tweede Kamer vroeg de bewindsman medio vorige maand om opheldering over de zaak-Larissa. Dit naar aanleiding van het boek Moordsporen, op zoek naar de waarheid achter cold cases dat ik samen met oud-rechercheur Dick Gosewehr schreef. Het boek is drie weken geleden door Just Publishers uitgebracht.
Misdrijven
In ons onderzoek naar Larissa’s dood hebben wij de afgelopen maanden met een achttal forensisch experts vastgesteld dat de Nieuwveense paardenvrouw in het verleden is omgebracht en niet is verongelukt zoals het OM beweert. Ook de zes andere cold cases die we in Moordsporen beschrijven, berusten op misdrijven.
De Tweede Kamer wil van Grapperhaus weten hoe het kan dat er in al deze zaken ontoereikend of geen onderzoek kwam door politie, OM en/of NFI. ‘Dat komt de waarheidsvinding en rouwverwerking bij nabestaanden niet ten goede’, aldus de Kamerleden.
Larissa Dumont werd op 27 mei 1997 dood en met extreme verwondingen aangetroffen in haar buitenmanege. Een forensische sectie op haar stoffelijk overschot bleef uit. De dienstdoende officier van justitie gaf daarvoor geen toestemming. De politie sloot het dossier al een dag later als ‘een overlijden door paardenbeten’.
Toen een technisch rechercheur tien jaar later bij toeval op de foto’s van het lichaam stuitte en constateerde dat Larissa’s hals moet zijn doorgesneden, vroeg de politieman het NFI om een revisie. Maar het NFI had geen boodschap aan deze rechercheur. Ook het staatslab zette de zaak weg als ‘dodelijke paardenbeten’.
Spijker
In 2014 kreeg ik de politiefoto’s van het lichaam en de crime scene in handen. Met oud-rechercheur Dick Gosewehr verrichtte ik in die tijd een eerste onderzoek waarover ik destijds berichtte in De Telegraaf.
Kort erna werd ik benaderd door het coldcaseteam van de politie Den Haag dat het onderzoek zei te gaan heropenen. Eind 2016 maakte het OM bekend dat Larissa niet was gestorven als gevolg van paardenbeten. Het NFI was toen, negentien jaar na dato, opeens tot de slotsom gekomen dat de jonge vrouw na een val van haar paard langs ‘een spijker’ werd gesleurd.
In Moordsporen vegen acht, door mij geraadpleegde experts – twee forensisch pathologen, twee oud-medewerkers van de Amerikaanse FBI, een forensisch arts, een hoogleraar vaatchirurgie en twee oud-rechercheurs – de vloer aan met die conclusie.
Alle deskundigen zeggen ervan overtuigd te zijn dat Larissa Dumont met een mes is aangevallen. Blijkens diepe snijwonden in haar hand, probeerde de vrouw zich te verdedigen. Na een vermoedelijke wurgpoging heeft de dader haar volgens de acht experts de hals afgesneden. In haar hals had Larissa een diepe, kaarsrechte en horizontale snijwond.
Nooit
Bovendien leggen diverse getuigen in ons boek alarmerende verklaringen af. Zij zijn echter nooit door het coldcaseteam Den Haag gehoord.
Veronique en Jolanda waren jarenlang bevriend met Larissa Dumont. Net als de Nieuwveense deden zij destijds aan westernrijden. De drie vrouwen kwamen elkaar voortdurend tegen op wedstrijden en bij demonstraties. Jolanda en Larissa spraken elkaar wekelijks. Ook Veronique had een zeer hecht contact met haar vriendin. Larissa en zij kenden elkaar al vanaf hun tienerjaren.
In Moordsporen vertelt Jolanda onder meer dat zij en haar man een week voor Larissa stierf, nog bij de paardenranch in Nieuwveen langsgingen. Larissa liet Jolanda en haar echtgenoot toen de schade zien die een felle zolderbrand ruim een maand eerder in haar woning had aangericht. Jolanda zegt dat Larissa er ernstig rekening mee hield dat die brand was aangestoken.
Bedreigd
Een paar dagen later had Jolanda haar vriendin, pal voor haar dood, nog aan de telefoon. Larissa deed toen meer onrustbarende uitspraken die in Moordsporen worden toegelicht. Ook Veronique onthult in het boek verontrustende zaken van haar vriendin te hebben gehoord. “De brand in haar huis maakte dat zij zich erg bedreigd voelde”, zegt deze getuige onder meer.
Beide vrouwen hebben de plotseling dood van hun vriendin nooit vertrouwd.
Jolanda zou in 2014 door het coldcaseteam Den Haag worden gehoord. Dat gebeurde echter niet. Ze werd tot haar verbijstering afgebeld door een rechercheur die haar vertelde geen toestemming van zijn meerderen te hebben gekregen om haar verklaring op te nemen.
Veronique legde vijf jaar geleden een belangrijke getuigenis af bij de politie in haar woonplaats. Daarin benadrukte zij grote twijfels te hebben bij de eerdere brand in Larissa’s huis. “De agenten die me toen verhoorden zeiden mijn verklaring te zullen doorsturen naar het Haagse coldcaseteam. Maar ik heb bizar genoeg niets van dat politieteam vernomen.”
Strafrechtadvocaten; dat zijn toch van die mannen van middelbare leeftijd? Strak in het pak en met grote horloges en dure auto’s? Hoewel dat ook lang mijn beeld was, is niets minder waar!
Mijn naam is Daniëlle
Troost en ik ben strafrechtadvocaat in Rotterdam. In deze maandelijkse column vertel
ik je over mijn ervaringen in mijn werk. Leuke en minder leuke kanten. Maar
laat ik eerst toelichten hoe ik in deze beroepsgroep ben beland.
Regelmatig vragen mensen me
of ik als kind al wist dat ik advocaat wilde worden. Hoewel ik weet dat dat
voor sommige collega’s inderdaad het geval is, geldt dat zeker niet voor mij.
Ik had namelijk precies dat clichébeeld van grijze pakken in mijn hoofd. Daar vond
ik mezelf niet echt in passen.
Droomde
Toen ik rechten ging studeren, had ik mijn zinnen dan ook gezet op een andere baan in het strafrecht. Ik droomde ervan om officier van justitie te worden. Zo kon ik tenminste iets betekenen voor de maatschappij, dacht ik. Een officier van justitie stond in mijn optiek immers aan de ‘goede’ kant.
Aan het eind van mijn
studie kreeg ik de kans stage te lopen bij een advocatenkantoor. Dat heb ik
gedaan, eigenlijk vooral met het idee dat ik dit beroep dan definitief als
optie kon schrappen.
Het liep allemaal net
even anders.
Tijdens mijn stage
draaide mijn beeld van de advocatuur namelijk met honderdtachtig graden. In de
eerste plaats maakte ik in de praktijk mee hoe belangrijk een advocaat is. Ik
ontdekte dat een rechtsstaat helemaal niet kan functioneren zonder advocaten die
het proces kritisch volgen en die tegenwicht bieden aan het Openbaar
Ministerie.
Weloverwogen
Alleen als er zowel
aandacht is voor het verhaal van het OM, als voor het verhaal van de verdachte,
kan een rechter een weloverwogen oordeel vellen.
Ik kwam er ook achter dat ik het verhaal achter de verdachte boeiend vind. Wanneer je een verdachte zelf spreekt en hoort wat er is gebeurd, dan krijg je vaak een heel ander beeld van een gebeurtenis dan wanneer je alleen een nieuwsbericht of strafdossier leest.
Een rechter en een officier
van justitie zien de verdachte bovendien alleen tijdens zittingen voor de
rechtbank. Juist als advocaat heb je de tijd en mogelijkheid om het grotere
verhaal aan te horen en dat vervolgens ook zo goed mogelijk in het strafproces
aan bod te laten komen.
Partijdig
Tot slot merkte ik dat er
eigenlijk geen sprake is van een ‘goede’ en een ‘slechte’ kant. Natuurlijk zijn
er advocaten die keuzes maken die niet door de beugel kunnen. Maar er zijn
evengoed officieren van justitie die verkeerde beslissingen nemen, die lijken
te vergeten dat zij aan waarheidsvinding moeten doen en die partijdig zijn. Er
zijn geen ‘goede’ of ‘slechte’ beroepen. Het hangt er maar net vanaf hoe je je
vak zelf invult.
Met die nieuwe inzichten
op zak besloot ik om zelf ook strafrechtadvocaat te worden. Inmiddels ben ik
bijna drie jaar en heel wat zaken verder. Ik kan jullie verzekeren dat er
inderdaad niets klopt van het stereotype beeld van de advocatuur.
Hoewel die grijze pakken er natuurlijk wel zijn, bestaat de advocatuur ook uit heel andere types. En al komen ze een stuk minder vaak in de media, er zijn bijvoorbeeld ook veel jonge, vrouwelijke advocaten die helemaal niet in een dure wagen naar de rechtbank gaan. Zij pakken gewoon de fiets of de metro!
Ik ben Lucinda van de Ven. Veertig jaar oud, getrouwd
met Peter, eigenares van een prachtige field trial labrador, revalidatiearts en
nabestaande.
Op 1 oktober 2002 werd mijn zus Nadia van de Ven op 25-jarige leeftijd vermoord door haar huisbaas Pascal Jacob F. Van dichtbij schoot de dader Nadia op die fatale dinsdag in Utrecht, even voor negen uur in de ochtend, dood met een Uzi-machinepistool.
Pascal Jacob F. heeft nooit willen uitleggen hoe hij dat automatische wapen heeft kunnen bemachtigen. Omdat hij in dienst was en gelegerd was in een kazerne in Ede, wordt vermoed dat hij de Uzi daar heeft gestolen. Zulke zware wapens zijn immers niet zomaar verkrijgbaar. Het ministerie van Defensie heeft echter nooit van zich laten horen. Terwijl ik dat departement impliciet verantwoordelijk hou voor de dood van mijn zus.
Verbroken
Nadia kwam om het leven door vijf kogels die Pascal
van dichtbij op haar afvuurde. Mijn zus heeft haar levenseinde letterlijk zien
aankomen. De vriendin die ze op dat moment aan de telefoon had, hoorde Nadia
nog net ‘goedemorgen’ zeggen. Daarna klonk er een keihard geluid en werd de telefoonverbinding
verbroken.
Omdat de dader nooit heeft bekend en zijn kiezen op
elkaar hield, moet ik het doen met een door de recherche geschetst scenario van
de gebeurtenissen. Dat ziet er als volgt uit.
Mijn zus liep al bellend de trap af. Onderaan de trap wachtte Pascal haar op, met zijn Uzi in de aanslag. Pascal wist dat de twee huisgenoten van Nadia niet meer thuis waren en dat hij vrij spel had.
Nadia heeft haar rechterhandpalm tegen de loop van de
Uzi gezet in de naïeve veronderstelling dat ze Pascal nog van gedachten kon
veranderen. Hij schoot echter door haar hand heen. De eerste kogel belandde in
Nadia’s schoudergewricht.
Vervolgens zette Pascal de loop van het machinepistool op Nadia’s rechterslaap en vuurde toen een fataal schot af. Hierna heeft hij haar lichaam van de gang naar zijn appartement gesleept, om daarna nog eens drie kogels door haar hoofd te schieten.
Excuses
Alle kogels waren gestolen bij Defensie. Ook dat was blijkbaar geen reden voor een excuses van de zijde van de Nederlandse staat.
Pascal heeft in de nacht die volgde bij zijn ouders
aangebeld. Hij heeft zijn vader en moeder verteld dat hij mijn zus had omgebracht.
Pascals vader heeft vervolgens duizend euro gepind waarmee zijn zoon met de
trein naar Polen kon vluchten.
Vier maanden later werd de moordenaar van mijn zus gearresteerd. Hij bleek toen al ruim twee weken terug in Nederland te zijn. Pascal zat ondergedoken bij zijn ouders toen hij werd opgepakt.
Vanwege het vele, overtuigende bewijsmateriaal veroordeelde de rechtbank Pascal in februari 2004 tot levenslang. In die tijd was dit een uniek vonnis. De rechters noemden de moord op Nadia een ‘executie’ en beoordeelden het bewijs als ‘sluitend en onomstotelijk’. Om die redenen en vanwege het leed dat ons als nabestaanden was aangedaan, vonden de rechters levenslange gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Helaas oordeelde het gerechtshof van Arnhem tijdens het hoger beroep in mei 2005 anders. De straf voor Pascal is toen verlaagd naar twintig jaar cel en tbs met dwangverpleging.
Behandeling
Pascal Jacob is inmiddels al zo ver gevorderd met zijn tbs-behandeling, dat hij zelfstandig woont in Venlo (zónder 24-uurs toezicht van zijn behandelaren) op circa dertig kilometer van De Rooyse Wissel, de tbs-kliniek waar hij onder behandeling staat.
Ik vind het een doodenge gedachte dat deze koelbloedige moordenaar die nooit enig inzicht in zijn daden heeft getoond, nu zo veel vrijheden heeft.
In mijn columns op Femke Fataal maak ik je de komende tijd deelgenoot van de vele verbijsterende gevolgen die de moord op mijn zus teweegbrachten in mijn leven. Ook vertel ik je over mijn zoektocht naar het vinden van een acceptabele balans tussen leven en overleven. Bovendien wijd ik de komende tijd uit over mijn missie om de positie van nabestaanden van een levensdelict te verbeteren.
Wat een eer om
maandelijks een column te mogen schrijven op de site Femke Fataal! Na twintig
jaar strafrechtadvocatuur heb ik kasten (en een server) vol verhalen met schurende
kartelranden.
Terecht of onterecht veroordeeld? Noodweer of moord? Een echte femme fatale? Of toch een slachtoffer van geweld en invloed van een (meestal) mannelijk partner? Burgerlijke ongehoorzaamheid, relschoppers of politiegeweld?
Kortom; waarheid of
leugens? Of een beetje waarheid en een paar leugens om bestwil? Het is aan de
strafpleiter om het beeld dat van de verdachte is gecreëerd door de veelal op
sensatie beluste pers, recht te zetten of te nuanceren.
Wij zijn dienstverleners. Maar niemand schrijft ooit een leuke, aardige recensie op LinkedIn over ons. Althans niet op naam. Mensen vinden het ontzettend stoer om te zeggen dat ze iemand van onze statuur kennen, maar zeggen er altijd direct bij dat ze beroepshalve nooit met ons te maken hebben gehad.
Mama
Tja, en dan de kinderen. Hoe ga je uitleggen welk werk je doet? Papa, aannemer, bouwt mooie bruggen en natuurgebieden waar we lekker gaan wandelen. En mama? Die haalt boeven uit de gevangenis. Als je stout bent, verdien je straf. Maar mama zorgt ervoor dat je zo min mogelijk straf krijgt of helemaal niets. Pedagogisch educatief is dit het niet helemaal. Ik ben nog steeds doende om daar iets op te vinden. Een nieuwsgierige peuter is moeilijk publiek…
Strafrechtadvocaat, advocaat
in kwade zaken dan wel van de duivel. Totaal iets anders dan onze collega’s in
het civiele contracten- dan wel familierecht. Deze belangenbehartiging speelt
zich meestal af in het anonieme, binnen de zittingszalen, waarbij ik zeker de emotionele
impact onderken.
Maar dan de frictie. En
die vraag die ik me twintig jaar geleden ook al stelde. Waarom ga ik of gaat u
–althans daar ga ik voorlopig van uit- niet over tot dit soort handelingen? Waarom
zit u niet in het cachot ?
Het antwoord is heel
simpel. Als de situatie en de personen zich ertoe lenen zijn wij allen, met
alle decorum, in staat tot het plegen van de vreselijkste feiten. Het vernisje
beschaving doet daar niet aan af. ‘Erst
kommt das Fressen, dann der Moral’, zei Bertold Brecht ooit. Ik sluit me
daar volledig bij aan.
Losse schroeven
Wij strafpleiters hebben een prachtig vak. Steeds biedt dat een inkijk in iemands leven en vaak ook in dat van zijn of haar slachtoffers. Maar het vak van een strafrechtadvocaat vergt vooral ook voortdurend de creativiteit om alternatieve scenario’s te schetsen zodat de bewijsredenering van het Openbaar Ministerie misschien op losse schroeven komt te staan.
Een goed netwerk van
externe deskundigen zoals forensisch specialisten en gedragskundigen, is
daarbij onontbeerlijk. Deze spanning, je ergens in vastbijten en jezelf elke dag
mogen verrijken met veel uitdagingen, blijft voor mij het mooiste van dit
beroep. Ik zie dat zelfs als een roeping.
De schaduwzijden zijn de afgelopen tijd ook prominent naar voren gekomen. De bedreigingen tegen advocaten (en zeer zeker niet alleen tegen degenen die zich bezighouden met de strafpraktijk) hebben inmiddels een prominente plaats in de media gekregen. Met als absurd dieptepunt de moord op Derk Wiersum en de beschieting op curator Philippe Schol.
Naast deze fysieke en verbale
bedreigingen wordt onze rechtsstaat ook ondermijnd door de toenemende
bezuinigen op rechtsbijstand. Daardoor hebben burgers die hun recht proberen te
halen of door de staat worden aangeklaagd, geen toegang meer tot een advocaat.
Langzaam uitroken zou je dit kunnen noemen.
Fouten
Tot slot de serie fouten
en onrechtmatigheden die het Openbaar Ministerie zich meent te mogen
veroorloven en, erger, waarbij het OM niet wordt afgestraft door de
rechterlijke macht.
Op de universiteit leert een student strafrecht alles over de artikelen 348 en 359a van het Wetboek van Strafvordering. Daarin staat beschreven wat fouten in het vooronderzoek behelsen en wat de consequenties daarvan zijn.
Helaas is dit de ideale
situatie. De ervaring leert dat de naleving van deze artikelen een dode letter
is geworden. Daardoor wordt het wantrouwen van de justitiabele richting politie
en justitie verder versterkt en brokkelt het broodnodige gezag en respect voor
de handhavers steeds verder af.
Er valt genoeg te schrijven over onrechtmatig politieoptreden, het afluisteren van journalisten of het kwijtraken van dossiers. Maar ik zal in mijn columns op Femke Fataal ook zeker stilstaan bij mooie vrijspraken, grappige zaken, corruptie en bij misdragingen op het sportveld.
Een dubbelportret. Psychopaat Aalt Mondria wist zowel Annelies C. als Hilda B. bij gruwelijke misdrijven te betrekken. De vrouwen waren volledig in de ban van de manipulatieve seriemoordenaar. Beide vrouwen werden later veroordeeld. Terugblik op een verschrikking.
Op het eerste gezicht is
er niets loos met het koppel en de kleine jongen die langs de Goertjesweg in
Zwolle een ommetje maken.
Maar het moment klopt
niet. Het is donderdag 6 maart 1997, kil en middenin de nacht. Een tijdstip
waarop het jongetje allang in bed had moeten liggen.
Als er in het verlaten
park langs het Almelose Kanaal al voorbijgangers zijn, dan kunnen zij in het
donker onmogelijk zien hoe Annelies C. en haar zoontje Buddy verdwaasd meelopen
met hun mannelijke begeleider. Dat blijkt niemand minder dan seriemoordenaar
Aalt Mondria.
Angst vliegt Annelies
naar de keel wanneer Aalt haar kind toesnauwt om op een bankje in het park te
gaan liggen. De tienjarige Buddy is compleet in paniek. Als het knulletje Aalts
commando’s opvolgt, aait Annelies haar zoon nog even over zijn rug. Een
martelgang breekt aan…
Spirituele
Twee jaar eerder woont
Annelies nog met Buddy op Texel. Toevallig valt haar oog op een advertentie in
het tijdschrift Koorddanser, een blad voor ‘actieve zoekers naar spirituele
ontwikkeling en persoonlijke groei’.
Annelies raakt geboeid
door de boodschap met de vele afkortingen die in die tijd worden gebruikt om zo
min mogelijk voor een advertentie te hoeven betalen. ‘Man, 39 jr., psychisch
totaal kapotgemaakt door psychiaters, psychologen en sociologen, niet agr.,
depr., etc. Zoekt vrouw die hem denkt te kunnen helpen’, leest ze. De Texelse
haakt aan, ze schrijft een brief terug. Een catastrofaal keuzemoment in haar
leven, want zo zal ze langzaam verstrikt raken in het net van psychopaat Aalt
Mondria.
Aalt is eenzaam. Hij is
uit op een verzetje in de Van Mesdagkliniek waar hij dan opgesloten zit. De
crimineel, volgens zijn behandelaars zeer manipulatief en dominant, is zich
ervan bewust dat hij met zijn contactadvertentie in Koorddanser een kans maakt
om het juiste type vrouw aan zich te binden. Ze moet goedhartig en liefst naïef
zijn, zoekend naar ‘zingeving’, aandacht en vooral liefde.
Annelies blijkt de juiste
prooi voor Aalt. Niets weet ze dan nog van de achtergronden van haar penvriend
die op 9 mei 1956 als ‘Adri’ in het Overijsselse Vollenhove in een gezin met
vijf andere kinderen wordt geboren.
Kruimeldief
Zijn vader is stratenmaker
en kruimeldief, zijn moeder verdient naar verluidt wat bij met het oudste
beroep van de wereld. Al vanaf jonge leeftijd wil Adri als ‘Aalt’ worden
aangesproken.
Zijn puberjaren verlopen
niet goed. Aalt raakt verslaafd aan drank en drugs. Een baantje als bijrijder
raakt hij kwijt, bovendien vervalt hij frequent in diefstallen,
brandstichtingen en een reeks gewelddadigheden.
Aalt Mondria
Achter Aalts bizarre
gedrag blijkt een extra dimensie schuil te gaan. Hij kampt voortdurend met
paranoïde psychoses die hem van het ene op het andere moment van een
vriendelijke jongeman doen veranderen in een soort monster dat zich laat leiden
door wanen en een andere, dreigende werkelijkheid.
“Hij was het
ijzingwekkendst”, kijkt oud-vicepresident Hanneke van den Steenhoven-Drion van
de Zwolse rechtbank in 2015 in de regionale krant De Stentor op Aalt Mondria
terug. Ze kan het weten, de rechter zag gedurende haar carrière een lange stoet
criminelen aan haar voorbij trekken. Aalt maakte daarbij kennelijk een
onuitwisbare indruk.
Liefdesfront
Dat doet Aalt Mondria
gedurende zijn hele leven klaarblijkelijk ook op het liefdesfront met vrouwen.
Hij weet de andere sekse steeds weer als een magneet aan te trekken en te
bewegen tot wreedheden die het voorstellingsvermogen te boven gaan.
Annelies is ook niet zijn
eerste ‘partner in crime’. In 1978 raakt de dan zeventienjarige Hilda B.
smoorverliefd op de crimineel.
Aalt, in die tijd 22
jaar, verblijft voor het eerst in een behandelkliniek terwijl zijn
WAO-uitkering keurig elke maand wordt doorbetaald. Hij heeft dan al een reeks
zware geweldsfeiten op zijn naam staan. Zo had Aalt een misdaadkompaan dermate
ernstig bedreigd dat hij vier maanden cel en tbs kreeg. In de Veldzichtkliniek
in Avereest valt er echter geen land met hem te bezeilen en timmert hij er
voortdurend op los. Toch wordt hem in juli ’78 begeleid verlof gegund, een kans
die hij aangrijpt om te ontsnappen.
Hilda loopt op 6 juli dat
jaar op haar beurt weg van haar ouderlijk huis om zich bij de voortvluchtige
Aalt te voegen en zich met hem te verloven. Het meisje is zo sterk in de greep
van haar geliefde dat ze samen met hem op de loop gaat en aan alle kanten helpt
op de strooptocht die volgt.
Roofoverval
Tijdens een roofoverval
weet Aalt volgens diverse media ruim 17.000 gulden buit te maken. Samen met
Hilda duikt hij vervolgens onder in Amsterdam. De twee smijten er met geld uit
hun roofbuit en trekken van het ene naar het andere hotel. Aan zijn
verlofbegeleider stuurt Aalt ondertussen een briefkaartje met een provocerende
tekst. ‘Alles ok! Glaasje op laat je rijden’.
De politie is een
klopjacht gestart. Vergeefs wordt dag in, dag uit gespeurd naar het tweetal.
Als hun centen opraken,
duiken Aalt en zijn meisje onder bij Else in Amsterdam die bevriend is met
Aalts vader. Bij deze dan 53-jarige weduwe is het stukken veiliger voor het duo
dan in Vollenhove waar de politie het ouderlijk huis van Aalt voortdurend in de
smiezen houdt.
Al snel ontstaat een
broeierige, seksueel beladen sfeer waarbij ook Else ondanks het enorme
leeftijdsverschil als een blok valt voor de charmes van de grote en imposante
Aalt met zijn druipsnor. De Telegraaf beschrijft in die tijd waar de
driehoeksverhouding tussen de hospita en haar logés in resulteert.
Jaloezie
‘Tussen Else en Hilda kwam er twist op grond
van jaloezie. De vrouwen vochten letterlijk met elkaar om de knappe Aalt,
vooral als er gedronken was. Aalt vertelde daar met een smakelijk lachje over.
Tot zijn genoegen draaide het uit op een gevecht tussen de twee vrouwen die hem
allebei voor zich wilden winnen. Tenslotte wilde Else de twee de deur uit
hebben. Toen dit niet lukte, dreigde zij met de politie. Daarop brak voor haar
de hel los’.
Een orgie aan geweld is
het gevolg.
Uit rechtbankstukken uit
die tijd die ik kon inzien bij het Brabants Historisch Informatie Centrum in
Den Bosch, blijkt dat ook Hilda daarbij een rol speelt.
Ze verklaart later in de
rechtbank dat een woedende Aalt de nietsvermoedende Else die middag begint te
slaan. Om de hevig spartelende weduwe te bedwingen, binden Aalt en Hilda haar
vast met waslijn en snoeren ze de vrouw vast op een tuinstoel die ze in de
douchecel hebben gezet.
Else verkeert urenlang in
een uitzichtloze hel. Aalt ramt haar onophoudelijk met zijn vuist tegen haar
hoofd en lichaam en schopt met zijn gelaarsde voeten voluit in Elses buik en
borst. Ook Hilda kent geen mededogen en slaat de vrouw langdurig met een
mattenklopper waar ze haar raken kan, wordt duidelijk uit het rechtbankdossier.
Gifdrankje
De twee levensgevaarlijke
jongeren brouwen vervolgens een gifdrankje met het oogmerk om Else definitief
uit de weg te ruimen. Ze mengen zeker vijftig tot honderd stuks slaaptabletten
van het merk Mandrax met water en dwingen de weduwe om dit mengsel op te
drinken.
Hilda verklaart later,
blijkens de stukken, bij de politie dat Else zich niet kon bewegen en wel moest
slikken om niet te stikken in de vloeistof. Aalt bijt de vrouw onderwijl toe: “Ik
heb meer mensen kapot gemaakt en jij gaat er ook aan.” Zijn vriendinnetje weet
op dat moment waar ze mee bezig is, bevestigt Hilda nadien aan de recherche. De
tiener realiseert zich dat de overdosis aan medicijnen fataal kan zijn voor
Else, valt in de rechtbankstukken te lezen.
Als het slachtoffer het
bewustzijn verliest, laten haar beulen de weduwe gekneveld achter. Om er zeker
van te zijn dat ze niet kan ontsnappen, verwijdert Aalt de deurkruk aan de
binnenzijde van de douchedeur. De in doodsnood verkerende Else wordt een dag
later bij toeval door een familielid gevonden. ‘Alleen omdat de vrouw werd
ontdekt, is zij niet overleden’, staat in rechtbankstukken uit 1979.
Verlamd
In het toenmalige
Academisch Ziekenhuis Wilhelmina Gasthuis zweeft Else dagenlang in een zwaar
coma tussen leven en dood. Haar sleutelbeen en borstbeen zijn gebroken, haar
lijf zit onder de zware bloeduitstortingen. Als ze vijf dagen later ontwaakt,
blijkt een zenuw in haar heup onherstelbaar beschadigd. Else is blijvend
verlamd geraakt aan haar linkerbeen.
Ondertussen zijn Hilda en
Aalt er met een setje girobetaalkaarten en het paspoort van Else vandoor. Ze
brengen eerst wat tijd door in Breda en zetten koers naar het Brabantse Hoeven,
als een voorbijgangster het koppeltje erop heeft gewezen dat dit zo’n prachtig
dorp is.
In de sportkantine van
het plaatsje slaan Aalt en Hilda meteen toe met een kraak die een magere buit
van wat drank, gereedschappen en Marsrepen oplevert. De nacht brengen ze samen
door in een hooiberg.
De volgende dag, zondag
30 juli 1978, valt hun oog op het hoekhuis aan de Julianastraat 2, pal
tegenover de hooiberg. Het is het onderkomen van het echtpaar Janus (78) en
Tonia (68) Rijnvos. Hun alleenstaande dochter Riet (38) woont nog bij het paar
in.
Nietsvermoedende
Een prima plek voor een
roofoverval, vindt Aalt, die zijn volgende plan inmiddels heeft uitgebroed.
Hilda moet voor hem op pad gaan om het misdrijf voor te bereiden. Laat die
zondagavond klopt ze op aanwijzing van Aalt bij de achterdeur van de
nietsvermoedende familie Rijnvos aan.
“Kunnen we hier slapen”,
vraagt Hilda zodra de heer des huizes heeft opengedaan. Janus Rijnvos voelt
daar niets voor en zegt dat daar geen sprake van kan zijn. Tijd om daar verder
over na te denken heeft de oude baas niet, want zodra Hilda een stapje
achteruit zet, dringt Aalt in een oogwenk naar binnen en slaat de bejaarde
Janus in diens keuken snoeihard met een hamer in het gezicht. Hilda houdt Tonia
en Riet Rijnvos tegen, die hevig geschrokken naar beneden zijn gerend en
wanhopig proberen te ontkomen.
De vrouwen maken geen
schijn van kans tegen het duo. Aalt werkt ook deze slachtoffers onmiddellijk
tegen de grond. Hilda springt bij en geeft hem ondertussen gewillig gekleurde
plastic strips van een vlieggordijn aan. Aalt bindt de twee vrouwen daarmee
vast.
Bloed
De laatste ogenblikken
van het echtpaar en hun dochter moeten verschrikkelijk zijn geweest. Aalt
schreeuwt zijn slachtoffers in het Duits allerlei bevelen toe. Hilda vertelt
later bij de politie dat ze bloed ziet opspatten als ze Aalts commando’s naar
het Nederlands vertaalt en haar vriend ondertussen met volle kracht met een
hamer op de schedels van de Rijnvosjes inslaat. Hij schreeuwt dat Hilda op zoek
moet gaan naar een mes dat Aalt vervolgens ook nog eens diep in de borst van
Tonia Rijnvos boort.
Zodra de Brabanders in
hun keuken aan gruwelijke verwondingen zijn overleden, kammen Aalt en Hilda het
huis uit. Welgeteld vijf gulden vinden ze in een portemonnee, verder graaien ze
en passant een doosje met wat sieraden mee. In een poging hun sporen te wissen,
steekt het moordkoppel een tafelkleed, bankstel en matrassen in brand. Het
textiel zal uiteindelijk slechts wat smeulen, zodat agenten van de rijkspolitie
de volgende dag op een vrijwel volledig in tact gebleven crimescene stuiten.
Wéér zijn Aalt en Hilda dan allang gevlucht, ditmaal in een gestolen Fiat Simca. Overmoedig rijden ze naar Vollenhove waar de politie klaar staat en de twee kan inrekenen. Bewijs tegen het stel is er in overvloed. De Simca gaat in een grote bestelwagen, net als de met bloed besmeurde kleding van Aalt en Hilda, mee naar het Gerechtelijke Laboratorium (het latere NFI) in Rijswijk voor sporenonderzoek.
Bosperceel
In een bosperceel bij Hoeven stuit de politie bovendien op onder andere foto’s van de toegetakelde Amsterdamse Else, enkele strengen uit het vlieggordijn van de familie Rijnvos en op een witte envelop met een brief van Hilda gericht aan Aalt.
De Nederlandse ‘natural
born killers’ verschijnen krap een jaar later voor de rechtbank in Breda. “Hij
is eenvoudigweg te gevaarlijk, ondanks zijn sterk verminderde
toerekeningsvatbaarheid tijdens de drievoudige moord in Hoeven. Zoiets
verschrikkelijks mag nooit meer voorkomen”, zegt de officier van justitie
tijdens het strafproces over Aalt.
Op 15 maart 1979 wordt
Aalt veroordeeld tot vijftien jaar cel dat in die tijd in de kranten een ‘voor
dit land ongehoord zware straf’ wordt genoemd. Zowel het Openbaar Ministerie
als de rechtbank hebben felle kritiek op het feit dat Aalt een uitstapje vanuit
de tbs-kliniek mocht maken terwijl er al allerlei alarmerende rapporten uit
Veldzicht lagen.
Ook Hilda, zwanger
geraakt van Aalt, staat terecht voor het Bredase gerecht. Volgens haar advocaat
had de tiener door geestelijke en lichamelijke uitputting “geen vrije wil meer
toen zij de gebeurtenissen beleefde die haar ervaringswereld volkomen te buiten
gingen”. Ze volgde Aalt in den blinde en had hem werktuigelijk het mes
aangereikt, betoogt de raadsman.
Robot
Maar volgens een
getuigendeskundige die Hilda’s psyche onderzocht “trad in de reeks
gebeurtenissen pas later een punt op” waarop het meisje als een soort robot
ging handelen. Ze kwam tot dit punt door een reeks beslissingen die in alle
vrijheid zijn genomen en die telkens haar keuzemomenten verder beperkten, aldus
deze expert.
Het OM eist 4,5 jaar cel
en psychische behandeling tegen Hilda. Maar de rechtbank heeft clementie met
het meisje. Medeplichtigheid aan een poging tot doodslag op Else en doodslag op
Tonia wordt bewezen geacht. Omdat Hilda als verminderd toerekeningsvatbaar
wordt beschouwd en omdat ze Aalts baby draagt waardoor gevangenschap volgens de
rechters “extra zwaar op haar zal drukken”, krijgt ze uiteindelijk slechts 2,5
jaar cel. De tiener zit die straf uit in de vrouwenvleugel van de bajes in
Amsterdam. Hilda bevalt daar van haar kindje.
Ieder zinnig mens zou
Aalt Mondria na het bloedbad in Hoeven voor de rest van zijn leven veilig
achter slot en grendel opgeborgen houden. Goede vooruitzichten zijn er niet, in
de Van Mesdagkliniek verbetert Aalts geestesgesteldheid niet. Sterker, hij
wordt aldoor gekker en gevaarlijker. Hilda ziet hij niet meer, wel mag Aalt af
en toe zijn kind op bezoek ontvangen.
Gijzelt
Hij onderneemt meerdere
ontsnappingspogingen. In 1982 gijzelt Aalt een kliniek-arts en krijgt hij er
drie maanden celstraf bij. Zeven jaar later gebeurt het onvoorstelbare. Weer laat
justitie de psychopaat met verlof gaan. Dat gaat al snel mis en ontaardt
tijdens een discoruzie in de Zwolse binnenstad in een schietpartij. Als door
een wonder vallen daarbij geen slachtoffers.
Aalt wordt opnieuw
opgenomen in de Van Mesdagkliniek. Rond 1995 vindt hij in de nietsvermoedende
Annelies C. op Texel een volgend liefdesslachtoffer. “Er moet ooit veel chemie
zijn geweest tussen de zweverige Annelies in haar Imca Marinajurken met roesjes
en stroken en de sterke, imponerende alfa-man die Mondria lang was”, denkt
voormalig nieuwsdienstverslaggever Jelle Boonstra die de zaak later voor De
Stentor zou gaan volgen.
Een jaar lang voeren
Annelies en Aalt regelmatig telefoongesprekken, hun relatie wordt hechter. In
1996 mag Aalt van justitie voor de derde maal van het vrije leven proeven.
Annelies is dolgelukkig. Ze zegt haar baan op Texel op en trekt met haar
zoontje Buddy naar de Groningse stadswijk Lewenborg om te gaan samenwonen met
Aalt.
Experiment
Ook dit justitiële
experiment ontaardt in een drama dat zijn weerga niet kent. De verhouding
tussen Aalt en Annelies verslechtert in de loop van de tijd zienderogen. Aalt
duikt het Groningse nachtleven in en leeft zich daar uit. Annelies wordt om de
haverklap door hem mishandeld en zelfs door hem gedwongen om haar kind pijn te
doen.
Op 5 maart 1997 krijgt de
Van Mesdagkliniek lucht van de excessen. De kliniek stuurt een telegram naar
Aalt om zich onmiddellijk te melden. De gevolgen zijn rampzalig. In zijn wanen
ziet Aalt het kind als zijn verrader en beschuldigt hij Buddy ervan tegenover
de politie en kliniek te hebben geklikt.
De jongen moet daarom
dood, besluit Aalt. Met Annelies en Buddy neemt hij nog diezelfde avond de
trein naar Zwolle. Annelies is te angstig om een ontsnappingspoging te doen. Na
ruim een uur lopen, belandt het drietal diep in de nacht bij de Goertjesweg
langs het Almelose Kanaal.
Als Buddy op bevel van
Aalt op een bankje is gaan liggen en zijn moeder op zijn benen zit, trekt de
seriemoordenaar een sjaaltje rond de nek van de jongen aan en probeert het kind
te wurgen. Het slachtoffertje blijft zich hevig verzetten en daarom moet ook
Annelies van Aalt aan de sjaal trekken.
Vlucht
De moordpogingen
mislukken, Aalt houdt de jongen daarop met zijn hoofdje in het kanaal. Annelies
staat erbij te kijken als haar zoon verdrinkt. Diezelfde avond vlucht ze, Aalt
geeft zichzelf een paar dagen later aan, klaarblijkelijk in een helder moment.
Hij krijgt uiteindelijk
in hoger beroep achttien jaar cel en alweer tbs door het Arnhemse gerechtshof
opgelegd. Aalt geeft Annelies de schuld van de moord op Buddy. Annelies wijst
op haar beurt Aalt aan. Ze was volledig in zijn macht, zegt ze. Wat moest zij
anders dan met hem meewerken, het was haar leven of dat van haar zoon, houdt
Annelies het hof voor.
Tijdens het strafproces
in januari 1998 smeekt Annelies de raadsheren om de zaak aan te houden zodat ze
haar verhaal uitgebreider kan doen. Haar advocaat vraagt om uitstel en
psychische behandeling voor Annelies omdat wordt gevreesd dat ze zichzelf iets
zal aandoen.
Het OM ziet Aalt als de
kwade genius achter de kindermoord maar vindt dat Annelies bewust met hem
samenwerkte. Dat Buddy’s moeder door Aalt werd gedomineerd, onderschrijft het
hof. De rechters achten medeplichtigheid aan doodslag bewezen en veroordelen
Annelies op woensdag 3 juni 1998 tot vijf jaar gevangenisstraf.
Hartverscheurend
Jelle Boonstra kan zich
de rechtszaak nog herinneren. “Annelies huilde er hartverscheurend”, zegt de
journalist inmiddels ruim twintig jaar later. “Ze was op dat moment kennelijk
weer los van de betoverende invloed van Mondria. Hoe hij ooit zoveel controle
over haar heeft kunnen krijgen, is tijdens dat hele rechtbankproces eigenlijk
niet duidelijk geworden.”
Aalt komt de kliniek na
drie volledig geëscaleerde verloven niet meer uit. Zijn tbs wordt meermalen
verlengd. Boonstra ziet hem nog een paar keer tijdens tbs-zittingen voor de
rechter verschijnen. “Met een aldoor wildere en krankzinniger blik in de ogen.
Knetter- en knettergek was hij. Mondria was steevast omringd door de potigste
agenten van het politiekorps en droeg boeien om zijn enkels en een brede riem
om zijn middel. Zoiets heb ik nadien nooit meer gezien.”
Gedurende de laatste
maanden van zijn leven wil Aalt de isoleercel niet meer uit en ligt de
onbehandelbare seriemoordenaar in het donker op de grond omdat hij geen licht
meer kan velen. In de zomer van 2011 overlijdt Aalt aan een hepatitis
C-infectie. Het nieuws wordt maandenlang door justitie stil gehouden en later
bij toeval door journalisten van De Stentor opgepikt en naar buiten gebracht.
Grafje
Na wat speurwerk kon ik
Hilda B. vorig jaar traceren. Praten over haar huidige leven of terugkijken op
de gebeurtenissen met Aalt wil ze niet. “Ik heb geen belangstelling’, is het
enige dat zij laat weten.
Annelies C. bleef voor mij onvindbaar. Jelle Boonstra kwam haar jaren na de moord op Buddy nog een keer tegen. “Annelies bezocht elke dag het grafje van haar kind. Ze had bewust gekozen voor een leven in schuld en boete.”
Nog een Moordvrouw lezen? Bekijk hier ‘Kogels voor Pinny’s geheime liefde’
Politiek Den Haag is verontrust over opsporingsfouten in het boek Moordsporen dat ik met oud-rechercheur Dick Gosewehr schreef. Het boek is sinds 15 november overal verkrijgbaar of te bestellen.
Op grond van onze bevindingen heeft SP-Kamerlid Michiel van Nispen om opheldering gevraagd bij minister Ferd Grapperhaus van Justitie en Veiligheid. Hij doet dat samen met CDA, VVD, D66, PVV, PvdA en GroenLinks
In Moordsporen nemen we de lezer mee naar onze naspeuringen in zeven moord- en verdwijningszaken. In al die dossiers zijn we gestuit op missers door politie, OM en/of NFI.
De nabestaanden hebben een belangrijke stem in het boek. De familieleden vertellen schrijnende verhalen over het gemis van hun dierbaren. Ook verhalen zij over de wanhoop nu zij al jaren vergeefs wachten op een serieus politieonderzoek. Velen voelen zich in de steek gelaten door de autoriteiten.
Twijfel
Daar willen de Kamerleden meer over weten van Grapperhaus. ‘Het is niet in het belang van de waarheidsvinding en rouwverwerking van nabestaanden als twijfel blijft bestaan over de waarheid achter mogelijk niet adequaat onderzochte zaken’, schrijven de fracties. De Kamer wil van de bewindsman horen hoe het zit met ‘mogelijke ongerijmdheden of twijfel over de ware toedracht’ achter deze zaken.
Speciale aandacht vraagt politiek Den Haag voor de zaak van Larissa Dumont. Dat dossier krijgt in Moordsporen bijzondere aandacht. We hebben er veel onderzoek naar gedaan en spraken een reeks getuigen en deskundigen over deze bizarre case.
De 25-jarige Larissa, een vermaarde amazone, werd in 1997 dood aangetroffen in haar buitenmanege in Nieuwveen. Volgens politie, OM en NFI overleed ze door een ongeval.
Bedreigd
In Moordsporen onderbouwen Dick en ik wat Larissa werkelijk is overkomen. We traceerden haar hartsvriendinnen die een alarmerend verhaal vertellen. In de aanloop naar haar dood voelde Larissa zich bedreigd. Enkele weken voor haar overlijden woedde er een felle brand in Larissa’s boerderij. Aan haar vriendinnen liet de westernrijdster weten het vermoeden te hebben dat die brand werd aangestoken. Ze was doodsbang dat haar iets zou overkomen.
Maar liefst acht deskundigen die we hebben ingeschakeld zijn van mening dat Larissa is vermoord. Onder hen Amerikaanse CSI-experts en een voormalige FBI-profiler. De experts bekeken onder meer de foto’s van het stoffelijk overschot van de jonge vrouw. Alle acht deskundigen zijn het erover eens: Larissa is in een gevecht geraakt met een moordenaar die haar de keel doorsneed.
De Kamerleden noemen het ‘zeer onbevredigend dat politie en OM deze zaak niet als misdrijf beschouwen, en dat geen serieuze stappen zijn gezet om andere scenario’s te onderzoeken’. Dit gezien ‘de zeer serieuze kanttekeningen van allerlei getuigen en deskundigen’, voegen zij daaraan toe.
Kritiek
De Tweede Kamer wil tevens een reactie van Grapperhaus op de in ons boek onderbouwde stellingen dat in de opsporing geen ruimte bestaat voor kritiek en signalen van klokkenluiders. Op onze conclusie dat opsporingsinstanties niet transparant zijn en niet van eigen fouten willen leren, moet volgens de Kamer tekst en uitleg komen.
De fracties willen bovendien weten hoe de minister denkt over een in ons boek uitgewerkt voorstel van advocaat Job Knoester. Hij pleit voor een onafhankelijke commissie waar nabestaanden cold cases kunnen aanmelden. Onafhankelijke experts zoals oud-rechercheurs, officieren van justitie, advocaten, forensisch experts en bijvoorbeeld rechters kunnen deze dossiers dan onder de loep nemen.
Schrijven en onderzoek doen kost tijd. Steun Femke Fataal met een maandelijkse bijdrage of doneer bij een artikel. Dan kun jij mijn verhalen blijven lezen. doe een donatie
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat ermee instemt.OKPrivacy policy