Burenruzie en opportuniteit

0

De gang naar de strafrechter loopt door achterstanden momenteel wat stroperig. Veel dossiers blijven op de plank liggen en verdachten verkeren lang in onzekerheid. Corona en het kraken van de zogeheten PGP-telefoons zorgen voor nog meer achterstanden. Tegelijkertijd zie ik het aantal mensen dat vanwege een burenruzie bij mij aanklopt, groeien.

Het Openbaar Ministerie heeft het zogeheten ‘vervolgingsmonopolie’. Dat wil zeggen dat het OM mag beslissen welke verdachten wel en niet strafrechtelijk vervolgd worden. Justitie kijkt dan niet alleen of er voldoende bewijs is, maar ook of vervolging wel gewenst is. Over die, zogeheten opportuniteit wordt in burenruzies zeer verschillend gedacht. Je kunt je voorstellen dat beide partijen elkaar blijven tegenkomen. Dus afdoening via het strafrecht is niet altijd de beste oplossing.

Aardige

Afgelopen zomer stond ik tijdens mijn piketdienst een aardige meneer van zestig jaar bij die nog nooit met politie of justitie in aanraking was gekomen. Hij woont in een appartementencomplex waar hij en andere omwonenden enorm last hebben van de papegaaien van een bewoonster.

De auteur van deze column: strafrechtadvocaat Bo Maenen.

Zodra deze vrouw haar huis verlaat, maken haar papegaaien een oorverdovend geluid. Het papegaaienvrouwtje was daar al diverse keren door andere bewoners op aangesproken, bovendien waren ook klachten over de situatie ingediend bij de woningstichting. Dat was al eens uit de hand gelopen: de vogelliefhebster was toen zelfs een klager te lijf gegaan.

Gekrijs

Het gekrijs van de papegaaien werd ook mijn cliënt te gortig. Op een ochtend sprak hij de vrouw aan, waarbij er van beide zijden behoorlijk werd gescholden. Zowel mijn cliënt als omwonenden die getuige waren van de ruzie, verklaren dat de papegaaienhoudster de man opeens hard duwde. Mijn cliënt weerde zich af en ging vervolgens naar huis. Maar een uur later kwam de politie hem halen  zat hij op het bureau. De dame in kwestie had aangifte gedaan, mijn cliënt werd verdacht van mishandeling.

Mijn cliënt is uiteraard niet schuldig, er is een achterliggend probleem bij het papegaaienvrouwtje. Ondanks pogingen van de wijkagent en de woningstichting wenst deze vrouw geen gesprek aan te willen gaan. Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie besloten dat mijn cliënt zich dient te verantwoorden tijdens een zitting voor de rechtbank. Wat mij betreft onnodige belasting van de strafrechtketen.

Verbazing

In een ander conflict tussen buren werd tot mijn verbazing op geheel andere wijze gewekt.

Ik werd in dit dossier benaderd door een mevrouw die door de politie was aangehouden op verdenking van mishandeling van haar buurvrouw. Het bleek een langslepend conflict te zijn dat was geëscaleerd.

Foto ter illustratie. Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay

Mijn cliënte gaf aan dat zij was mishandeld door de buurvrouw met een bezem, en liet enorme blauwe plekken op haar been zien. Er waren gelukkig beelden van het voorval.

Heftige

De opnames maakten duidelijk dat de buurvrouw mijn cliënte op heftige wijze te lijf was gegaan en dat mijn cliënte de vrouw van zich had afgeduwd. Na een dag in de cel werd de zaak tegen het slachtoffer geseponeerd.

Omdat het al de derde keer was dat mijn cliënte door de buurvrouw was aangevallen, deed ze aangifte. Ondanks de zeer duidelijke beelden en foto’s van de verwondingen, kreeg mijn cliënte doodleuk een brief waarin de politie liet weten de zaak niet te gaan oppakken. Er zou te weinig bewijs zijn, luidde de motivatie.

Klap

Voor mijn cliënte vormde dit een klap in haar gezicht, zeker nu eerdere bemiddelingspogingen door politie en gemeente ook al niets uithaalden. Gelet op de impact van het gebeuren zal ik namens deze vrouw bezwaar maken en desnoods met een artikel 12-procedure (een beklagprocedure) bij het gerechtshof proberen om alsnog strafrechtelijke vervolging van de meppende buurvrouw af te dwingen.

Afbeelding ter illustratie.

Natuurlijk liggen de details in elke zaak anders, maar er lijkt geen duidelijk beleid te zijn ten aanzien van het strafrechtelijk vervolgen van verdachten in burenruzies. Dat is aan verdachten maar ook aan de maatschappij niet uit te leggen.

Belast

Naar mijn idee wordt de strafrechtketen nu vaak belast met zaken waarbij vervolging niet nodig is. Inzet op communicatie tussen partijen zou meer opleveren. Maar in dossiers waar het de spuigaten uitloopt en het strafrecht ingezet zou moeten worden als ultimum remedium, wordt echter geen actie ondernomen.

Dat kan anders en beter!

*Lees ook Bo’s vorige column. Dat kan hier.

Privacy kwetsbaar slachtoffer in rechtbank ver te zoeken

0

De laatste jaren zijn veel verbeteringen doorgevoerd bij politie en justitie wanneer het gaat om de privacy van een slachtoffer of nabestaande. Toch valt er nog veel winst te boeken. Ik denk dan vooral om meer bewustwording van de consequenties van allerlei handelen, hoe goed bedoeld dat ook mag zijn.

Een voorbeeld betreft betrokkenen in zedenzaken. Bij minderjarige verdachten worden zittingen voor de rechtbank steevast achter gesloten deuren behandeld zodat die niet toegankelijk zijn voor publiek. Bij minderjarige slachtoffers is dat niet zo: die rechtszittingen zijn openbaar en voor iedereen te volgen.

Bij aanvang van de rechtszaak doet de voorzitter van de meervoudige strafkamer meestal zijn best om iedereen te verwelkomen. Wanneer slachtoffers in de zittingszaal aanwezig willen zijn, ben ik daar vaak bij om hen te begeleiden. De rechter vraagt dan vaak of het slachtoffer er is en noemt tevens de volledige naam van het slachtoffer. Vervolgens merkt de rechter op dat het fijn is dat het slachtoffer ter plekke is. De intentie is dat de rechtbank aandacht besteedt aan het slachtoffer. Dat is uiteraard een goede intentie.

Positie

Maar verplaats je in dit geval in de positie van het slachtoffer in een zedenzaak. In zo’n situatie weet iedereen in de rechtszaal en op de publieke tribune wie hij of zij is. Bovendien worden tijdens het openbare strafproces tal van details over het seksueel misbruik besproken. Dat zijn intieme details, waarbij het slachtoffer zich voortdurend realiseert dat de aanwezigen ervan op de hoogte zijn dat die details hem of haar aangaan.

De auteur van deze column is Mirjam van Zuijlen, casemanager bij Slachtofferhulp Nederland.

Hoe pijnlijk dit kan zijn, kan iedereen zich volgens mij voorstellen. In de zaal zijn tevens journalisten die tegenwoordig live twitteren wat er tijdens het strafproces wordt gezegd. Sommige journalisten gaan daar prudent mee om. Maar er zijn tevens verslaggevers die letterlijk àlles – dus ook heel verregaande details over bijvoorbeeld misbruik- naar buiten brengen. Anders dan vroeger – wanneer een journalist naderhand een verslag voor de krant of website maakte en de tijd had om daar over na te denken – wordt nu zo’n beetje alles snel openbaar gemaakt via de sociale media. Dat is ongelooflijk zwaar en pijnlijk voor een slachtoffer.

Liquidaties

Als casemanager ondersteun ik tevens nabestaanden van een familielid dat omgebracht is. Soms gaat het daarbij om liquidaties binnen het criminele circuit. Het spreekt voor zich dat ouders, broers of zussen van zo’n slachtoffer er over het algemeen bepaald niet voor hebben gekozen dat hun dierbare het criminele pad is opgegaan.

Veiligheid voor de betrokkenen staat voorop in zulke zaken. Zo gebeurde het dat ik met nabestaanden – een vader en zijn dochter – in een zwaar beveiligde rechtbank een zitting bijwoonde.

De nabestaanden hadden er vanaf gezien om de schade te verhalen op de verdachten omdat zij represailles vreesden. Maar de vader en zijn dochter wilden wel graag van het spreekrecht gebruikmaken, zonder dat zij bekend zouden worden bij de verdachten die deel uitmaken van een beruchte criminele groepering.

Anonimiteit

Om de anonimiteit van deze nabestaanden in de rechtszaal te waarborgen, hadden we een speciale werkwijze bedacht. Voor de zitting hadden we opgenomen wat de familieleden van het slachtoffer graag aan de rechtbank kwijt wilden. Het geluidsfragment werd vervolgens tijdens de openbare zitting afgespeeld. Zo wist niemand in de zittingszaal wie er in het audiofragment spraken. Onderwijl zat ik samen met de nabestaanden op de publieke tribune en niet in de rechtszaal.

Foto ter illustratie. Photo by Thomas Lefebvre on Unsplash

Als casemanager van Slachtofferhulp Nederland werk ik samen met een zogeheten slachtoffer-coördinator van het Openbaar Ministerie. Deze justitiemedewerker staat in direct contact met de officier van justitie en zorgt ervoor dat de slachtoffers of nabestaanden goed geïnformeerd worden. Ook in deze zaak hadden we overleg gehad en al voor de zitting goede afspraken gemaakt over onze veiligheid. Zelfs de wijze van het binnenkomen van het gerechtsgebouw werd besproken: we maakten gebruik van een andere, dan de gebruikelijke toegangsdeur.

Geregeld

Verder hadden we bewerkstelligd dat de rechters op de hoogte waren van het feit dat de nabestaanden niet genoemd wilden worden. Alles leek dus prima geregeld. We zouden welkom geheten worden, zonder namen.

Het liep anders. Plotseling hoorde ik mijn naam vallen, als vertegenwoordiger van de nabestaanden. Of ik even wilde gaan staan, zodat de rechters wisten wie ik was. Overvallen door die mededeling deed ik schoorvoetend wat er van mij gevraagd werd. Ik kon het moeilijk negeren. Een aantal van de verdachten draaide zich nieuwsgierig om om me te bekijken.

Ik begaf me op dat moment tussen vrienden en familieleden van verdachten op de publieke tribune. Voor hen was dus nogal makkelijk te bepalen dat de mensen naast mij de nabestaanden waren. Je begrijpt wat er gebeurde: het gevoel van veiligheid was voor de vader en zijn dochter ver te zoeken.

Repareren

Na afloop van de zitting konden we gelukkig nog wat zaken ‘repareren’. De aanwezige parketpolitie regelde uiteindelijk dat de nabestaanden en ik als eersten de zaal en het gebouw konden verlaten. De overige aanwezigen werden nog even ‘vastgehouden’, zodat we in elk geval niet gevolgd konden worden.

Ik schets dit voorbeeld om aan te tonen dat zelfs alleen het uitspreken van een naam al veel onrust teweeg kan brengen.

Verdwenen

Nog een ander voorbeeld. Soms is het niet te voorkomen en bovendien gewenst dat bij het uitgaan van een Ambert Alert vanwege een urgente kindvermissing de foto en naam van het verdwenen kind openbaar worden.

Ik maakte ooit zo’n zaak mee: het betreffende, minderjarige meisje werd snel gevonden. Maar haar vermissing, naam en foto hadden de media al volop gehaald. Een groot nadeel daarbij was dat het meisje een niet veel voorkomende naam heeft.

De gevolgen laten zich niet moeilijk raden. Haar omgeving kreeg al snel in de gaten om wie het moest gaan. Het meisje veranderde zelfs van school: iedereen op school was ervan op de hoogte dat ze mogelijk slachtoffer was geworden van een seksueel delict. Het slachtoffer schaamde zich daar enorm voor.

Aangehouden

In deze zaak was een verdachte aangehouden die ruim een jaar later terechtstond voor de rechtbank. Omdat die zaak makkelijk herleidbaar was naar de identiteit van het slachtoffer, had de advocaat van het meisje met klem verzocht om een besloten rechtszitting. Indien de pers zich niet aan de regels zou houden en de naam van het meisje in berichten zou vermelden, kon haar privacy ernstig geschaad worden. Het meisje had juist weer een nieuwe start gemaakt en haar status veranderd van bekend naar anoniem.

Foto ter illustratie. Afbeelding van VBlock via Pixabay

De rechter oordeelde dat de openbaarheid van de rechtspraak voorop stond en dat de media de zaak moesten kunnen volgen. Resultaat: er werd volop geschreven over het slachtoffer, zowel via Twitter tijdens de zitting, als erna in (online) krantenberichten, waarbij opnieuw haar naam werd vermeld.

De betrokken slachtofferadvocaat en ik waren destijds bij de rechtszitting. Het slachtoffer en haar familie bleven weg: zij durfden het niet aan om naar de rechtbank te komen.

Impact

Al tijdens de behandeling van de rechtszaak werd duidelijk welke impact er was op het meisje en haar familie. Deze mensen belden en appten voortdurend ongerust over allerlei berichten die in de media verschenen. Naderhand zijn we bij het slachtoffer langsgegaan. Het meisje bleek erg ontredderd en vroeg zich af hoe ze in vredesnaam de volgende dag weer neer school moest. Nu wist immers iedereen wat haar was overkomen.

De gevolgen zijn enorm. Dit meisje zal in haar huidige woonomgeving nooit meer anoniem zijn en moet blijven dealen met alle consequenties. Dat houdt onder meer in dat haar naam voor altijd verbonden blijft aan deze zaak en aan wat zich heeft afgespeeld. Dat haar privacy weg is, heeft niet alleen op haar maar ook op haar familie grote indruk gemaakt.

Toekomst

Ik vraag me oprecht af of de openbaarheid in deze specifieke zaak echt belangrijker is dan de privacy. En dus ook belangrijker is dan de toekomst van dit meisje.

Wat zou het fijn zijn als de beslotenheid van een zitting niet alleen geldt voor minderjarige verdachten, maar ook in gevoelige rechtszaken waarbij slachtoffers minderjarig zijn. Het waarborgen van privacy van kwetsbare slachtoffers is een van de dingen waarvoor ik me samen met mijn collega’s inzet. Ik wil zulke kwesties graag bespreekbaar maken en met elkaar aan bewustwording werken.

Brave tbs’er Hendrik oogst buitensluiting

0

Onlangs stond ik de voormalige tbs-gestelde ‘Hendrik’ (fictieve naam vanwege zijn privacy) bij in een procedure rond de afwijzing van zijn Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).

Na beëindiging van zijn tbs-maatregel had Hendrik een baan gevonden als verhuizer. Zijn werkgever was verplicht een VOG van al het personeel te overleggen. Hendrik had aan de werkgever zijn hele levensgeschiedenis verteld. Dat hij twintig jaar geleden zijn vrouw met meerdere messteken om het leven had gebracht en daarvoor tien jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging opgelegd had gekregen.

Na jaren van behandeling was de tbs-maatregel drie jaar eerder tot een einde gekomen. De werkgever wilde de inmiddels brave Hendrik graag in dienst nemen. Hij was een welkome aanvulling op het team.

Risico

Desondanks vond minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) dat er een onaanvaardbaar risico voor de samenleving zou bestaan wanneer Hendrik als verhuizer aan de slag zou gaan. Dit omdat de tbs-maatregel ‘pas’ drie jaar geleden was beëindigd. Hendrik zou door zijn werk immers in de persoonlijke levenssfeer komen van mensen wat niet te verenigen zou zijn met het gepleegde geweldsdelict. De aanvraag voor een VOG werd afgewezen.

De auteur van deze column: strafrechtadvocaat Wendy Alberts.

Wat mij betreft is deze redenering te kort door de bocht. De stelling miskent het feit dat ex tbs’ers inmiddels hebben bewezen weer mee te kunnen draaien in de maatschappij. Hoewel Hendrik in het verleden een zeer ernstig misdrijf heeft begaan, betekent dat natuurlijk niet dat hij dit in de toekomst per se opnieuw zou doen en dat hij ook nu nog een gevaar zou zijn voor de maatschappij.

Herhalingsgevaar

In deze zaak zijn de deskundigen het erover eens dat het risico op herhaling minimaal is. Er is van meet af aan geen sprake geweest van herhalingsgevaar van een geweldsincident jegens derden. Het aangenomen herhalingsgevaar was, aldus de deskundigen, gelegen in de relationele sfeer.

Juist op dat laatste punt – het minimaliseren van het risico op een geweldsfeit in de relationele sfeer – heeft de behandeling zich de afgelopen jaren met succes gefocust. De rechter besloot drie jaar geleden dan ook dat de tbs-maatregel kon worden beëindigd. Mijn inziens een oordeel waarop de overheid kan en mag vertrouwen wanneer het gaat om het inschatten van risico’s.

Ik sta veel tbs-gestelden bij. Net als in de ‘burgerpopulatie’ kunnen zij als dag en nacht van elkaar verschillen. Voor de buitenwereld worden tbs’ers echter vaak op één hoop geveegd met als overkoepelend veto dat ‘het allemaal gevaarlijke mensen zijn’.

Opgelegd

Dat is ten dele waar. Een tbs-maatregel kan immers alleen worden opgelegd indien een rechter heeft vastgesteld dat de verdachte leidt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens én indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel vereisen.

In zoverre is, op het moment dat de tbs-maatregel wordt afgekondigd, door de rechter aangenomen dat er een risico bestaat dat de persoon in kwestie opnieuw strafbare feiten zal plegen als hij zonder verdere behandeling weer op straat wordt gezet. De behandeling in het kader van de tbs-maatregel wordt als noodzakelijke voorwaarde gezien om dat risico naar een aanvaardbaar risico terug te brengen.

Door oplegging van de tbs-maatregel wordt enerzijds een beveiliging van de maatschappij beoogd. Anderzijds is de tbs gericht op resocialisatie van de veroordeelde opdat hij of zij na afloop weer kan terugkeren in de maatschappij.

Langdurig

Voordat de tbs-maatregel van een tbs’er wordt beëindigd heeft de persoon in kwestie over het algemeen laten zien dat hij zich de afgelopen jaren daarvoor min of meer als modelburger heeft weten te gedragen. Hij of zij heeft een langdurig behandeltraject ondergaan en de risicofactoren zijn zo goed als mogelijk ingekaderd.

Is er maar enige aanleiding om te veronderstellen dat iemand zich aan zorg zal onttrekken of als er bijvoorbeeld onzekerheid bestaat of iemand na beëindiging van de tbs bijvoorbeeld opnieuw drugs of alcohol zal gaan gebruiken waardoor het risico op een geweldsfeit kan toenemen, dan wordt de tbs-maatregel over het algemeen verlengd.

Foto ter illustratie. Photo by Tingey Injury Law Firm on Unsplash

Wanneer de tbs-maatregel na vele jaren door de rechtbank wordt gestopt, dan is er geen reden om te veronderstellen dat van deze persoon nog steeds gevaar uitgaat. Sterker nog, uit de feiten en cijfers volgt dat ex-tbs’ers veel minder vaak opnieuw de fout ingaan dan bijvoorbeeld ex-gedetineerden.

Contrast

In schril contrast daarmee staat dat de kans groter is dat Hendrik van de minister wel als verhuizer aan het werk zou hebben gemogen wanneer hij destijds alleen een gevangenisstraf zou hebben gekregen. Immers telt de minister de verstreken jaren vanaf het moment dat iemand ‘vrij’ is gekomen om te beslissen of een feit wel of niet wordt betrokken in de beoordeling van een VOG-aanvraag.

Ik kan begrip opbrengen voor het standpunt dat een tbs-gestelde zich meer dan een andere burger van onbesproken gedrag moet laten zien voordat hij weer als volwaardig burger in de maatschappij mag meedraaien. Iemand is tenslotte eerder over de schreef gegaan en heeft een (veelal) ernstig delict begaan. Hij of zij zal dus in zekere zin het vertrouwen van de maatschappij moeten terugwinnen. Maar als de tbs-gestelde naar oordeel van de deskundigen heeft aangetoond dat het gevarenrisico is ingedamd en de tbs-maatregel is eraf, dan moet het naar mijn idee ook wel klaar zijn met het uitsluiten van deze persoon door de maatschappij.

Argusogen

Dat voormalige tbs-gestelden in sommige gevallen door anderen met argusogen worden bekeken, is al erg genoeg. De overheid dient daar bovenop niet eveneens een duit in het zakje te doen. De redenatie dat de tbs-maatregel ‘pas’ drie jaar eerder afliep, doet geen recht aan het langdurige traject dat Hendrik de afgelopen twintig jaar heeft doorlopen en miskent het rechterlijk oordeel daarover. Zeker nu Hendrik, in de laatste fase van zijn tbs-maatregel wél in verzorgingshuizen kon bijspringen. Er bestaat immers alleen een risico op herhaling in de relationele sfeer. Het is mij een raadsel waarom hij dan nu niet als verhuizer actief mag zijn.

Foto ter illustratie. Afbeelding van Vincent Groeneveld via Pixabay

Jammer genoeg betekent dit standpunt van de minister dat Hendrik opnieuw moet solliciteren. Dat houdt in dat hij allereerst op zoek moet gaan naar een werkgever die hem niet veroordeelt op basis van zijn verleden, wat al een klus op zich is. Ex-tbs’ers hebben het nu eenmaal niet makkelijk op de arbeidsmarkt.

Rekening

Bovendien; wanneer opnieuw een VOG moet worden aangevraagd, moet Hendrik er rekening mee houden dat deze alweer de prullenbak ingaat. Het delict dat hij twintig jaar eerder heeft begaan, blijft de minister namelijk ten minste vier jaar na het beëindigen van de tbs-maatregel als uitgangspunt nemen voor het beoordelen van een VOG-aanvraag. Uitgangspunt vormt niet het tussenliggende traject.

Dit doet wat mij betreft afbreuk aan het, door diezelfde overheid bedachte tbs-systeem. Het zou veeleer op de weg liggen van de bewindsman om in zulke dossiers maatwerk te leveren en in concreto te bekijken of er sprake is van een onaanvaardbaar risico. Daarbijdient natuurlijk altijd het oordeel van de deskundigen betrokken te worden.

*Meer lezen van strafrechtadvocaat Wendy Alberts? Lees hier haar vorige column: ‘Alleen papieren waarheidsvinding in het strafproces?’

Know Your Customer-principe; bancaire heksenjacht?

1

De betrouwbare, imposante banknotabelen zijn niet meer. Zij worden zowel door ondernemers als door ‘gewone’ klanten node gemist. Ik doel op de bankier die wist wat er binnen je onderneming speelde, waarom het nodig was om tijdelijk een extra krediet te krijgen of hoe belangrijk het was om aan de bankrekening van de overleden echtgenoot te komen. Kortom; de bankier die exact op de hoogte was van wat er gaande was binnen zijn of haar klantenkring. 

Het vertrouwen in bankinstituties is inmiddels aan erosie onderhevig. Dat zorgt er momenteel voor dat mensen hun vermogen mede stallen in crypto-currency en op zoek gaan naar alternatieven om de financiering van hun huis rond te krijgen – bijvoorbeeld bij hun ouders, hoewel dat voor zeer weinigen in deze samenleving is weggelegd.

Knauw

Telkens wanneer banken negatief in het nieuws komen, krijgt het vertrouwen weer een knauw, zo komt naar voren uit onderzoek in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB).

De auteur van deze column: strafrechtadvocaat Esther Vroegh

ING trof in 2018 al een recordschikking met het Openbaar Ministerie van 775 miljoen omdat maatregelen tegen witwassen ondermaats waren. ABN AMRO werd in 2019 het nodige verweten en moet op last van De Nederlandse Bank (DNB) miljoenen klanten in Nederland gaan doorlichten. Begin dit jaar werd bekend dat het OM zelfs de topmannen van ING, Ralph Hamers en Gerrit Zalm, persoonlijk gaat vervolgen – zie ook mijn eerdere column op FemkeFataal.nl.

Miljoenen boetes, zware strafrechtelijke beschuldigingen; het is de banken er dus veel, zo niet alles aan gelegen om de verwijten van witwassen te voorkomen en tijdig die verdachte geldstromen en klanten te monitoren en uit de bankinstellingen te kieperen.

Criminele

Grootbanken willen het checken van de criminele geldstromen graag gezamenlijk oppakken vanwege gedeelde kosten en mogen nu ook persoonsgegevens uitwisselen om witwasserij tegen te gaan. Een leger aan zogeheten ‘compliance-officers’ is door banken noodgedwongen ingezet om de naleving van de wet- en regelgeving, met name de Wet op het financieel toezicht (Wft) binnen de bancaire wereld, te garanderen.

Foto ter illustratie.

En dáár begint het te wringen. De alwetende bankdirecteur die op de hoogte was van wat er daadwerkelijk speelde bij een klant, is vervangen door een anonieme vinkjeszetter die checklijsten afwerkt en compliance-risicoanalyse opstelt. Met enorme gevolgen; aangezien er nauwelijks of geen kennis wordt gedragen van een bench-market (het referentiekader van wat gebruikelijk is in een bepaalde branche) dient een klant dit inzichtelijk maken.

Vooroordelen

Een Know Your Customer-onderzoek wordt vervolgens opgestart en de klant dient binnen zeer korte tijd allerlei beweringen – in mijn beleving ‘vooroordelen’ – te ontzenuwen. Overigens geldt dit Ken Uw Klant-principe niet alleen voor banken, maar voor alle financiële instellingen zoals accountants, advocaten, financieel adviseurs en verzekeraars. Ook zij zijn verplicht een melding te doen bij de Belastingdienst wanneer ze iets vreemds constateren. Onderscheid is echter dat klanten nu eenmaal een bankrekening nodig hebben, meestal gekoppeld aan een financiering. Bij banken speelt dat je direct wordt uitgesloten van het betalingsverkeer, wat ondernemen onmogelijk maakt.

Ondermijning

De samenleving heeft weinig moeite met de instrumenten om misdaadgeld uit te bannen, maar het toverwoord ‘ondermijning’ breidt zich inmiddels als een olievlek uit naar andere branches.

Voorbeelden uit onze praktijk; een offshorebedrijf dat ooit zaken deed met Brazilië dient zes jaar na dato haarfijn uit de doeken te doen waar een geldbedrag van 450 dollar op ziet (en dat bij een omzet van 450 miljoen).

Een gerespecteerde horecaondernemer die al meer dan 25 jaar vier eetcafés runt, dient met terugwerkende kracht per jaar aan te geven waarom hij altijd rond medio februari, maart vijf dagen lang cash bedragen afstort. Ons verweer dat dit de carnavalsperiode betreft en dat mensen dan dus bier contant kopen, gaat (nog) niet op voor deze bank. Niet uit te leggen, maar het gebeurt.  

Autohandelaren

Zo ook gerespecteerde bedrijven in de staal- en metaalsector met enorm fluctuerende bedragen en dus omzetten, transportbedrijven en natuurlijk autohandelaren. De Rabobank heeft zelfs alle autobedrijven met een omzet van beneden de vijftig miljoen de wacht aangezegd omdat de tweedehands autosector gevoelig zou zijn voor witwassen. Opmerkelijk is dat de Belastingdienst bij voornoemde transacties helemaal geen opmerkingen had en de jaarrekeningen en opgaven voor deze bedrijven en particulieren gewoon goedkeurde.

Foto ter illustratie.

Het laat zich aanzien dat de Know Your Customer-methodieken voornamelijk gehanteerd worden om de overheid te laten zien dat de banken serieus werk maken van de strijd tegen witwasserij. Maar is dat ook zo en waar blijft de redelijke en billijke belangenafweging voor de consument om over een bankrekening te beschikken?

Rechters

Rechterlijke instanties concluderen veelal dat de zorgplicht van banken vereist dat de bancaire relatie opgezegd kan worden, hoewel momenteel de trend gaande is dat rechters ook de grote belangen van toegang tot het betalingsverkeer afwegen tegen de rigide handelswijze van banken en deze soms in het voordeel van de klanten uitleggen. Zo ook de rechtbank Amsterdam in deze uitspraak van 30 april 2019. Een mooie overwinning voor deze onderneming maar of je in de toekomst zoveel baat hebt met een onder rechterlijke dwang opgelegde bankrelatie is maar zeer de vraag. 

Na opzegging ben je dus je bankrekening kwijt maar kan de informatie ook nog doorgezet worden naar de Financial Intelligence Unit (FIU). Vervolgens kan het Openbaar Ministerie weer een onderzoek kan starten.

Hawala-bankieren

Vandaar de tendens dat ondernemingen opnieuw alternatieven aan het zoeken zijn en bijvoorbeeld een eigen bank starten of gaan bankieren bij EU-lidstaten die het wat minder nauw nemen met de internationale Wft-verplichtingen. Ook het eeuwenoude, in Nederland verboden Hawala-bankieren neemt weer toe. De steeds toenemende prestatiedrang van banken om maar aan de maatstaven van de overheid te voldoen miskent totaal de ratio achter de witwaswetgeving en zorgt er juist voor dat mensen en bedrijven die men zo graag monitort, onder de radar verdwijnen. Met alle ondermijnende gevolgen van dien. 

Foto ter illustratie.

De vraag die dan ook rijst is of de banken niet opgezadeld zijn met een gebrek aan handhaving. Die taak is toebedeeld aan de FIOD en Openbaar Ministerie, daar heeft de ‘verdachte’ cliënt veel meer mogelijkheden om zijn onschuld te bewijzen. Overigens treft het afschuiven van de handhavingstaken niet alleen banken: ook financiële dienstverleners worden aldoor vaker in rol van ‘verlengstuk in de opsporing’ gedrukt.

Kosten

De overheid schuift haar eigen taken naar particulieren en ondernemers die niet voor deze taak geëquipeerd zijn en alleen maar kosten maken waar niets tegenover staat, behalve dat de klantrelatie eventueel moeten opzeggen. 

Enfin, als je weer een mail krijgt van je bank met een korte vermelding over de negatieve spaarrente en een uitgebreide uiteenzetting van een verhoging van de bankkosten, dan weet je nu waar dat aan ligt.

Wat verwachten slachtoffers en nabestaanden van een strafzaak?

0

Vanuit mijn rol als slachtofferadvocaat merk ik dat mijn cliënten niet altijd een juist beeld hebben van de mogelijkheden die ik heb om hen bij te staan in een strafzaak tegen een verdachte. Niet zelden verwijzen zij dan naar series op de televisie. Maar de werkelijkheid is helaas anders

In deze column wil ik kort stilstaan bij wat ik wel en niet kan doen bij het verlenen van bijstand aan een slachtoffer in een strafzaak.

Als een zaak zich aandient, heb ik natuurlijk overleg met het slachtoffer of met de nabestaanden. Afhankelijk van spoedeisendheid vindt dat gesprek plaats via Teams (gelukkig een positief effect van de coronamaatregelen), maar het verdient uiteraard de voorkeur om dat in persoon te doen.

Sfeer

Pas dan voel je of er een klik is en kun je de sfeer voelen en daarnaar handelen. Gelukkig werk ik nauw samen met Slachtofferhulp Nederland en vinden overleggen in zaken met meerdere slachtoffers of nabestaanden vaak bij die organisatie op kantoor plaats. Medewerkers van Slachtofferhulp hebben de mensen al veelal ontmoet en hebben daardoor een overzicht van de rol van de diverse aanwezigen bij zo’n gesprek. Dat helpt enorm bij het juist insteken van een gesprek.

Auteur van deze column is de Rotterdamse slachtofferadvocaat Nelleke Stolk.


Tijdens de eerste ontmoeting geef ik informatie over de duur en de mogelijkheden van het onderzoek door de politie, vertel ik wat er gebeurt als de zaak dan overgaat naar het Openbaar Ministerie en sta ik stil bij de verschillende rechten die een slachtoffer of nabestaande in een strafzaak heeft.

Rechten

Het zijn rechten en geen plichten, maar het is goed als mensen al kunnen nadenken over wat zij wellicht zou willen. Ook licht ik de rechten van de verdachte toe. Zijn of haar rechten zijn beduidend groter dan die van een slachtoffer of nabestaande. Ik geef eigenlijk vrij vaak het voorbeeld van een voetbalwedstrijd, waarbij het Openbaar Ministerie en de verdachte met zijn advocaat een partij spelen. De rechters zijn de scheidsrechters die de beslissingen nemen over de partij. Wij zitten aan de kant en mogen alleen het veld op om te doen waar de wet ons toestemming voor geeft. Die verhouding geeft natuurlijk frustratie bij mijn cliënten. Waarom mag de verdachte zoveel en hebben wij slechts een aantal rechten?

Zolang een onderzoek nog loopt bij de politie is de informatievoorziening heel beperkt. Ik krijg vrijwel geen informatie en het lukt mij meestal niet om door die muur heen te beuken en iets los te peuteren. Dat is eveneens frustrerend omdat het soms lijkt alsof er dan niets gebeurt in een zaak en dat de advocaat niets uithaalt.

Informeren

Ik heb een manier gevonden om ongeveer maandelijks te informeren in de lopende zaken wat de stand van zaken is in het rechercheonderzoek. Vaak is het antwoord dat het onderzoek nog gaande is en geen informatie verstrekt kan worden. Al ga ik op mijn kop staan, meer dan dat wordt het vaak niet. En ik heb ook geen middelen om dat af te dwingen. Goed onderzoek doen heeft tijd nodig. Ik krijg vaak pas informatie als de zaak wordt overgedragen vanuit de politie naar het Openbaar Ministerie.

Welke rechten heeft een slachtoffer of nabestaande op dat moment dan? Er bestaat een recht op informatie. Vragen zoals ‘welk onderzoek loopt er’, ‘wanneer is er een zitting’ en ‘hoe zit het met de hechtenis van een verdachte’ dienen dan ook beantwoord te worden.

Daarbij hoort tevens het recht op inzage of een kopie van het dossier. Dat kan echter pas als het hele onderzoek is afgerond en er bijvoorbeeld geen getuigenverhoren meer volgen. Dat kan vrij laat in een procedure zijn. Het is bepaald geen zeldzaamheid dat ik vlak voor een inhoudelijke behandeling van een strafzaak pas de stukken krijg die ik nodig heb om een vordering goed te kunnen onderbouwen en mijn cliënten voor te bereiden op de inhoud van een strafzaak.

Verwijt

Wat zegt bijvoorbeeld een verdachte over het verwijt dat aan hem of haar wordt gemaakt, welke bewijsmiddelen liggen er en wat voor straf kan uit een strafzaak komen? Als ik een dossier ontvang, zitten daar niet alle stukken in. Rapporten die wat vertellen over het reilen en zeilen van de verdachte, zijn psyche en verleden, alsmede zijn strafblad ontvang ik niet zomaar. Maar ook daarover bestaan meestal juist vragen bij slachtoffers en nabestaanden.

Dat brengt mij bij het volgende recht. Het recht om in sommige zware zaken een gesprek te hebben met de officier van justitie. Hij of zij kan vertellen wat er in een zaak kan gebeuren, kan een inschatting geven van eventuele verweren, kan conclusies uit onderzoeken (die wij dus niet ontvangen) benoemen en vragen beantwoorden. Vaak doet een officier dat niet alleen, maar is er een slachtoffercoördinator die alles regelt en zorgt dat afspraken gemaakt worden, dat wachtruimtes worden gereserveerd en stukken worden verstrekt aan de slachtofferadvocaat. Zo’n gesprek is altijd zeer verhelderend als voorbereiding op de behandeling van de strafzaak. Ik adviseer eigenlijk altijd om zo’n gesprek aan te gaan.

Spreken

Tijdens een zitting is er de mogelijkheid om te spreken (dat geldt overigens niet voor alle zaken), maar ook dat is gebonden aan regels. Verder kan namens een slachtoffer of nabestaande een schadevergoeding worden gevraagd aan een verdachte, mits hij of zij wordt veroordeeld. Ook dat laatste is weer gebonden aan specifieke regels, die gelden voor verschillende soorten schadevergoedingen. Verder moeten wij als slachtofferadvocaten de juiste en meest recente uitspraken van rechters op ons netvlies hebben, want niet zelden wordt natuurlijk op een gevraagde schadevergoeding verweer gevoerd. Het gevraagde bedrag is volgens de verdediging altijd te hoog en onredelijk belastend voor de behandeling tijdens een strafzaak (te moeilijk zogezegd).

Tijdens een zitting mag ik alleen op die twee punten iets doen. Ik mag het spreekrecht voorhouden als een cliënt dat wenst en ik mag een toelichting geven op de gevraagde schade, na reactie van het Openbaar Ministerie. De advocaat van een verdachte mag vervolgens daar weer op reageren.

En dat is lastig, zeker voor mijn cliënten, die tijdens een zitting dingen horen die misschien niet kloppen of die hen emotioneel raken. Ik mag helaas dan niet opspringen, zoals in de televisieseries wel kan, en roepen dat dat wat net gezegd werd niet juist is.

Positie

Ook mijn rol en de rol die een slachtoffer of nabestaanden heeft op een zitting moet daarom duidelijk uitgelegd worden. Dat gebeurt meerdere keren in de aanloop naar een zitting toe. Op het moment zelf is het soms toch lastig voor een slachtoffer of nabestaande om die positie vast te houden en dat is heel begrijpelijk. Het gaat immers ook deze mensen aan en er wordt gesproken over hen of over hun dierbare die zij verloren hebben.

Foto ter illustratie. Afbeelding van jessica45 via Pixabay

Eigenlijk kom je als slachtoffer of nabestaande in een rollercoaster terecht. Je hebt plotseling te maken met veel mensen die om je heen staan en iets van je willen en je hebt natuurlijk zelf ook bepaalde dingen die je wilt. En op dat punt is het toch belangrijk om een advocaat naast je te hebben, die samen met Slachtofferhulp zorgt dat de (weinige) rechten die er zijn ook daadwerkelijk benut worden. Het is immers al emotioneel zwaar genoeg om dit alleen te doen.

Gespecialiseerde slachtofferadvocaten zijn in de meeste zaken kosteloos, evenals de hulp van Slachtofferhulp. Dat is gelukkig een van de belangrijkste rechten die een slachtoffer of nabestaande heeft!

*Meer lezen van advocaat Nelleke Stolk? Blader hier terug naar haar vorige column.


Ga je voor je geluk? Of voor je gelijk?

0

Mensen vragen me weleens: “Waarom heb je geen bezwaar aangetekend tegen het seponeren van je zaak door justitie?” Aanvankelijk was ik dat wel van plan, maar uiteindelijk heb ik er vanaf gezien. Om voor mij heel duidelijke redenen.

Nadat ik op 5 mei 2013 was aangevallen door mijn ex-vriend, is veel niet gelopen zoals het zou moeten. In eerdere columns op FemkeFataal.nl schreef ik bijvoorbeeld al over sporenonderzoek dat er niet kwam en over het uitleveringsverzoek (vanwege de Belgische nationaliteit en woonplaats van mijn ex) dat pas na maanden werd uitgevaardigd. Mogelijke sporen op zijn en mijn lijf ten gevolge van mijn verdediging waren tegen die tijd allang verdwenen.

Ik was boos en gefrustreerd over de gang van zaken. De uitnodiging – liefst vier maanden na de aanval – van de officier van justitie en de rechercheur die met mijn zaak belast waren, deed goed. “We weten dat hij het gedaan heeft maar we kunnen het niet bewijzen”, vertelden ze me.

Dubbel

Ik zou een brief krijgen waarin de seponering officieel vermeld zou worden. Het voelde dubbel. Aan de ene kant voelde ik me serieus genomen en aan de andere kant hadden we nog veel vragen over de onderzoeken. In de ogen van mijn zus, die mij als advocaat bijstond, en mij had er wel degelijk meer gedaan kunnen worden. Daarom wilde ik ook na de excuses van het OM nog steeds een artikel 12-procedure – een beklagprocedure bij het gerechtshof – starten. Want veranderingen richting een goede gang van zaken bereik je niet met excuses alleen.

Annemarie Timmermans, de auteur van deze column, is veiligheidskundige en coach.


Dus wachtte ik op de brief over het sepot. Die kwam echter niet. Inmiddels liep het tegen het einde van het jaar. Op een zakelijke bijeenkomst praatte ik met wat mensen die ik daar ontmoet had. Ineens hoorde ik mezelf praten op een manier die ik niet kende. Ik klonk bitter. Dat was ik nog nooit geweest. En sterker nog: ik wilde dat niet worden.

Bureaucratie

Ik wist waar die bitterheid vandaan kwam: mijn frustratie over de gang van zaken bij politie en OM en het vooruitzicht om na het starten van een artikel 12- procedure mezelf nog lange tijd bloot te stellen aan de bureaucratie van justitie. Een coach die ik goed kende heb ik meteen daarna gevraagd om met me na te gaan of het echt een goed besluit zou zijn om dat bureaucratische gedoe achter me te laten?  Zou ik er later geen spijt van krijgen?

Het voelde als een goed besluit: ik heb mijn eerdere intentie om zo’n procedure te starten losgelaten. Zelfs toen ik na bellen met het parket uiteindelijk toch nog de brief kreeg waarin stond dat mijn zaak geseponeerd was door gebrek aan bewijs, ben ik niet van mening veranderd.

Een half jaar nadien was ik weer een keer bij mijn psycholoog voor een emdr-behandeling vanwege wat herbelevingen en vertelde ik haar over mijn beslissing zei ze: “Ga je voor je geluk of voor je gelijk?” Dat was en is voor mij helder. Ik ga voor mijn geluk. Ik weet wie het gedaan heeft en hij weet wat hij gedaan heeft.

Juiste

Inmiddels alweer zo’n acht jaar later voelt het nog altijd goed, al zijn er momenten geweest dat ik me toch weer die vraag stelde: was het wel de juiste beslissing die ik nam? Dat gebeurde met name na berichten over door stalkers omgebrachte slachtoffers zoals Linda van der Giesen en het meisje Hümeyra.

Het omgebrachte meisje Hümeyra.

“Maar wat vind jij dan van slachtoffers en nabestaanden die jarenlang blijven vechten voor gerechtigheid?”, wordt me ook weleens gevraagd. Dat is heel simpel: voor al die mensen heb ik groot respect.

Zomaar loslaten wilde ik het niet. Al snel na de aanval wist dat ik iets wilde gaan doen om meer aandacht voor preventie te vragen en het taboe te doorbreken. Stap voor stap ben ik hier inmiddels mee bezig, bijvoorbeeld met deze columns, en dat voelt goed. Het voelt als genoegdoening en als iets goed doen voor anderen.

*Lees ook de vorige column van Annemarie: ‘Nog een klap, ditmaal van de politie.’

De korte gevangenisstraf: vloek of zegen?

1

Een van de doelen van ons strafrecht en de strafoplegging is het voorkomen van recidive. Recidive is kort gezegd herhaling, oftewel opnieuw strafbare feiten plegen. Er zijn verschillende straffen mogelijk, zoals bijvoorbeeld een geldboete, taakstraf of gevangenisstraf. Welke straf voor zo min mogelijk recidive zorgt, hangt in veel gevallen van de persoon van de verdachte af. In de praktijk zie ik dat er in uiteenlopende zaken wordt gekozen voor een kortdurende gevangenisstraf.

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het kenniscentrum van justitie, heeft zeer recent cijfers gepubliceerd die iets zeggen over de recidive. Bijna de helft (47 procent) van de ex-gedetineerden die in 2017 de gevangenis verlieten, recidiveert binnen twee jaar. In de meeste gevallen is er sprake van een korte gevangenisstraf. Van de ex-gedetineerden die in 2017 de gevangenis verlieten, verbleef 54 procent korter dan een maand in de gevangenis. 20,1 procent zat tussen de één en drie maanden opgesloten. De grootste groep uitstromers uit detentie zijn dus de mensen met een kortdurende gevangenisstraf.

Praktijk

In de praktijk zie ik dat een kortdurende gevangenisstraf voor de ene verdachte een vloek is en voor de andere juist een zegen.

De auteur van deze column: strafrechtadvocaat Bo Maenen.

Recent stond ik Achmed* bij in een snelrechtzaak. Achmed had zijn leven op orde op het moment dat hij werd aangehouden tijdens een grote vechtpartij. Hij had een gezin, een mooie auto, een koopwoning en een vast arbeidscontract. Opgezweept door vrienden raakte Achmed betrokken bij een vechtpartij en verwondde hij een persoon zwaar.

Achmed werd vastgezet en zijn zaak werd na twee weken voorarrest al inhoudelijke behandeld. In de tussentijd zag ik dat mijn cliënt het heel moeilijk had in detentie, dit maakte veel indruk op hem. Ook de Reclassering rapporteerde dat Achmed een wake up-call had gekregen van de detentie en dat hij zeer gemotiveerd was om begeleid te worden om te voorkomen dat hij nogmaals de mist in zou gaan.

Oog

Ook de rechtbank had hier oog voor en Achmed mocht naar huis. Wat restte was een flinke taakstraf en nog een voorwaardelijke gevangenisstraf. Door de korte duur van de detentie had Achmed zijn stabiele factoren – zoals baan en gezin- gelukkig kunnen behouden. In deze zaak heeft de kortdurende detentie ervoor gezorgd dat Achmed hoogstwaarschijnlijk nooit meer op een dergelijke manier de fout ingaat.

Heel anders was het voor mijn cliënt Tim*. Hij had zijn leven totaal niet op de rit toen ik hem ontmoette op het politiebureau. Tim had voor de zoveelste keer een diefstal gepleegd. Hij mocht het politiebureau al vrij snel verlaten. Hij zocht hulp via de gemeente en het Leger des Heils, maar ook die konden niet veel voor hem betekenen.

Stockfoto ter illustratie van deze column. Afbeelding van Hamed Mehrnik via Pixabay

Maanden na zijn aanhouding werd de zaak inhoudelijk behandeld. Tijdens de zitting gaf Tim aan dat hij zicht had op een woning middels hulp van de gemeente. De rechtbank vond het echter een kwalijke zaak dat Tim al vaker diefstallen had gepleegd en legde hem een gevangenisstraf van vier weken op. In die weken verloor Tim het contact met zijn steunende hulpverleners en trok de gemeente het woningaanbod terug als gevolg van de detentie. Tim kwam weer met niets op straat te staan. Grote kans dat hij vervalt in oude gewoontes en dat hij mij binnenkort weer nodig heeft.

Uitwerkingen

Een korte gevangenisstraf kan aldus verschillende uitwerkingen hebben. Gevangenismedewerkers kunnen tijdens een korte detentie vaak niets voor gedetineerden opstarten op het gebied van hulpverlening. Zonder stabiele factoren kom je er dus vaker slecht vanaf.

Dit benadrukt maar weer dat rechters niet te veel moeten varen op algemene recidiveprognoses en richtlijnen. Oog voor persoonlijke omstandigheden en een bijpassende straf zullen mijns inziens ervoor zorgen dat er zo min mogelijk wordt gerecidiveerd.

*Achmed en Tim zijn gefingeerde namen.

**Meer lezen van advocaat Bo Maenen? Kijk dan ook hier.

‘Jeugdzorg’ en de zorg voor slachtoffers mensenhandel

1

Veertien jaar was ze toen ze in al haar onschuld compleet verliefd werd op hem. Hij was een paar jaar ouder dan zij, welbespraakt, intelligent en goodlooking. Hij vond haar ook lief, maar dan moest ze wel voor hem doen wat hij wilde.

Hij liet haar dan ook weten: ‘beter een hoer dan een slet.‘ Je kon maar beter betaald krijgen voor de seks, hield hij haar voor. En hoewel ze doods- en doodsbang was voor wat haar te gebeuren stond, leverde hij haar met een vriend af bij een hotel in Zuid-Oost Nederland. Ze was daar moederziel alleen.

Ze moest tegen haar wil seks hebben met een man die minstens twintig jaar ouder was en die ze alleen de dag ervoor op een foto te zien had gekregen. Ze kreeg een telefoon mee waarmee ze slechts kon worden gebeld. Zelf kon ze er niet mee bellen. Toen ze huilde, vroeg de klant haar of ze dit wel zelf wilde en of ze wel genoeg betaald kreeg. Toen ze ontkennend antwoordde, betaalde hij haar honderd euro extra en had vervolgens tegen haar wil seks met haar. De man zou later zelfmoord plegen. 

Ouders

Mijn naam is Chris Sent en ik ben onder meer slachtofferadvocaat in Amsterdam. In die hoedanigheid stond ik de ouders van dit minderjarige meisje bij als hun raadsvrouw in het strafproces.

Deze column gaat echter niet over de strafzaak. Ik wil vooral aandacht vragen voor de wijze waarop de samenleving omgaat met slachtoffers, in het onderwijs maar ook in het systeem dat ‘jeugdzorg’ heet. Een systeem dat echter lang niet (altijd) in staat blijkt om minderjarigen anders dan met een liefdeloos en repressief regime te beschermen en als middel in mijn ogen vaak erger is dan de kwaal. Alle feiten zoals ik ze in deze column heb vermeld zijn geverifieerd, in die zin dat die na klachten van de moeder zijn bevestigd door de leiding van de betreffende instelling.

Laat ik verdergaan met mijn verhaal over dit onfortuinlijke meisje dat in een hotel met een oudere man seks moest hebben tegen betaling. Haar moeder had al vrij snel door dat er wat aan de hand was. Zoals zij bijna net zo snel in de gaten had dat er een loverboy in het spel moest zijn. Het was op aandringen van de moeder, dat vervolgens een spoedmachtiging tot plaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg werd gedaan bij de kinderrechter.

Kinderrechter

Als een leeuwin vocht zij om haar dochter losgeweekt te krijgen van deze  loverboy. De spoedmachtiging werd door de kinderrechter verleend en nog diezelfde middag werd het meisje opgenomen. Twee weken later volgde de  definitieve machtiging. In die beschikking werd opgenomen dat de plaatsing elk gewenst moment – wanneer dat niet langer nodig zou zijn – weer ongedaan gemaakt kon worden.

De avond nadat het meisje was opgenomen, verwachtte haar moeder een telefoontje van de groepsleiding over hoe het gegaan was. Het bleef echter stil, zoals het later ook vaker stil bleef terwijl ze als ouder geïnformeerd had moeten worden.

Afbeelding ter illustratie. Afbeelding van cocoparisienne via Pixabay

Wat de moeder niet wist was dat haar dochter toen al was gesepareerd. Eenzaam bracht ze de nacht door, zelfs zonder de knuffel waarmee ze sinds haar geboorte onafscheidelijk was. Het meisje mocht haar knuffel niet bij zich houden. Dat moest ze ‘terugverdienen’. Trots refereerde de leiding later nog aan die gedragsinterventie.

Vernederingen

De vernederingen en de wij-zullen-jou-weleens-een-lesje-leren-maatregelen, volgden elkaar in rap tempo op, waarbij haar regelmatig duidelijk werd gemaakt dat ze hier nog lang zou blijven. Want ‘tja, die machtigingen hè, die worden toch altijd verlengd.’ Zo mocht ze haar haren niet kammen want er was ‘toch niemand voor wie zij zich mooi hoefde te maken.’

Rijp fruit werd eerst op de grond gegooid voordat ze het op moest eten. En mocht ze straks met verlof willen, dan moest ze er wel voor zorgen tijdig aan de pil te gaan. Als de motivatie op de groep niet naar de zin van de leiding was, werd aan het meisje en haar lotgenoten verteld dat ze toch alleen maar goed waren ‘in jointjes draaien en gulpen openmaken.’

Daar bleef het niet bij. Een van de leiders moest het meisje kennelijk laten weten dat ook zijn moeder in de prostitutie had gewerkt. Toen haar moeder daarover klaagde bij de leiding kreeg ze te horen dat ze dit toch vooral ‘niet persoonlijk’ moest opvatten. Alsof een dergelijke opmerking bij een minderjarige wel gepast is. Er volgden meer ongepaste opmerkingen. Velen zelfs, en bij alles leek de leiding de door haar veronderstelde op seks beluste basishouding van de minderjarigen te hanteren als grondslag voor het in te zetten beleid. Daardoor werd zelfs een bezoek van de broer van het meisje een bijna onoverkomelijk probleem.

Overstag

Na drie maanden was de maat vol en gaf de moeder aan haar dochter weer mee naar huis te willen nemen. De jeugdzorginstelling wilde hier aanvankelijk niet aan meewerken en ging pas overstag toen de moeder haar klachten en bezwaren nogmaals kenbaar had gemaakt.  

Toen was ze weer thuis, in een liefdevolle omgeving. Maar vrijwel meteen begon de ellende van traumaverwerking en de zorgen om het meisje om haar haar opleiding weer op te laten pakken. Totdat het slachtoffer de loverboy had ontmoet, was er weinig aan de hand geweest op school. Maar elke school waar de tiener zich opnieuw aanmeldde, haakte af zodra men werd geïnformeerd over de achterliggende loverboyproblematiek. De schoolloopbaan van het meisje vertoont inmiddels een gat van enkele jaren.

Dat deed vooral pijn toen de (voorwaardelijke) voorlopige hechtenis van de loverboy werd geschorst ‘omdat híj anders zijn opleiding niet kon afmaken’. Zoals het ook pijn deed dat kosten noch moeite gespaard leken te worden om voor hem wél de juiste behandeling te vinden. Ondertussen zat zijn slachtoffer thuis, in afwachting van het strafproces, een plek voor haar traumabehandeling en een plaats op een school.

Persoonlijkheidsstoornis

Na in totaal bijna drie jaren strafproces, stelden in hoger beroep zowel de kinderpsychiater als de -psycholoog bij hem een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met narcistische – en antisociale trekken vast en adviseerde het gerechtshof om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel (jeugd-tbs) op te leggen. Het advies was na tweeëneenhalf jaar zorgvuldig en breed onderzoek in de strafprocedures tot stand gekomen. Het advies van zowel Jeugdzorg als de Raad voor de Kinderbescherming luidde echter anders. Het hof nam het advies van twee, ter zitting beëdigde en uitgebreid ondervraagde gedragsdeskundigen over en legde een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op.

Voor het meisje rest het trauma, veroorzaakt door de veel oudere man die ze zonder condoom zijn gang had moeten laten gaan. Zeggen tegen anderen dat ze is verkracht mag ze niet want dat is ze niet, zo althans mag mensenhandel in ons land niet worden uitgelegd.

Schoolsysteem

Tenminste drie gemiste schooljaren vormen ondertussen een gapend gat in wat een ononderbroken ontwikkeling had moeten zijn. Daar is niet alleen hij debet aan maar evengoed het schoolsysteem dat haar blijkbaar veroordeelt.

Afbeelding ter illustratie. Het meisje op de foto is niet het slachtoffer in deze column. Afbeelding van Kleiton Santos via Pixabay

Bijna erger dan al die ellende, is het trauma dat ze heeft overgehouden aan het geweld en de vernederingen tijdens de, in haar geval slechts drie maanden gesloten plaatsing in een jeugdzorginstelling. Zij had ouders, een moeder die aan de bel bleef trekken. De meeste andere meisjes hebben dat niet. Een plek waar deze tiener veilig had moeten zijn en had moeten leren dat de liefde die ze van de loverboy kreeg geen echte liefde is, bleek de wellicht meest liefdeloze plek ooit.

En dat noemen we hier in Nederland ‘jeugdzorg’.

Nawoord: Onlangs (najaar 2021) was de politie naarstig op zoek naar een meisje dat was weggelopen uit dezelfde instelling en ‘misschien in foute handen was’, zo luidde het opsporingsbericht. De tiener werd weer gevonden.

Dat roept bij mij bepaald geen blijdschap, maar vooral veel vragen op. Hoeveel nachten ‘separeer’ zal dat deze jongere hebben opgeleverd, hoeveel meer vernederingen zal ze hebben moeten doorstaan of werd haar misschien het ‘recht om haar knuffel weer bij zich te mogen houden’ ontnomen en dat allemaal voor haar eigen bestwil? Toch wil ik ook een lans breken voor die instellingen die het wel goed doen en vaak hun nek moeten uitsteken om kinderen de zorg te kunnen geven die ze nodig hebben.

Parels van verdriet

3

Afgelopen vrijdag was het Nadia’s negentiende sterfdag. Negentien jaar is een lange tijd. Toch voelt het bij momenten nog steeds onwerkelijk dat ik mijn zus al zo lang niet meer heb gezien, geroken, gehoord of aangeraakt. Natuurlijk leeft ze voorgoed door in mijn hart. Maar de details van wie ze was, hoe ze eruit zag, hoe ze sprak en onze gezamenlijke herinneringen beginnen te vervagen.

Rationeel weet ik dat dit logisch is en dat het vervagen van mijn herinneringen niet betekent dat ik haar vergeet. Ik weet dat dit vager worden mij helpt, misschien zelfs noodzakelijk is om verder te kunnen gaan met mijn leven. Tegelijkertijd emotioneert het me soms enorm omdat het kwijtraken van herinneringen zoals hoe ze liep, hoe ze gebaarde, hoe ze lachte, hoe ze zich opmaakte of haar haar deed, ook inhoudt dat mijn zus steeds meer en definitiever uit mijn dagelijks leven verdwijnt.

Rouw

Als mensen mij daar nu naar vragen dan zeg ik weleens dat ik niet meer alleen over het gemis van mijn zus rouw. Sterker nog sinds haar overlijden in juli 2019, mis ik mijn nicht Henriëtte eigenlijk meer dan dat ik Nadia mis.

Dat is natuurlijk ook logisch want met Henriëtte heb ik veel langer nieuwe liefdevolle en leuke herinneringen kunnen maken. In tegenstelling tot Nadia heeft Henriëtte ook Peter, mijn man, gekend. Henriëtte was mijn getuige toen wij trouwden, ze heeft onze verhuizing meegemaakt evenals mijn specialisatie tot revalidatiearts.

Lucinda (links) en Henriëtte.

We zochten elkaar regelmatig op, ondernamen leuke dingen, kortom we hadden gewoon heel veel lol samen. Natuurlijk hebben we ook heel veel gehuild over haar ziekte en haar naderende levenseinde. Het zijn herinneringen waarvoor ik ontzettend dankbaar ben, maar nog veel liever had ik samen met haar op deze herinneringen terug willen kijken. Nadia’s sterfdag was direct en soms indirect elk jaar opnieuw een moment waarop Henriëtte en ik samen altijd even terugblikten. Al was het maar in de laatste plaats omdat ze wist dat ik rond 1 oktober haast standaard emotioneel onderuit ging.

Gelukt

Sinds circa een jaar, misschien anderhalf jaar, is het mij gelukt om mijzelf los te trekken uit de olievlek van rouw en verdriet. Ik zat zo vast in de drab dat ik als het ware alleen maar kon watertrappelen. Doordat ik nu niet meer functioneer vanuit ‘overleving’ voelde ik mij dit jaar misschien voor het eerst sinds Nadia’s overlijden, niet enorm verdrietig. Ik was verrast dat mijn gevoelens van gemis en verdriet – emoties die ik jarenlang haast continu voelde en die eerder altijd in hevigheid toenamen in de dagen of weken voorafgaand aan 1 oktober – nu alleen op de achtergrond aanwezig waren. Het is een opluchting om te voelen dat ik daadwerkelijk sterker ben geworden.

Toch neemt dat niet weg dat ik nieuwe gevoelens van verdriet ben gaan ervaren. Doordat ik nu niet meer ‘in die olievlek’ vastzit, kan en durf ik voor het eerst met een helikopterview terug te blikken op de jaren die achter mij liggen. Hoe ver mijn gezichtsveld ook reikt; overal zie ik alleen maar een dramatische hoeveelheid inktzwarte rouw.

Besef

Het besef en het inzicht hoe groot de verliezen zijn geweest die ik op jonge leeftijd meemaakte, de enorme impact van Nadia’s dood en de mate waarop de nasleep van haar dood, ook mijn levensloop heeft beïnvloed, maakt mij verdrietig. Ik rouw tegenwoordig niet meer alleen om het verlies van Nadia’s toekomst. Ik sta mijzelf nu toe om ook te rouwen en stil te staan bij het verlies van mijn eigen toekomst. Privé maar zeker ook in mijn carrière, heb ik zoveel kansen en mogelijkheden moeten missen doordat ik te veel in beslag werd genomen door de dramatische gevolgen van de moord op mijn zus.

Ondanks het gemis van Nadia, ben ik me ook terdege bewust dat ik veel heb om dankbaar voor te zijn. In de eerste plaats omdat ik een zus heb gehad. In de tweede plaats omdat Nadia en ik een heel hechte en liefdevolle zussenband hadden. Als peuter was Nadia dolblij toen ze begreep dat mijn moeder zwanger was. Negen maanden was zij ervan overtuigd dat ze een zusje zou krijgen. Dat een broertje ook tot de mogelijkheden behoorde, kwam niet bij haar op. Toen Nadia wakker werd op de ochtend van mijn geboorte, rende ze de slaapkamer van mijn ouders binnen, onderwijl roepend: ‘zusje, zusje, zusje!’ Gelukkig voor haar, had Nadia inderdaad een zusje gekregen.

Afbeelding ter illustratie. Photo by Ignat Kushanrev on Unsplash

De rouw over het verlies van mijn zus is gaandeweg met mij mee geëvolueerd. Door de talloze gesprekken die ik over mijn verdriet en het gemis heb gevoerd, ben ik gaan onderscheiden dat ik te maken heb gehad (en nog heb) met verschillende vormen van verlies. Tegenwoordig kan ik veel beter dan ik in de begintijd kon, uitleggen wat de impact is geweest en waarom ik zo heb geworsteld om het trauma van haar dood te boven gekomen.

Onbegrip

Wanneer ik in het verleden mensen probeerde uit te leggen hoe ik mij voelde, liep ik zo vaak tegen onbegrip aan, dat ik steeds minder ging delen. Wellicht is dat de reden dat ik ging schrijven. In mijn gedichten durfde ik daarentegen zonder terughoudendheid te schrijven over mijn gevoelens van wanhoop, eenzaamheid, verdriet, gemis, boosheid, maar vooral het verlangen naar mijn zus en het diepe verlangen om met haar herenigd te worden.

Ik schreef vooral voor mezelf. Natuurlijk hoopte ik ook mijn moeder te troosten met mijn gedichten. Tien jaar na de dood van Nadia durfde ik mijn kwetsbaarste gevoelens te publiceren in de hoop dat ik met mijn gedichten andere rouwende mensen kon steunen. ‘Parels van Verdriet – Gedichten over een zoektocht in het donker’ kwam op 29 december 2012 uit.

Lucinda’s gedichtenbundel ‘Parels van verdriet’.

Omdat het gedicht ‘Stuk’ zo goed samenvat wat ik in deze column beschrijf, sluit ik ermee af:

Stuk                                                                        

Maak me heel
Laat me helen

Ik ben gebroken,
in scherven uiteengevallen
Ik ben stuk

Mijn lust is verdampt
Mijn levenslust weggevloeid

Laat me lachen, laat me zingen,
laat me dansen
Plak mijn scherven aaneen
Lijm ze vast

Lijm een glimlach op mijn sombere gezicht

Heel mijn hart
Houd het vast
Koester het
Bescherm mij

Mag het nog van mij, van jou?

Laat me helen,
laat me huilen
Laat mijn tranen komen,
laat ze rollen over mijn gezicht

Ik kan niet meer stoppen

Mijn hart huilt
Mijn gebroken hart huilt
Laat me huilen

Om wie huil ik?

Huil ik om jou of huil ik om mezelf?
Mag ik huilen om wat ik kwijt ben?
Mag ik huilen om wat stuk is?
Mag ik huilen om wat ik heb verloren?

Ik heb jou mijn liefste zus, verloren
Toen ik jou verloor, verloor ik mijzelf

Ik besta niet meer als zus
Ik ben niet meer jouw andere helft
Jij maakte deel uit van mijn identiteit

Ik ben mezelf kwijt
Jij bent mij ontnomen

Nu zo veel jaren later
vind ik mezelf terug
Stukje bij beetje

Ik zie de fragmenten
van wie ik ooit was

Scherven van mijn vroegere bestaan
liggen in mijn handen
Incompleet

Jij ontbreekt
en papa ook

Ik wil de scherven lijmen,
maar het past niet
Stukjes ontbreken

Ik ben er stuk van

  • *Wil je meer lezen van Lucinda? Blader dan hier terug naar haar vorige column.

Omgaan met de dood en het verdriet

Lieve Bianca,

Ik probeer mezelf te motiveren om aan het werk te gaan, maar mijn daadkracht is ver te zoeken. De afgelopen twee maanden zijn een soort emotionele wervelwind geweest. Eind juli kreeg mijn moeder te horen dat haar kanker plotseling teruggekomen was. En wel zó agressief, dat er niets was dat de artsen voor haar konden doen, anders dan pijnstilling.

Ik heb direct een vlucht vanuit Australië naar Amsterdam geboekt om bij haar te kunnen zijn. Godzijdank heb ik momenteel nog een tijdelijk visum hier in Australië, waardoor ik geen toestemming hoefde te vragen om het land te verlaten.

Australische burgers en mensen met een permanent visum mogen nog steeds niet reizen, tenzij ze het groene licht krijgen. Verbijsterend maar waar. Ik heb intens medelijden met alle mensen die niet bij hun zieke of stervende familieleden mogen zijn vanwege een situatie die je eerder in Noord-Korea zou verwachten.

Facebookbericht

Op 1 augustus, de 75ste verjaardag van mijn moeder, landde ik op Schiphol en het eerste wat ik zag toen ik mijn gsm aanzette was een Facebookbericht van haar. Daarin vertelde mijn moeder aan haar Facebookvrienden dat ze stervende was en dat ze haar account ging afsluiten. Dit omdat ze het altijd zo stom en raar vond dat je nog altijd verjaardagsreminders op Facebook kreeg voor mensen die allang dood zijn.

Recherchepsychologen Cleo Brandt en Bianca Voerman zijn de auteurs van deze column. Inmiddels woont en werkt Cleo in Australië en schrijven Bianca en zij elkaar over actuele gebeurtenissen, over hun werk en soms over vroeger.

Ze voegde dezelfde dag de daad bij het woord en sloot haar account. Mijn moeder was altijd al pragmatisch en daadkrachtig en dat is ze gebleven tot het einde.

In de weken die volgden stelde ze iedereen op de hoogte van wat er ging gebeuren, nam ze afscheid van de mensen die haar lief waren en deed ze alles om te zorgen dat haar man, mijn stiefvader, wist hoe de bankzaken geregeld waren en hoe hij een pizza moest opwarmen in de combimagnetron.

Efficiënt tot het einde

We grapten dat haar grafschrift ‘efficiënt tot het einde’ moest luiden. Haar gevoel voor humor bleef ook intact. Zo hebben we samen gelachen om mijn plan om een deel van haar as in een Tupperware-potje naar Australië te vervoeren – mijn moeder was een groot fan van Tupperware en had een uitgebreide collectie, dus zo kon ze ook na haar dood ‘reizen in stijl’.

Ze presteerde het zelfs nog op 24 augustus, de dag van haar euthanasie, om een paar grappen te maken, waarmee ze het voor ons en voor de lieve huisarts die de euthanasie uitvoerde probeerde wat makkelijker te maken.

Vanaf het moment dat ze het slechtste nieuws kreeg wat je je kunt voorstellen, accepteerde ze dat. Ze vond het vooral vreselijk om te zien hoe moeilijk anderen het hadden en wenste dat ze ons die pijn kon besparen. Maar voor zichzelf was ze keihard: ‘Het is wat het is en je er boos over maken verandert er niets aan, dus je moet er maar het beste van maken.’ Over zelfbeheersing gesproken.

Moedig

Mijn moeder vond het heel gek dat mensen steeds tegen haar zeiden dat ze zo moedig was om voor euthanasie te kiezen. ‘Het is niet alsof er een aantrekkelijk plan B is’, was haar stelling. Het is onbegrijpelijk dat iemand met zo’n sterke persoonlijkheid, iemand die altijd zo aanwezig was, ineens weg is. En wij blijven achter in een vacuüm met enerzijds onze herinneringen en anderzijds alle nog niet uitgevoerde plannen.

Ik hoop dat mijn eigen daadkracht een dezer dagen terugkomt. Al ben ik ervan overtuigd dat mijn moeder een manier zal vinden om me een schop onder mijn hol te geven als het te lang duurt. Dus zo bezien is het een geruststellende gedachte dat ze altijd bij me is.

Lieve Cleo,

Je moeder was een taaie. Het is duidelijk van wie je je eigenwijze, daadkrachtige en pragmatische inborst hebt. Ze was ook ontzettend trots op wie jij bent geworden en daarmee de trouwste lezer van onze online-briefwisseling op deze website. Wat een moeilijke tijd en wat heftig en verdrietig om afscheid van haar te moeten nemen. Ik zal haar ook missen.

Leed

In ons werk neemt de dood en het leed van de levenden altijd een centrale plaats in. Dat gaat dan bijna altijd om het leed van anderen. Mensen die we niet persoonlijk kennen, maar wier verhalen we tot ons nemen, proberen te ontrafelen en die daarmee bijdragen aan het achterhalen van de waarheid.

Dat leed in je eigen leven je kan raken, is vanzelfsprekend. Maar ook als professional kun je van slag van raken door het leed van anderen. Een werk-gerelateerd posttraumatisch stresssyndroom (ptss) is een bekend fenomeen wanneer het gaat om politiemensen, militairen, zorgpersoneel en brandweermensen.

Daarbij denkt men vaak aan professionals die in de frontlinie werken en direct worden geconfronteerd met een heftig incident, die dat live meemaken en moeten handelen in het moment.

Trauma

Het lezen of horen van de verhalen van anderen of de beelden van de gebeurtenis zien, kan echter ook heel veel impact hebben. Zozeer zelfs dat je kunt spreken van een trauma. Je kunt herbelevingen krijgen van gebeurtenissen die je niet zelf hebt meegemaakt, maar die je bijvoorbeeld op beeldmateriaal of in een dossier hebt bestudeerd.

Foto ter illustratie. Afbeelding van Med Ahabchane via Pixabay

Dat kan invloed hebben op hoe je je voelt, wat je denkt, je relaties met andere mensen en hoe je je gedraagt. Ik herinner me ons nog samen op een plaats delict waar een jong kind om het leven was gebracht. Twee psychologen, allebei in bloemetjesjurk, ik was hoogzwanger. Stap voor stap gingen we de laatste uren van het kindje na aan de hand van het bewijsmateriaal. Die babykamer met de, met zorg uitgekozen knuffels en het dekentje met vrolijke opdruk in het ledikantje, zal ik nooit meer vergeten, net als wat er vervolgens in dat huis is gebeurd.

Middelpunt

Daarnaast heeft werk in het middelpunt van menselijk leed ook het risico in zich dat je erdoor afgestompt raakt. Dat je je zoveel hebt ingeleefd in de verhalen van anderen en je je best hebt gedaan om daar iets positiefs aan bij te dragen. Maar helaas lukt dat ook niet altijd en er is altijd meer werk, meer leed dan tijd en impact die je wilt bewerkstelligen.

Het voelt soms als water naar de zee dragen. Als ik nadenk over wie ik was aan het begin van mijn werkende leven, of in mijn studententijd, dan realiseer ik me dat ik toen aanzienlijk meer vertrouwen in de mensheid had dan in het heden.

Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met ons werk. Hoewel mijn privésituatie vrij stabiel en over het algemeen erg veilig en gezellig is, waan ik me tegenwoordig onveiliger en in een vijandiger wereld. Mentaal weerbaar en gezellig blijven, is telkens zoeken naar balans.

Beste

De hoeveelheid werk die op me afkomt, de impact die ik denk te maken, en de vrijheid die ik ervaar in het kiezen waaraan ik mijn tijd besteed, hangen nauw samen. Het devies van je moeder: ‘Het is wat het is en je er boos over maken verandert er niets aan, dus je moet er maar het beste van maken’, is ook op het werk een goede manier om om te gaan met wat onvermijdelijk is.

Leed en stress op het werk is één ding, maar dat ook meemaken in je privésituatie, vraagt het uiterste van onze mentale weerbaarheid. Het heeft een directe invloed op de hoeveelheid narigheid die je op het werk aankunt.

Foto ter illustratie. Photo by Erik Witsoe on Unsplash

Ik hoop dan ook dat jij het de komende periode wat rustiger hebt op werkgebied en tijd krijgt om een weg te vinden in het verlies van je moeder. Laat die motivatie om te werken en die daadkracht maar even voor wat ze zijn. Een schop onder je hol heeft je moeder je volgens mij nooit hoeven geven, dus waarom zou ze daar in haar dood ineens mee beginnen? Zij weet heus wel dat jij geen instructies nodig hebt om te leven, maar dat je altijd je eigen weg vindt.

Net als zij deed.

DONEER!

Schrijven en onderzoek doen kost tijd. Steun Femke Fataal met een maandelijkse bijdrage of doneer bij een artikel. Dan kun jij mijn verhalen blijven lezen.
doe een donatie